ECLI:NL:RBGEL:2017:5101

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
05/760013-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens bedreiging, vernieling en overtreding van een gedragsaanwijzing met bijzondere voorwaarden

Op 2 oktober 2017 heeft de Militaire Kamer van de Rechtbank Gelderland een militair uit Groesbeek veroordeeld voor bedreiging, vernieling en het handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van het bedreigen van [slachtoffer 1] met de dood en het vernielen van ramen van de woning van [slachtoffer 2]. De bedreiging vond plaats op 22 februari 2017, waarbij de verdachte dreigende woorden uitsprak, verwijzend naar zijn militaire status en wapens. Daarnaast heeft hij opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ramen van de woning van [slachtoffer 2] vernield met een hamer of bijl. De verdachte was ook aangeklaagd voor het overtreden van een gedragsaanwijzing die hem verbood contact op te nemen met [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was, evenals de vernieling. De verdachte werd vrijgesproken van stalking, omdat de gedragingen niet als stelselmatig konden worden aangemerkt. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 dagen op, met bijzondere voorwaarden waaronder verplichte behandeling en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een stoornis, en de impact van zijn gedrag op zijn kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/760013-17 en 05/760085-17
Datum uitspraak : 2 oktober 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1967 te Nijmegen,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. H.J.G. Dudink, advocaat te Beverwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 augustus 2017 en 4 september 2017 (parketnummer 05/760013-17) en 18 september 2017 (parketnummers 05/760013-17 en 05/760085-17).

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is
onder parketnummer 05/760013-17ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 februari 2017 te Groesbeek
en/of Berg en Dal, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (telkens) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1]
dreigend de woorden toegevoegd: "ook jij gaat er aan mijnheer [slachtoffer 1] " en/of
"want jij gaat er aan want ik ben soldaat. Ik zit bij de luchtmacht en ben
sergeant 1e klasse en scherpschutter. Zeg het maar, zeg het maar wat wil je
een 9 millimeter, 12 of 7 punt 65 millimeter" en/of "9 millimeter, 12 zeg het
maar. Ik dreig niet. Je gaat er aan" en/of "ik maak je kapot", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 22 februari 2017 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere, althans een ra(a)m(en) van een woning
(gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een andere of anderen dan
aan verdachte, heeft ingeslagen en/of ingegooid (met een (vuist)hamer en/of
een (kloof)bijl) en aldus dat goed/die goederen heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
Aan verdachte is
onder parketnummer 05/760085-17ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 juli 2017 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, althans
in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing
gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
strafvordering, te weten de thans geldende gedragsaanwijzing d.d. 23 mei 2017
gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland te
Arnhem, immers heeft verdachte toen opzettelijk contact opgenomen/gezocht met
de in de gedragsaanwijzing genoemde [slachtoffer 2] , zulks terwijl verdachte
zich diende te onthouden van contact met die [slachtoffer 2] ;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08 maart 2017
tot en met 10 juli 2017 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, en/of Lelystad,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft
gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] (en gezinsleden), in
elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2] (en gezinsleden), in elk
geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees
aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
ondanks een aan verdachte op 27 februari 2017 uitgereikte gedragsaanwijzing
en een aan verdachte op 26 mei 2017 uitgereikte verlenging gedragsaanwijzing
- voornoemde [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (ongewenst) telefonisch
benaderd op de huistelefoon en/of mobiele telefoon en/of voicemailberichten
achter te laten en/of
- zich meermalen, althans eenmaal, opgehouden in de buurt van de woning
(gelegen aan de [adres 2] ) van voornoemde [slachtoffer 2] en haar gezinsleden en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] , eenmaal een (tekst)bericht en/of een filmpje gestuurd
via Whats App en/of e-mail en/of
- eenmaal (ongewenst) telefonisch contact gezocht met zijn/hun zoon, [naam 1]
en/of
- eenmaal opzettelijk en wederrechtelijk een geldbedrag van 100 euro van de
bankrekening van zijn/hun dochter, [naam 2] overgeschreven/overgeboekt
naar zijn, verdachtes rekening.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/760013-17 [1]
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 22 februari 2017 belde verdachte naar [slachtoffer 1] die op dat moment in Berg en Dal was. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit. Het was niet verdachtes bedoeling om [slachtoffer 1] te bedreigen.
