Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 mei 2017
- de akte na tussenvonnis van Aerarius B.V. c.s. van 14 juni 2017
- de akte van de Gemeente van 14 juni 2017
- de antwoordakte na tussenvonnis van Aerarius B.V. c.s. van 12 juli 2017
- de antwoordakte van de Gemeente van 12 juli 2017.
2.De verdere beoordeling
Bij artikel 9 lid 1 van de intentieovereenkomst is de achterliggende gedachte dat partijen gedurende het onderzoek - het doel van de intentieovereenkomst - geen handelingen verrichten die in de weg kunnen staan aan de beoogde samenwerking en daarmee aan realisatie van de beoogde ontwikkeling. Ten aanzien van de beoogde ontwikkeling die ziet op de supermarkten, was het onderzoek, zoals verwoord in de intentieovereenkomst en nader vormgegeven in de concretiseringsovereenkomst, reeds voltooid op het moment dat de Supermarktvisie was vastgesteld. Eindconclusie van DTNP is dat het plan in strijd is met lokaal, regionaal en provinciaal beleid, hetgeen in lijn is met de uitkomsten van de diverse onderzoeken. De conclusie was op dat moment dan ook dat de in de intentieovereenkomst centraal staande vraag naar aanleiding van de verrichte onderzoeken en de door DTNP gemaakte gedetailleerde beoordeling objectief gezien niet anders dan negatief kan worden beantwoord. Meer onderzoeken of meer inspanningen van partijen maken het antwoord op de vraag of de beoogde ontwikkeling wenselijk en economisch haalbaar is ook niet anders. Nu partijen zich hebben ingespannen tot een onderzoek naar de beoogde ontwikkeling, zodat een gedetailleerde beoordeling kon worden gemaakt, is de intentieovereenkomst ten aanzien van de supermarkten nagekomen. Er is niet langer sprake van “tijdens de looptijd van de onderhavige intentieovereenkomst”, hetgeen betekent dat Aerarius B.V. c.s. geen beroep meer kan doen op artikel 9 lid 1 van de intentieovereenkomst.
De gemeente behoudt bij de uitvoering van een overeenkomst als de onderhavige haar volledige publiekrechtelijke verantwoordelijkheid.
In de onderhavige situatie, waarin sprake is van een intentieovereenkomst waarin wordt onderzocht of de beoogde ontwikkeling überhaupt wenselijk en haalbaar is, kan de inhoud van artikel 9 lid 1 van de intentieovereenkomst evenmin leiden tot de verplichting/het verbod dat de Gemeente geen beleid - welk beleid vanuit de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid van de Gemeente wel wordt vereist - zou mogen vaststellen. Een andere conclusie zou leiden tot een situatie waarin de Gemeente haar wettelijke taken niet langer zou kunnen uitvoeren zodra de beoogde samenwerking en de realisatie van de beoogde plannen in het geding zouden kunnen komen, ongeacht de gevolgen daarvan voor derden en de gemeenschap. Mede op basis van regionaal en provinciaal beleid en uitkomsten van diverse onderzoeken heeft de Gemeente zich genoodzaakt geacht in te zetten op behoud van het kernwinkelgebied en heeft zij in dat kader de Supermarktvisie vastgesteld. Partijen hebben ook contractueel voorzien in de situatie dat de Gemeente vanuit haar publiekrechtelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden publiekrechtelijke rechtshandelingen verricht die niet in het voordeel zijn van aard en strekking van de intentieovereenkomst of van de voortgang van het project. Partijen zijn expliciet overeengekomen dat in een dergelijke situatie geen sprake is van een tekortkoming van de Gemeente.
Het in procedure brengen en vaststellen van de Supermarktvisie kan niet worden aangemerkt als een (rechts)handeling die de totstandkoming van de beoogde samenwerking bemoeilijkt of onmogelijk maakt. Met het vaststellen van de Supermarktvisie heeft het daartoe bevoegde orgaan, de gemeenteraad, haar oordeel gegeven over de economische haalbaarheid en wenselijkheid van de door partijen beoogde ontwikkeling. Gelet op de bedoeling van de intentieovereenkomst en de concretiseringsovereenkomst, namelijk een gezamenlijke onderzoeksinspanning, kan een dergelijke rechtshandeling naar haar aard niet in strijd zijn met artikel 9 van de intentieovereenkomst, aldus de Gemeente.
