ECLI:NL:RBGEL:2017:4986

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
C/05/273208 / HZ ZA 14-465
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullend vonnis inzake uitvoerbaarheid bij voorraad in civiele zaak

Op 27 september 2017 heeft de Rechtbank Gelderland een aanvullend vonnis gewezen in een civiele zaak tussen twee partijen, aangeduid als [eisende partij] en [gedaagde partij]. Dit vonnis betreft een verzoek tot aanvulling van een eerder vonnis van 4 januari 2017, waarin niet was beslist op de vordering om de uitvoerbaarheid bij voorraad te verklaren. De eisende partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. van de Beeten, heeft de rechtbank verzocht om deze aanvulling, terwijl de gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. J.J. Degenaar, bezwaar maakte tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad in verband met een hoger beroep dat was ingesteld tegen het eerdere vonnis.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er in het eerdere vonnis verzuimd was om te beslissen op de uitvoerbaarheid bij voorraad. De rechtbank oordeelde dat dit verzuim hersteld kon worden, ondanks het feit dat de eisende partij hoger beroep had ingesteld. De rechtbank heeft vervolgens besloten om de uitvoerbaarheid bij voorraad voor zowel de conventionele als reconventionele vorderingen te verklaren, en heeft de nodige aanvullingen op het eerdere vonnis vastgesteld.

De beslissing houdt in dat de rechtbank de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaart voor de beslissingen die in het eerdere vonnis zijn genomen, en dat deze aanvullingen op de minuut van het eerdere vonnis worden vermeld. De partijen zijn gelast om de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis aan de griffie te retourneren. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechter op de zitting in Zutphen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/273208 / HZ ZA 14-465
Aanvullend vonnis van 27 september 2017
in de zaak van

1.[naam eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
2.
[naam eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar,
tegen

1.[naam gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
2.
[naam gedaagde sub 2],
wonende te Netterden, gemeente [naam gemeente] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. I.M.G. Bakker te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 14 september 2017 heeft mr. R.H. van de Beeten namens [eisende partij] de rechtbank verzocht om aanvulling van het op 4 januari 2017 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat de rechtbank alsnog beslist in conventie op de vordering om de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Tevens heeft hij bij voorbaat kenbaar gemaakt geen bezwaar te hebben tegen een verzoek van [gedaagde partij] om het vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
1.2.
De rechtbank heeft [gedaagde partij] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten.
Bij brief van 22 september 2017 heeft mr. J.J. Degenaar namens [gedaagde partij] aan de rechtbank bericht dat [eisende partij] hoger beroep heeft ingesteld van het vonnis van 4 januari 2017, zodat het onwenselijk is dat het vonnis reeds ten uitvoer zou worden gelegd terwijl niet is uit te sluiten dat het vonnis al dan niet (gedeeltelijk) wordt vernietigd.
Ingeval de rechtbank het vonnis in conventie alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaart, verzoekt [gedaagde partij] de rechtbank om ook het vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

2.De beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 4 januari 2017 is verzuimd te beslissen op het door mr. Van de Beeten in zijn voormelde brief aangegeven onderdeel van de vordering in conventie. Hetzelfde geldt voor het door mr. Degenaar in zijn voormelde brief aangegeven onderdeel van de vordering in reconventie.
2.2.
Door geen van partijen zijn in de procedure, die heeft geleid tot het vonnis van 4 januari 2017, bezwaren geuit tegen de door de wederpartij gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Indien de rechtbank deze nevenvorderingen over en weer niet over het hoofd had gezien, zouden deze zonder meer zijn toegewezen, behoudens voor zover de rechtbank verklaringen voor recht heeft gegeven.
2.3.
De omstandigheid dat partij [eisende partij] hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 4 januari 2017, maakt niet dat dit verzuim niet kan worden hersteld. Aan partijen komt immers de bevoegdheid toe om zo nodig ingevolge artikel 351 Rv bij incident schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis te vorderen.
2.4.
De rechtbank zal het op artikel 32 Rv gebaseerde verzoek dan ook toewijzen als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
bepaalt dat na nr. 3.10 van het op 4 januari 2017 tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] gewezen vonnis dient te worden toegevoegd
“3.10a verklaart de beslissingen onder 3.2 tot en met 3.10 uitvoerbaar bij voorraad”,
in reconventie
3.2.
bepaalt dat na nr. 3.17 van het op 4 januari 2017 tussen [gedaagde partij] en [eisende partij] gewezen vonnis dient te worden toegevoegd
“3.17a verklaart de beslissingen onder 3.13 tot en met 3.15 en onder 3.17 uitvoerbaar bij voorraad”,
in conventie en in reconventie
3.3.
bepaalt dat deze aanvullingen onder de vermelding van de datum 27 september 2017 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 4 januari 2017,
3.4.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 4 januari 2017 na ontvangst van deze aanvullende beslissing aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2017.
St/Th