Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 mei 2016
- de akte van de Gemeente van 1 juni 2016
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 september 2016
- de akte overlegging producties van Stichting Proo van 19 januari 2017
- het proces-verbaal van getuigenverhoor en tegengetuigenverhoor, gehouden op 19 januari 2017
- de conclusie na enquête van de Gemeente
- de antwoordconclusie na enquête van Stichting Proo.
2.De verdere beoordeling
verhuizing naar de MFA het gedeelde uitgangspunt was”. De Gemeente wijst in dit verband op enkele, met een pijl aangewezen delen in een verslag van juni 2005 van de “regiegroep voor de overdracht van schoolbestuurlijke taken aan de Stichting Proo” (overgelegd als productie 2 bij conclusie na enquête). Aan deze regiegroep hebben deelgenomen zowel vertegenwoordigers van de Gemeente als van Stichting Proo, onder wie ook (de ook als getuige gehoorde)
totdat de besluitvorming over de brede scholen definitief is” en wordt over de Beatrixschool opgemerkt dat deze school “
gebouwelijk gezien buiten de brede school discussie moet worden gehouden”. Weliswaar zou daaruit kunnen worden afgeleid dat partijen het er toen al over eens waren dat de Beatrix school niet zou verhuizen naar een MFA, maar daaruit kan niet – a contrario – worden afgeleid dat de verhuizing van de Horsthoekschool een gegeven was waarvan Stichting Proo niet meer zou kunnen afwijken. Daarvoor ademt het hele verslag ook teveel de sfeer van voornemens, intenties en keuzes ter voorbereiding van nog te ontwikkelen plannen en te nemen besluiten. Ook hetgeen in het verslag staat op pagina 18 en 19 leidt niet tot de door de Gemeente daaraan verbonden conclusie. Daar wordt weliswaar gesproken van “
gebouwen van de scholen die betrokken zijn bij de vorming van brede scholen” maar deze opmerking is geplaatst in relatie tot de vraag naar de financiering van het onderhoud zolang de juridische eigendom van de gebouwen bij de Gemeente blijft.
of en wanneer” de juridische eigendom van onder meer het gebouw van de Horsthoekschool zal worden overgedragen aan Stichting Proo. Voorts staat in dit advies dat wanneer de overdracht niet doorgaat “
omdat de raad hiertoe niet wil besluiten” aan Stichting Proo een garantie moet worden gegeven voor de gedane investeringen. Uit de hiervoor cursief aangehaalde passages kan worden afgeleid dat er op dat moment tussen partijen nog geen harde afspraken waren gemaakt over de scholen die zouden gaan participeren in die brede scholen.
In de ruimtelijke opzet wordt voor de toekomst rekening gehouden met een mogelijke groei/versterking van de samenwerking, waardoor er steeds meer gemeenschappelijke overlap ontstaat en ook wordt gevraagd. Daarom wordt in de gebouwelijke opzet rekening gehouden met voldoende mate van flexibiliteit, zodat in de toekomst desgewenst (gedeeltelijk) doorgegroeid kan worden.”
Wethouder [naam getuige 4] geeft aan dat de stichting in 2007/2008 heeft gevraagd de Beatrixschool niet onder te brengen in de MFA Heerde Oost.
In mijn ogen zag die op verhuizen”. Door getuige [naam getuige 5] , destijds bij dit overleg aanwezig in zijn hoedanigheid van algemeen directeur van de Stichting Cambium, een andere bij het project brede scholen betrokken partij, is verklaard dat toen Stichting Proo verzocht om de Beatrixschool niet mee te laten gaan door hem, [naam getuige 5] , is gezegd: “
Akkoord, maar dan gaan alle overige Pro scholen wel mee.” Door deze getuigen is voorts nog verklaard dat zij menen dat de afspraak niet op papier is gezet.
(…)
bedoel is, dat wij in 2006 zouden meegaan in het onderzoek naar de MFA op basis van de intentieverklaring waarover ik het zojuist had. Er is door mij namens Proo geen afspraak gemaakt over de verhuizing van de Horsthoek school. Ik zou zo’n afspraak alleen maar kunnen maken als het achteraf bekrachtigd zou worden door het bestuur van Proo of als ik vooraf gemandateerd was om de afspraak te maken. Ik was algemeen directeur en geen directeur-bestuurder. Dat betekent dat alle besluiten door het bestuur moeten worden genomen. Ik was door het bestuur van Proo niet gemandateerd om in te stemmen met de verhuizing van de Horsthoek school want daarvoor waren nog geen concrete plannen. Op het moment waar de wethouder het in deze passage over heeft lag het onderzoek naar Heerde Oost stil nadat het contract met Fame was beëindigd. Ik meen dat het in 2008 weer is voortgezet. We hebben er in 2009 bewust voor gekozen om ons besluit aan de gemeente kenbaar te maken want op dat moment was het onderzoek naar Heerde Oost net weer opgestart en kon er dus in alle plannen en inrichting van het gebouw rekening worden gehouden met ons besluit.U vraagt hoe het kan dat de heer [naam getuige 5] , destijds bestuurder van Cambium, de afspraak op dezelfde manier interpreteert als dat de gemeente dat doet. Ik kan me dat van zijn kant voorstellen omdat er nooit expliciet onderscheid is gemaakt tussen het onderzoek en onderbrengen. Op het moment dat Proo tot andere inzichten is gekomen over deelneming aan het onderzoek was hij al geen directeur meer van Cambium.
