ECLI:NL:RBGEL:2017:5005

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
05/740074-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor ontucht met een 13-jarig meisje

Op 27 september 2017 heeft de Rechtbank Gelderland een 20-jarige man uit Leerdam veroordeeld voor ontucht met een 13-jarig meisje. De man, die op het moment van de feiten 18 jaar oud was, heeft het meisje naar zijn kamer meegenomen, waar zij seksuele handelingen hebben verricht. De rechtbank oordeelde dat de man zich bewust had moeten zijn van de ongelijkheid in hun relatie en de ongepastheid van de handelingen. Dit feit heeft een ernstige impact gehad op het slachtoffer en haar omgeving.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de hoofdregel is dat verdachten vanaf 18 jaar onder het volwassenenstrafrecht vallen, er in dit geval geen aanleiding was om het jeugdstrafrecht toe te passen. De man had een blanco strafblad en er was geen indicatie dat hij opnieuw in de fout zou gaan. De rechtbank hield rekening met zijn jonge leeftijd en de tijd die sinds het feit was verstreken.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de man veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op een schadevergoeding van € 1.539,20, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk werd verklaard.

De uitspraak benadrukt de ernst van ontuchtige handelingen met minderjarigen en de verantwoordelijkheden van volwassenen in dergelijke situaties. De rechtbank heeft de zaak met zorg beoordeeld, rekening houdend met de impact op het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740074-17
Datum uitspraak : 27 september 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1997 te [geboorteplaats] (Colombia), wonende te [adres] ,
raadsvrouw: mr. M.C.J. Fleur, advocaat te Leerdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met [slachtoffer] , die op dat moment 13 jaar was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2017;
- het proces-verbaal van aangifte door [naam] namens [slachtoffer] , p. 46 t/m 50;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , p. 52, 54 en 56 t/m 59.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op of omstreeks 21 november 2015 te Zaltbommel,
in ieder geval in
Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2002, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(mede
)bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten het brengen van verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] .

