ECLI:NL:RBGEL:2017:5365

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
282971 / HA ZA 15-261 / 17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring vordering tot verwijdering van uitzichtgevende ramen en beoordeling van ondoorzichtige beplanting

In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Gelderland, is op 5 juli 2017 vonnis gewezen in een civiele procedure over de verjaring van een vordering tot verwijdering van uitzichtgevende ramen. De eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], stelden dat de ramen in hun schuur/garage al sinds 1988 aanwezig zijn en dat er sprake is van verboden uitzicht volgens artikel 5:50 BW. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen overwogen dat als het zicht vanaf de ramen niet verder reikt dan tot tegen de erfgrens staande ondoorzichtige beplanting, er geen sprake is van uitzicht in de zin van de wet. De rechtbank heeft getuigen gehoord, waaronder [getuige 1], die verklaarde dat er uitzicht was op het terrein van de buren, ondanks de aanwezigheid van bomen en struiken. De rechtbank oordeelde dat het verlangde bewijs van uitzicht gedurende 20 jaar was geleverd, maar dat de vordering tot het ondoorzichtig maken van de ramen werd afgewezen. De rechtbank heeft de vordering tot verwijdering van haag 2 toegewezen, met een dwangsom als gevolg. In reconventie werden de vorderingen van de gedaagden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 282971 / HA ZA 15-261 / 17
Vonnis van 5 juli 2017
in de zaak van
[eiser sub 1]en
[eiser sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers in conventie
verweerders in reconventie
advocaat: mr. P.W.H. Herder te Nijmegen
tegen
[gedaagde sub 1]en
[gedaagde sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden in conventie
eisers in reconventie
advocaat: mr. D. Bercx te Nijmegen
Partijen zullen hierna weer - in mannelijk enkelvoud - [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2016
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 februari 2017
- de conclusie na enquête van [eiser] van 12 april 2017
- de conclusie na enquête van [gedaagde] van 10 mei 2017.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank blijft bij hetgeen zij in het vonnis van 28 september 2016 heeft overwogen en beslist, met dien verstande dat voor “januari 2016 tot en met maart 2016” onder 3.2 van dat vonnis gelezen moet worden “januari 2017 tot en met maart 2017”.
2.2
Naar aanleiding van dat vonnis zijn aan de zijde van [eiser] opnieuw getuigen gehoord. [gedaagde] heeft in beide fases van het getuigenverhoor afgezien van een contra-enquête.
2.3
In het vonnis van 30 september 2015 heeft de rechtbank [eiser] toegelaten te bewijzen dat de twee uitzichtgevende ramen in zijn schuur/garage al sinds 1988 aanwezig zijn. Daartoe is op 13 januari 2016 de getuige [getuige 1] ). In het vonnis van 28 september 2016 heeft de rechtbank overwogen dat als het zicht vanaf de ramen niet verder reikt dan tot tegen de erfgrens staande ondoorzichtige beplanting, naar haar oordeel geen sprake is van uitzicht als in artikel 5:50 BW bedoeld. Daarop heeft de rechtbank het getuigenverhoor heropend. Opnieuw is [getuige 1] als getuige gehoord, alsmede [eiser sub 1] .
2.4
[getuige 1] verklaarde als volgt, voor zoveel van belang. Hij heeft van 1976 tot 1988 aan de [straatnaam A] 9 gewoond. Hij heeft de houten garage kort na zijn eigendomsverkrijging zelf opgebouwd waar deze nu nog staat. De raampjes zijn nog dezelfde als toen, met uitzondering van de bovensluiting. Hij kwam vaak in de garage. Er was uitzicht op het terrein van de buren (nr. 7). Er stonden weliswaar bomen, ook voor de raampjes, maar je kon er langs kijken. Er stonden ook wat struiken, maar die waren laag. In de jaren ’80 van de vorige eeuw heeft de toenmalige nieuwe eigenaar van nr. 7 de beplantingen, met uitzondering van een paar bomen, daar verwijderd. De rododendron van de foto in het vonnis van 18 mei 2016 herinnert [getuige 1] zich niet.
2.5
[eiser sub 1] verklaarde het volgende, voor zoveel van belang. Hij en zijn vrouw wonen sinds 1988 aan de [straatnaam A] 9. Zijn vrouw gebruikt de garage de laatste 10 tot 15 jaar als atelier. Vanuit beide ramen bestond er uitzicht op het terrein van de buren (nr. 7). Het uitzicht was niet geweldig maar je kon op het terrein kijken. De foto van productie 11 bij de conclusie na enquête laat dat ook zien. Voor een van de raampjes stond een dikke boom, die is rond 1990/1991 geplant. Daarvóór stond daar een kleine naaldboom. De rododendron op de foto in het vonnis van 18 mei 2016 stond niet naast de garage maar tegen de voorkant. Die rododendron is ook te zien op de foto van productie 11. Hij stond ongeveer een meter van de hoek van de garage. De rododendron stond er nog niet in 1988.
2.6
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het verlangde bewijs geleverd. De vordering tot het ondoorzichtig maken van de ramen zal daarom worden afgewezen.
2.7
De slotsom is dat in conventie de vordering tot verwijdering van haag 2 (zie het vonnis van 30 september 2015, onder 2.2.2) zal worden toegewezen, met daaraan verbonden een dwangsom als gevorderd (vordering I van de dagvaarding). Gezien de vakantieperiode zal een wat ruimere termijn worden bepaald. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] voornemens is nieuwe hagen te planten. De vordering onder II van de dagvaarding zal daarom worden afgewezen. Nu partijen in conventie over en weer op meerdere punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten tussen hen worden gecompenseerd.
2.8
In reconventie zullen de vorderingen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
3.1
veroordeelt [gedaagde] om haag 2 (zie het vonnis van 30 september 2015, onder 2.2.2) binnen twee maanden na heden te verwijderen en verwijderd te houden van de plaats waar deze zich thans bevindt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte van een dag dat daar niet aan wordt voldaan, met een maximum van € 10.000,-;
3.2
wijst het meer of anders gevorderde af;
3.3
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie:
3.4
wijst de vorderingen af;
3.5
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van [eiser] bepaald op € 2.260,- voor kosten van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief II, 5 punten);
in conventie en in reconventie voorts:
3.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2017.