Bij mijn weten is daarover voor de overdracht van het openbaar onderwijs aan Proo nimmer een harde afspraak gemaakt. Na de overdracht is door het bestuur van Proo ook nooit een dergelijke afspraak gemaakt. Voor het maken van een afspraak over nieuwbouw, verhuizing, fundamentele wijzigingen in de huisvestingssituatie door het bevoegd gezag van een school is nodig dat daarover advies wordt gevraagd aan de GMR. Daarover is door het bevoegd gezag nooit advies gevraagd aan de GMR. Er is in die tijd wel gesproken over voornemens tot en onderzoeken naar het vormen van een of meer MFA’s.
in zijn ogen” sprake was van een afspraak wat ruimte laat voor een andersluidend standpunt van Stichting Proo. Door [naam getuige 5] (van Stichting Cambium) is verklaard dat hij akkoord was met het erbuiten laten van de Beatrixschool als de andere Proo-scholen wel mee zouden gaan, maar door hem is niet verklaard dat Stichting Proo met die door hem geformuleerde voorwaarde heeft ingestemd. Stichting Proo heeft bovendien gewezen op een brief van [naam getuige 5] van 1 november 2007 (productie 10 bij de akte overlegging producties), gericht aan de ouders van de Cambiumscholen en met als onderwerp “Brede Scholen” waarin staat: “
Of dat(brede scholen, rb.)
vervolgens in één of meer gebouwen onder dak komt, moeten we nog maar eens bekijken”. Dat suggereert op zijn minst dat daarover toen nog geen definitief besluit was genomen. Stichting Proo heeft in dit verband nog gewezen op haar brief van 15 oktober 2009 aan het college van b&w van de Gemeente (productie 11 bij de akte overlegging producties) waarin zij schrijft dat zij de brede school als een samenwerkingsverband ziet en voorts: “
Als dit ook nog in één gebouw (een MFA) ondergebracht kan worden kan dit voordelen hebben voor de inhoudelijke samenwerking. Het is echter geen absolute voorwaarde.” Alle overgelegde stukken inzake de brede scholen en/of MFA’s hebben, zoals hiervoor al is overwogen, in hoofdzaak een oriënterend karakter en ten aanzien van het daadwerkelijk verhuizen van de Horsthoekschool bevatten die stukken geen vastlegging van enige definitieve afspraak. Bovendien is door [naam algemeen directeur] als getuige verklaard dat hij als algemeen directeur niet gemandateerd was om in te stemmen met de verhuizing van de Horsthoekschool. [naam algemeen directeur] wijst erop dat hij geen directeur-bestuurder was en dat dit meebracht dat alle besluiten door het bestuur van de stichting genomen moesten worden. Dat betekent dat een eventuele mondelinge toezegging aan de Gemeente door [naam algemeen directeur] in beginsel pas voor Stichting Proo bindend zou zijn nadat het bestuur van Stichting Proo daaraan haar goedkeuring had verleend. Van goedkeuring of instemming van het bestuur van Stichting Proo is niet gebleken. Gelet op het verstrekkende karakter van de afspraak ligt het overigens ook niet voor de hand dat die goedkeuring verleend zou worden op basis van een mondelinge toezegging van haar algemeen directeur.
Zij hebben ingestemd met deze koers”, zo staat in dit verslag. Daarop staat voorts in dit verslag: “
De heer [naam algemeen directeur] vindt dat er nu sprake is van voortschrijdend inzicht. De wens van alle betrokkenen is dan ook de Horsthoekschool op de huidige plaats te handhaven.” Uit dit citaat blijkt volgens de Gemeente dat Stichting Proo “
teruggekomen is op het akkoord over verplaatsing”. Aan het feit dat Stichting Proo zou hebben ingestemd met het volgen van een bepaalde koers kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet de betekenis worden toegekend dat partijen zich daarmee hebben vastgelegd op het verplaatsen van de school. Die “koers” betrof hooguit een gedeelde visie, neergelegd in stukken die een sterk oriënterend karakter droegen. Ook uit de andere stukken die door de Gemeente en door Stichting Proo ten behoeve van het getuigenverhoor en nadien in het geding zijn gebracht blijkt niet van een de partijen bindende afspraak tot verhuizing van de Horsthoekschool. Veeleer blijkt daaruit, zoals Stichting Proo heeft gesteld, dat partijen het stadium van het maken van bindende afspraken daarover nimmer hebben bereikt en zijn blijven steken in haalbaarheidsonderzoeken waaraan Stichting Proo bereid was mee te werken.