ECLI:NL:RBGEL:2017:4918

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 september 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
05/840197-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in mishandelingszaak

Op 22 september 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van zware mishandeling van een slachtoffer in een café in Arnhem op 26 juli 2015. De verdachte ontkende de beschuldigingen en er was geen direct bewijs dat hij de geweldshandeling had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen niet voldoende waren om de verdachte wettig en overtuigend te veroordelen. De meldingen van getuigen waren niet eenduidig en er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk had geslagen. De rechtbank concludeerde dat de aanwijzingen die naar de verdachte leidden, niet bij uitsluiting naar hem wezen. De vordering van de benadeelde partij werd om dezelfde reden niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij de mishandeling had gepleegd. De benadeelde partijen werden in hun vordering niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840197-16
Datum uitspraak : 22 september 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 september 2016 en 8 september 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 26 juli 2015 te Arnhem, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten - een gat/snee in het voorhoofd en/of - blauwe en/of gezwollen ogen en/of - een gespleten bovenlip en/of - een of meer (af)gebroken tanden, in elk geval een beschadigd gebit, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een barkruk, althans een zwaar en/of hard voorwerp tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 juli 2015 te Arnhem, openlijk, te weten in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten Café [naam 1] , gevestigd aan de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het slaan met een barkruk, althans een zwaar en/of hard voorwerp tegen het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten - een gat/snee in het voorhoofd en/of - blauwe en/of gezwollen ogen en/of - een gespleten bovenlip en/of - een of meer (af)gebroken tanden, in elk geval een beschadigd gebit, althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 26 juli 2015 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een barkruk, althans een zwaar en/of hard voorwerp tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meest Subsidiair
hij op of omstreeks 26 juli 2015 te Arnhem, [slachtoffer] heeft mishandeld door met een barkruk, althans een zwaar en/of hard voorwerp tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam.
2.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op 27 juli 2015 werd aangifte gedaan van (zware) mishandeling van [slachtoffer] . Hij zou op 26 juli 2015 in café [naam 1] aan de [adres 2] in Arnhem zijn geslagen met, naar later bleek, een barkruk. Hij werd met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis werden meerdere verwondingen geconstateerd, waaronder een forse wond op het voorhoofd. Naar aanleiding van deze aangifte heeft de politie een onderzoek ingesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, omdat naar zijn mening het strafdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Verdachte ontkent dat hij enige geweldshandeling heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt bovendien niet ondubbelzinnig dat verdachte met de barkruk heeft geslagen. Diverse getuigen hebben niet gezien wie heeft geslagen. De overige getuigen hebben van horen zeggen dat verdachte zou hebben geslagen, maar de bron van deze informatie is onbekend gebleven. Getuige [getuige 1] heeft weliswaar aan de meldkamer doorgegeven dat verdachte iemand had neergeslagen, bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij dat niet zelf heeft gezien, maar heeft gehoord. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat een man met een barkruk op het hoofd van aangever sloeg en zij heeft deze man weg zien gaan in een witte auto. Verder heeft zij verklaard dat zij had gehoord dat de man die had geslagen de eigenaar van een coffeeshop was. Verdachte werkt inderdaad, zij het in loondienst, in een coffeeshop, maar hij heeft geen witte auto en is ook niet in een witte auto vertrokken op de bewuste avond. Uit het dossier komt naar het idee van de raadsman een andere persoon naar voren als eigenaar van een coffeeshop en een witte auto, zodat mogelijk sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
In de 112-melding van getuige [getuige 1] lijkt zij verdachte aan te wijzen als degene die heeft geslagen, maar in haar verklaringen als getuige geeft zij bij herhaling aan alleen gehoord te hebben dat verdachte zou hebben geslagen.
Een tweetal processen verbaal van bevindingen leveren evenmin een getuige op die uit eigen waarneming verklaart het slaan met de kruk gezien te hebben.
Voorts acht de rechtbank van belang dat tegenover de aangifte en de voor verdachte mogelijk belastende verklaring van [getuige 2] de stellige ontkenning van verdachte staat. Weliswaar zegt [getuige 2] dat de klap is uitgedeeld door iemand die het café weer binnen kwam en zegt ook verdachte dat hij weer naar binnen is gegaan, maar hij was niet de enige. Uit de verklaring van [getuige 2] kan niet worden afgeleid dat het nu juist verdachte was die de geweldshandeling heeft gepleegd. Voor zover [getuige 2] heeft verklaard dat zij heeft gehoord dat de man, van wie zij heeft gezien dat deze de aangever met een barkruk op het hoofd heeft geslagen, eigenaar zou zijn van een coffeeshop wijst dit evenmin bij uitsluiting naar verdachte. En dat hij in een witte auto zou zijn weg gereden strookt weer niet met andere verklaringen.
Dan is er tenslotte het door verdachte kort na het voorval aan het slachtoffer verzonden sms bericht. Daar lijkt een schuldbekentenis uit te spreken, maar aan de andere kant komt daarin ook het zinnetje voor: “ Zou jou nooit iets aandoen”, dat juist wijst op ontkenning.
Alles overziende kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
3.
De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelden [slachtoffer] en [naam 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de tenlastegelegde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 83.158,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partijen, nu hij tot vrijspraak heeft gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, nu verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

4.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart
de benadeelde partij[slachtoffer]
niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 verklaart
de benadeelde partij[naam 2]
niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2017.
Mr. Ruinaard is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , inspecteur van de politie eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam IJsselwaarden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20155364888, gesloten op 24 februari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.