Beoordeling door de militaire kamer
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte in het telefoongesprek onder meer tegen hem zei: ‘Ook jij gaat er aan mijnheer [slachtoffer 1] ’ en ‘Want jij gaat er aan want ik ben soldaat. Ik zit bij de luchtmacht en ben sergeant 1e klasse en scherpschutter. Zeg het maar, zeg het maar wat wil je
een 9 millimeter, 12 of 7 punt 65 millimeter.’ en ‘9 millimeter, 12 zeg het maar. Ik dreig niet. Je gaat er aan.’
[slachtoffer 1] dacht dat als verdachte voor hem stond, verdachte hem echt iets aan zou hebben gedaan. [3]
Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij [slachtoffer 1] belde om hem de waarheid te zeggen. Verdachte was helemaal ‘over de zeik’. Het zou kunnen dat hij iets riep dat raakvlakken had met wapens. Ook had hij gezegd: ‘Ik maak je kapot.’ [4]
De militaire kamer komt tot het oordeel, gelet op vorenstaande, dat de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van de opmerking van de verdediging dat dit niet de bedoeling van verdachte was, overweegt de militaire kamer dat de bedreiging van dien aard was en onder zodanige omstandigheden geschiedde dat zij geschikt was de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen. Immers, [slachtoffer 1] wist dat verdachte militair was, zodat diens vrees dat verdachte een vuurwapen tegen hem kon gebruiken, niet denkbeeldig was.
Verdachte heeft desgevraagd ook toegegeven dat hij zich kan voorstellen dat [slachtoffer 1] zich bedreigd voelde. [5]
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 februari 2017 heeft verdachte in Groesbeek, gemeente Berg en Dal meerdere ramen van een woning aan de [adres 2] ingeslagen/ingegooid met een (vuist)hamer of (kloof)bijl. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat de woning aan zowel aangeefster als verdachte toebehoorde. Derhalve is geen sprake van wederrechtelijkheid.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer acht de vernieling van de ramen door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Niet is gebleken dat de woning en daarmee ook de ramen uitsluitend aan verdachte toebehoorden. Er is derhalve sprake van een wederrechtelijke vernieling.
Ten aanzien van parketnummer 05/760085-17 [7]
Feit 1
Geldigheid van de dagvaardingDe militaire kamer stelt vast dat de tenlastelegging zoals opgenomen onder feit 1 niet juist is; ‘het arrondissement Oost-Nederland’ is immers een niet (meer) bestaand arrondissement. De militaire kamer zal deze omissie verbeterd lezen in die zin dat zij er ‘het arrondissement Gelderland’ in leest.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 februari 2017 is aan verdachte een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast in persoon uitgereikt. [8] Op 23 mei 2017 is de verlenging van deze gedragsaanwijzing aan verdachte overhandigd. In deze gedragsaanwijzing is onder meer opgenomen dat verdachte zich moet onthouden van contact met [slachtoffer 2] . [9] Op 4 juli 2017 heeft verdachte twee maal naar het mobiele telefoonnummer van die [slachtoffer 2] gebeld. Ook heeft hij op 4 juli 2017 twee maal naar het vaste huisnummer van die [slachtoffer 2] gebeld. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit. Er is geen sprake van wederrechtelijkheid of verwijtbaarheid. Immers, verdachte verbrak telkens de verbinding voordat er daadwerkelijk contact ontstond. Bovendien heeft aangeefster zelf ook contact met verdachte opgenomen.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer verstaat de gedragsaanwijzing ex artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering in die zin dat verdachte op geen enkele wijze - direct dan wel indirect - contact met [slachtoffer 2] mocht zoeken. Deze kennelijke bedoeling van de opsteller van de gedragsaanwijzing was ook voor verdachte zelf duidelijk, getuige zijn verklaring dat zijn gedrag ‘stom’ was, omdat hij wist een gedragsaanwijzing te hebben. [11] Dat hij de verbinding beëindigde alvorens [slachtoffer 2] de telefoon opnam, doet niet af aan het feit dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met gedragsaanwijzing. De militaire kamer acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit. Bij verdachte was geen sprake van opzet.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer overweegt dat, om tot een veroordeling voor de onder 2 ten laste gelegde belaging (of stalking) te komen, sprake moet zijn van een
stelselmatigeinbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de ander (het slachtoffer). Om dit te kunnen beoordelen zijn de aard, de duur, de frequentie, de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer van belang.
