ECLI:NL:RBGEL:2017:5365
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring vordering tot verwijdering van uitzichtgevende ramen en beoordeling van ondoorzichtige beplanting
In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Gelderland, is op 5 juli 2017 vonnis gewezen in een civiele procedure over de verjaring van een vordering tot verwijdering van uitzichtgevende ramen. De eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], stelden dat de ramen in hun schuur/garage al sinds 1988 aanwezig zijn en dat er sprake is van verboden uitzicht volgens artikel 5:50 BW. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen overwogen dat als het zicht vanaf de ramen niet verder reikt dan tot tegen de erfgrens staande ondoorzichtige beplanting, er geen sprake is van uitzicht in de zin van de wet. De rechtbank heeft getuigen gehoord, waaronder [getuige 1], die verklaarde dat er uitzicht was op het terrein van de buren, ondanks de aanwezigheid van bomen en struiken. De rechtbank oordeelde dat het verlangde bewijs van uitzicht gedurende 20 jaar was geleverd, maar dat de vordering tot het ondoorzichtig maken van de ramen werd afgewezen. De rechtbank heeft de vordering tot verwijdering van haag 2 toegewezen, met een dwangsom als gevolg. In reconventie werden de vorderingen van de gedaagden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.