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het plegen van ontucht met de 13-jarige [slachtoffer] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen waarvan 238 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van het voorarrest. Verder is door de officier van justitie een taakstraf van tweehonderdveertig uur gevorderd. Hiertoe is aangevoerd dat het gaat om een ernstig feit dat veel impact op [slachtoffer] en het gezin heeft gehad. Verder is meegewogen dat het gaat om een oud feit en verdachte nog jong is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen dan wel in geval van toepassing van het volwassenenstrafrecht de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf te matigen. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte niet alleen heel jong is, maar zich ook zeer jeugdig opstelt. Verder verkeert hij in een vriendengroep met veel jonge personen. Verder is verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld, wordt de kans op herhaling niet hoog ingeschat en is veel tijd sinds het feit verstreken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 augustus 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 23 augustus 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer] .
Hij heeft haar meegenomen naar zijn kamer, met haar gezoend en seks met haar gehad. Tijdens
deze avond/nacht heeft verdachte niet naar de leeftijd van [slachtoffer] , op dat moment slechts dertien
jaar oud, gevraagd. Verdachte had zich als 18-jarige bewust dienen te zijn van de ongelijkheid in
hun verhouding en de ongepastheid van seksuele handelingen tussen hen beiden. Verdachte nam
echter het initiatief tot seks en gaf kennelijk voorrang aan zijn lustgevoelens. Het gaat om een
ernstig feit dat veel impact heeft gehad op aangeefster en haar omgeving. Dit rekent de
rechtbank verdachte aan.
De hoofdregel is dat verdachten tot 18 jaar onder het jeugdstrafrecht vallen. Verdachten vanaf 18 jaar zijn volwassen en vallen onder het volwassenenstrafrecht. Hierop is een uitzondering mogelijk. In geval de persoonlijkheid van de dader dan wel de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden hiertoe aanleiding geven, kan aan een dader tussen de 18 en 23 jaar een straf volgens het jeugdrecht worden opgelegd.
De reclassering adviseert in de zaak van verdachte het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat er geen aanwijzingen zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank onderschrijft deze conclusie en neemt deze over. Zij zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
De rechtbank zal binnen dit kader meewegen dat verdachte nog jong is en inmiddels bijna twee jaar sinds het feit is verstreken. In haar rapportage merkt de reclassering op dat een kans op herhaling niet in hoge mate aanwezig lijkt. De rechtbank merkt in dat verband op dat verdachte een blanco strafblad heeft en na dit feit niet voor andere feiten is veroordeeld.
Op grond van het voorgaande in samenhang bezien – waarbij de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening houdt met de jonge leeftijd van verdachte – acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van het voorarrest passend. Verder zal zij conform de eis van de officier van justitie een maximale taakstraf opleggen van 240 uur.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Het gaat om vergoeding van materiële schade (reis- en kledingkosten) en immateriële schade. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 2.203,82 vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om ten aanzien hiervan de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Tot slot is toewijzing van de proceskosten gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel, vermeerderd met de wettelijke rente, kan worden toegewezen. Verder heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de toe te wijzen schade te matigen en de vordering voor het overige af te wijzen. Hiertoe is aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat de gevorderde schade in verband met de aanschaf van kleding in rechtstreeks verband staat tot het feit.
Verder is met betrekking tot het smartengeld aangevoerd dat het in het ter onderbouwing bij de vordering gevoegde arrest niet gaat om een soortgelijke zaak en er ook al voor het feit problemen met [slachtoffer] – door een eerdere nare seksuele ervaring en een vechtscheiding – zijn geweest. Tot slot is aangevoerd dat [slachtoffer] heeft besloten om geen behandeling te volgen en dit eraan kan hebben bijgedragen dat haar klachten zijn verergerd dan wel langer voortduren. Daarmee kunnen naar de mening van de verdediging niet alle klachten en problemen tot het feit (causaal verband) worden herleid.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
De reiskosten (€ 39,20) zijn door de verdediging niet betwist. Zij zijn dus voor toewijzing vatbaar.
Nu naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gemaakte kosten in verband met kleding in rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de benadeelde partij met betrekking tot deze post niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Smartengeld
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Uit de stukken volgt dat [slachtoffer] als gevolg van het feit last heeft van posttraumatische stressklachten zoals nachtmerries, slaapproblemen, prikkelbaarheid, woede-uitbarstingen, concentratieproblemen en schrikgedrag (waakzaamheid). Verder is sprake van vermijdingsgedrag dat zich onder meer heeft geuit in onverklaarbare maag- en darmklachten. Verder durft zij – als onderdeel van dit vermijdingsgedrag – uit angst dat bepaalde gevoelens, gedachten en herbelevingen naar boven komen geen psychologische hulp te aanvaarden. Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk geworden dat het feit een grote impact op [slachtoffer] heeft gehad.
De rechtbank is echter ook met de verdediging van oordeel dat uit het dossier ook andere mogelijke oorzaken (een eerdere nare seksuele ervaring en de scheiding van haar ouders) van haar klachten volgen en onvoldoende is gebleken dat alle klachten enkel verband houden met het bewezenverklaarde feit. Gelet op dit voorgaande zal de rechtbank de immateriële schade, het smartengeld, als gevolg van dit feit begroten op een bedrag van € 1.500,-.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van € 1.539,20 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 november 2015.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar conform de landelijke oriëntatiepunten niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding, bestaande uit reiskosten ten behoeve van de zitting. De rechtbank acht deze vordering ter hoogte van € 42,95 toewijsbaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
o dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
En veroordeelt verdachte verder tot:
 een
taakstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het feit tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Bertens (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.F. Gielissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2017.
BIJLAGE:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 november 2015 te Zaltbommel, in ieder geval in
Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2002, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten het brengen van verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] ;

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in de bijlage te vinden.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015579388 / 2016351890, gesloten op 8 februari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.