Ten aanzien van de concrete gedragingen die verdachte bij het tweede gedachtenstreepje worden verweten, te weten dat verdachte zich heeft opgehouden in de buurt van de woning aan de [adres 2] , overweegt de militaire kamer dat verdachte een zakelijke relatie met de buurman had en dat hij contact met hem onderhield. Deze gedraging ziet de militaire kamer derhalve niet als een gedraging die is gericht tegen de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van de overige verweten gedragingen overweegt de militaire kamer dat uit de bewijsmiddelen niet meer volgt dan een incidenteel zoeken van contact, zodat geen sprake is van
stelselmatiginbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en haar gezinsleden. Daarom zal de militaire kamer verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/760013-17 feit 1 en 2 en onder parketnummer 05/760085-17 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten:
ten aanzien van parketnummer 05/760013-17, dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen)op
of omstreeks22 februari 2017 te
Groesbeek
en/ofBerg en Dal,
althans in Nederland,[slachtoffer 1]
(telkens)heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware
mishandeling,immers heeft verdachte
(telkens)opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1]
dreigend de woorden toegevoegd: "ook jij gaat er aan mijnheer [slachtoffer 1] " en
/of
"want jij gaat er aan want ik ben soldaat. Ik zit bij de luchtmacht en ben
sergeant 1e klasse en scherpschutter. Zeg het maar, zeg het maar wat wil je
een 9 millimeter, 12 of 7 punt 65 millimeter" en
/of"9 millimeter, 12 zeg het
maar. Ik dreig niet. Je gaat er aan"
en/of "ik maak je kapot", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks22 februari 2017 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere,
althans eenra
(a)m
(en
)van een woning
(gelegen aan de [adres 2] ),
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele
toebehoorden aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andere of anderen dan
aan verdachte,heeft ingeslagen
en/of ingegooid (met een (vuist)hamer en/of
een (kloof)bijl) en aldus
dat goed/die goederen heeft vernield
en/of
beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
en, ten aanzien van parketnummer 05/760085-17, dat:
1.
hij op
of omstreeks04 juli 2017 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
althans
in Nederland,opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing
gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
Strafvordering, te weten de
thans geldendegedragsaanwijzing d.d. 23 mei 2017
gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Gelderland,
immers heeft verdachte toen opzettelijk contact
opgenomen/gezocht met
de in de gedragsaanwijzing genoemde [slachtoffer 2] , zulks terwijl verdachte
zich diende te onthouden van contact met die [slachtoffer 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/760013-17
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van parketnummer 05/760085-17
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/76001317 feiten 1 en 2 en onder parketnummer 05/760085-17 feiten 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 4 augustus 2017, waaronder een klinische opname van maximaal 12 maanden. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht moet van het voorwaardelijk strafdeel worden afgetrokken. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.
Strafmaatoverwegingen militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 juni 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland (voorgeleiding RC),
gedateerd 5 juli 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland (rechtszitting),
gedateerd 14 augustus 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland (rechtszitting),
gedateerd 4 augustus 2017;
- een trajectconsult van het NIFP door A.G.M. Weenink, gedateerd 22 mei 2017;
- een psychologisch rapport van dr. D.J. Burck, GZ-psycholoog, gedateerd 11 juli 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging, een vernieling en een overtreding van een gedragsaanwijzing. Al deze feiten hebben zich afgespeeld in ‘huiselijke sfeer’ namelijk in relatie tot de moeder van zijn kinderen met wie verdachte in ‘vechtscheiding’ ligt. Dat geldt ook voor de bedreiging van [slachtoffer 1] .
De militaire kamer overweegt dat het om ernstige feiten gaat, waarbij er eigenlijk maar één partij écht de dupe is, te weten de kinderen. De militaire kamer hoopt aan zowel verdachte als aan aangeefster mee te geven dat het wederzijdse handelen direct weerslag heeft op de gemoedstoestand van de kinderen, terwijl zij nu juist beschermd moeten worden.
Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat verdachte lijdend is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een ongespecificeerde stoornis in het schizofrenie spectrum of andere ongespecificeerde psychotische stoornis. Verdachte was tijdens de ten laste gelegde feiten tenminste psychotisch ontregeld, door alle spanningen rondom de ‘vechtscheiding’ en een eerder ongeluk van een collega. Verdachte was door zijn stoornis niet voldoende in staat om de situatie te analyseren en de alternatieven voor zijn handelen te overzien. De psycholoog adviseert derhalve om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De militaire kamer neemt dit advies over en brengt het tot uiting in de strafoplegging.
Voorts neemt de militaire kamer in overweging dat verdachte werkzaam is bij Defensie. Er lijkt op dit moment geen sprake van een dreigend ontslag. De militaire kamer zal hiermee rekening houden in die zin dat zij met de strafoplegging wil bewerkstelligen dat ontslag niet alsnog een reëel risico wordt. Het is immers in het belang van alle betrokkenen, met name van de kinderen, dat verdachte zijn baan behoudt.
Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden overweegt de militaire kamer als volgt. De militaire kamer ziet een belangrijke meerwaarde in een ambulante behandeling van verdachte. Gebleken is dat verdachte heeft meegewerkt aan alle onderzoeken tot dusver en dat hij inmiddels een intakegesprek bij Kairos heeft gehad. De militaire kamer gaat er vanuit dat verdachte, gelet op zijn positieve houding ten aanzien van deze behandeling tot dusverre, mee zal willen werken aan een ambulante behandeling. Ten aanzien van de voorgestelde klinische behandeling overweegt de militaire kamer dat dit, gelet op het reeds ingezette hulpverleningstraject, alsmede de positieve houding van verdachte daarin, op dit moment geen meerwaarde heeft.
De militaire kamer zal een locatieverbod voor de woning aan de [adres 2] in Groesbeek opleggen. Voorts zal een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 2] worden opgelegd, behoudens voor de situatie waarin hiervoor, onder begeleiding van een door de reclassering aangewezen persoon, door de reclassering toestemming wordt gegeven. De militaire kamer kiest hiervoor om geen belemmering op te werpen voor een correcte afhandeling van de echtscheiding.
Ten aanzien van het contactverbod met de kinderen overweegt de militaire kamer dat hiervoor andere wegen te bewandelen zijn, waarbij met name kan worden gedacht aan afspraken in het kader van het op te leggen reclasseringstoezicht. Een contactverbod, zoals gevorderd door de officier van justitie, acht de militaire kamer niet in het belang van de kinderen, zodat van een dergelijk verbod zal worden afgezien. Door het op te leggen locatieverbod kan het contact met de kinderen in elk geval niet in of bij de woning aan de [adres 2] plaatsvinden.
De door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden is niet aan de orde, omdat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
De militaire kamer is van oordeel, alles in overweging nemend, dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 dagen passend en geboden is. Deze voorwaardelijke vrijheidsstraf, in combinatie met de op te leggen bijzondere voorwaarden, dient te voorkomen dat de situatie nogmaals zal escaleren. Als extra zekerheidsstelling zal de militaire kamer een proeftijd van drie jaren aan de straf verbinden.
7a. Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde [slachtoffer 2] heeft een vordering als benadeelde partij ingediend inzake parketnummer 05/760013-17, feit 2. Zij heeft een bedrag van € 350,- gevorderd wegens immateriële schade. Ter zitting is door mevrouw N. Heezen van Slachtofferhulp Nederland aangegeven dat de vordering van de benadeelde partij als ingetrokken moet worden beschouwd. Ondanks het ontbreken van een machtiging van mevrouw Heezen om op te treden namens de benadeelde partij, zal de militaire kamer, gelet op de afwezigheid van de wel opgeroepen benadeelde partij, haar niet-ontvankelijk verklaren omdat zij kennelijk geen belang meer heeft bij de vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 184a, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/760085-17 onder 2 ten laste gelegde
feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • bepaalt, dat deze gevangenisstraf
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3. zijn medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich uiterlijk binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland (Stieltjesstraat 1, 6511 AB Nijmegen, tel: 088-8041405) en zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. zich onder behandeling zal stellen van Forensische Polikliniek Kairos of een soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens Kairos/die instelling aan te geven, teneinde zich ambulant te laten behandelen voor zijn problematiek, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] 1969 te Groesbeek), wonende te ( [postcode] ) Groesbeek aan de [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, tenzij het contact plaatsvindt onder begeleiding van een door de reclassering aangewezen persoon;
7. zich niet zal bevinden in de nabijheid van de [adres 2] te Groesbeek, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter) en mr. J.B.J. Driessen, rechters,
en luitenant-kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van
mr. H.L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze
rechtbank op 2 oktober 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee van de Koninklijk Marechaussee, District Noord-Oost, opgemaakte proces-verbaal, BPS nummer 17-016311, gesloten op 23 mei 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 31; een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 67.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 31.
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 66-67.
5.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 68 e.v.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 37; een proces-verbaal van verhoor verdachte,
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee van de Koninklijk Marechaussee, District Noord-Oost, opgemaakte proces-verbaal, BPS nummer 17-002324, gesloten op 7 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 77 van het onder parketnummer 05/760013-17 opgenomen dossier (zie voetnoot 1).
9.Verlenging gedragsaanwijzing d.d. 23 mei 2017, p. 23-24.
10.Een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , p. 43; een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 28.
11.Een proces-verbaal verhoor verdachte, p. 28.