De beoogde ontwikkeling als bedoeld in de intentieovereenkomst betreft de herontwikkeling en de verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten. De definitie van de beoogde ontwikkeling is nooit gewijzigd of beperkt tot verplaatsing van de supermarkten naar het MGW-terrein.
De gemeente beperkt artikel 9 lid 1 van de intentieovereenkomst ten onrechte met een beroep op een algemeen publiekrechtelijke exoneratie. De Gemeente gaat er daarbij ten onrechte aan voorbij dat in de contracten op specifieke wijze in die publieke verantwoordelijkheid is voorzien. Artikel 3 lid 2 van de concretiseringsovereenkomst is geplaatst in de sleutel van de ruimtelijke ordeningsprocedure.
Als er al sprake was van een noodzaak om de Supermarktvisie vast te stellen, had de Gemeente op grond van artikel 7 lid 1 van de intentieovereenkomst, dan wel het daarmee vergelijkbare artikel 6 lid 1 van de concretiseringsovereenkomst, voordat zij de Supermarktvisie kon vaststellen, aan Aerarius kunnen en moeten aangeven dat dit een van belang zijnde gebeurtenis was c.q. sprake was van een onvoorziene omstandigheid. Dit heeft
De Gemeente gaat voorbij aan het gegeven dat aan de herontwikkeling van het MGW-terrein, de verplaatsing van de Metaalgaasweverij vooraf is gegaan. Gelet op deze context mocht de Gemeente haar publiekrechtelijke exoneratie alleen toepassen binnen de spelregels die de Gemeente daarvoor met Aerarius had afgesproken.
Artikel 9 lid 1 van de intentieovereenkomst kan niet zo worden uitgelegd dat elk besluit dat een andere strekking heeft dan het verlenen van medewerking aan de beoogde ontwikkeling in strijd is met dat artikel. De uitleg die Aerarius B.V. c.s. geeft aan dit artikel, ondermijnt daarmee dermate de publiekrechtelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Gemeente zoals verwoord onder andere in artikel 12 van de intentieovereenkomst en artikel 3 van de concretiseringsovereenkomst, dat voornoemde artikelen geen effect meer hebben. De uitleg die Aerarius B.V. c.s. geeft aan artikel 9 lid 1 van de intentieovereenkomst transformeert de inspanningsverplichting van de Gemeente in een resultaatsverplichting. Bovendien volgt uit artikel 4 van de intentieovereenkomst dat doel en strekking van de overeenkomst is het bewerkstelligen van een gezamenlijke onderzoeksinspanning, zodat kan worden gekomen tot een gedetailleerde beoordeling van de beoogde ontwikkeling.
Artikel 3 lid 2 van de concretiseringsovereenkomst dient niet te worden aangemerkt als opvolging van artikel 12 lid 3 van de intentieovereenkomst. Beide artikelen sluiten elkaar niet uit. Het is dus niet zo dat de Gemeente (in de visie van Aerarius B.V. c.s.) enkel ten aanzien van de procedure tot herziening van het bestemmingsplan haar publiekrechtelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden behoudt.
Partijen hebben niet beoogd om artikel 3 lid 2 van de concretiseringsovereenkomst te beperken tot van buiten komende omstandigheden. Uit de tekst van deze bepaling volgt dat het gaat om het verrichten van publiekrechtelijke bevoegdheden en het uitoefenen van publiekrechtelijke taken door de Gemeente.
Niet eerder dan dat uit een gedetailleerde beoordeling blijkt dat de beoogde ontwikkeling wenselijk en economisch haalbaar wordt geacht en een vervolgovereenkomst is gesloten, ontstaat een inspanningsverplichting ten aanzien van de benodigde planologische grondslag voor de beoogde ontwikkeling.
Met de hiervoor onder 2.9 weergegeven stelling treedt de Gemeente buiten de contouren van deze vraag.
De rechtbank zal hierna dan ook slechts ingaan op de stellingen van partijen voor zover deze hun visie inhouden op de door de rechtbank aan hen voorgehouden vraag.
Die fase hebben partijen niet bereikt.
Gedurende de looptijd van de intentieovereenkomst is planologische medewerking van de Gemeente (waarbij haar publiekrechtelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan de orde zijn die door artikel 3 lid 2 van de concretiseringsovereenkomst worden onderschreven) dan ook nog niet aan de orde.
- vast recht € 3.903,00
- salaris advocaat
€ 16.055,00(5,0 punt x tarief VIII, € 3.211,-- per punt)
Totaal € 19.958,00