ECLI:NL:RBGEL:2017:4916

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
c/05/295965 HA ZA 16-28
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over samenwerkingsovereenkomst en ontbinding met betrekking tot organisatie obstacle runs in Azië

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen Check On Asia Ltd. (COA) en Strong Viking Group B.V. (SVG) over een samenwerkingsovereenkomst die op 30 mei 2015 is gesloten. De overeenkomst betrof de organisatie van obstacle runs in Azië. SVG heeft de samenwerkingsovereenkomst op 2 juli 2015 buitengerechtelijk ontbonden, wat COA betwist. COA vordert onder andere een verklaring voor recht dat de ontbinding niet rechtsgeldig is en dat SVG toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. COA vordert ook betaling van een contractuele boete van € 181.000,00 en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. SVG heeft in reconventie vorderingen ingesteld tegen COA, waaronder schadevergoeding voor tekortkomingen in de levering van finisher t-shirts en onrechtmatige beslagen die COA heeft gelegd. De rechtbank oordeelt dat SVG de samenwerkingsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden en wijst de vorderingen van COA in conventie grotendeels toe, terwijl de vorderingen van SVG in reconventie deels worden afgewezen. De rechtbank veroordeelt COA tot betaling van € 910,08 aan SVG voor onrechtmatige beslagen, maar wijst de overige vorderingen van SVG af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/295965 / HA ZA 16-28 / 546 / 560
Vonnis van 20 september 2017
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht
CHECK ON ASIA Ltd.,
gevestigd te Shenzhen (China),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAPZAL BOYS B.V.,
gevestigd te Haps,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. D.I.J. Snijders te ’s-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STRONGVIKING GROUP B.V.,
gevestigd te Wijchen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.P.M. Hennekens te Nijmegen
Partijen zullen hierna COA en Hapzal Boys en SVG worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 februari 2017,
  • de comparitie van partijen van 30 juni 2017,
  • de akte van depot van 4 juli 2017 van de zijde van Hapzal Boys.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
SVG exploiteert onder de naam Strong Viking Run
obstacle runs. Dat zijn evenementen waarbij deelnemers rennend een parcours afleggen waarbij zij onderweg obstakels tegenkomen zoals muren, prikkeldraad en sloten. [Meneer Q] is (indirect) directeur en aandeelhouder van SVG.
2.2.
Het inschrijfgeld voor deelname aan een obstacle run geeft aanspraak op een
finisher t-shirt, een t-shirt dat wordt uitgereikt aan deelnemers die over de finish komen.
2.3.
Uit een door COA in het geding gebracht
Certificate of Incorporationvan 28 november 2013 van de
Companies Registry, ondertekend door de
Registrar of Companies Hong Kong Special Administrative Region, wordt geciteerd:
I hereby certify that CheckOnAsia Co., Limited is this day incorporated in Hong Kong under the Companies Ordnance (Chapter 32 of the Laws of Hong Kong) and that this company is limited.
Als
Address of Registered Officeis vermeld:
Flat A, Floor 15, Manly Commercial Building, 15 Soy Street, Mong Kok, Kowloon, Hong Kong.
Als
Directoris vermeld [Meneer W] te [woonplaats] . Bij
Particulars of Member(s) of a Non-listed Company (Section 13)worden [Meneer W] te [woonplaats] en [meneer E] te [woonplaats] vermeld voor elk de helft van de aandelen in de vennootschap.
2.4.
SVG heeft overeenkomsten met COA gesloten voor de levering van finisher
t-shirts voor vier obstacle runs, te weten die van 28 maart 2015 (Mud Edition), 23 mei 2015 (Hills Edition), 13 en 14 juni 2015 (Water Edition) en 5 september 2015 (Color Obstacle).
2.5.
Op 30 mei 2015 hebben SVG en Check On Asia HK Ltd. een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Uit die overeenkomst wordt geciteerd:
De partijen:
1. StrongViking Group B.V. (hierna ‘StrongViking Group’), statutair gevestigd te Wijchen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [Meneer Q] ;
2. Check On Asia HK LTD (hierna ‘COA HK’), gevestigd 3/F New Times Plaza, 1 Taizi Road, Shekou, Shenzhen, 518067 Shenzhen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door [meneer R] en [meneer T] ,
Alle partijen hierna ook gezamenlijk te noemen ‘Participanten’;
(...)
Artikel 1 Doel van samenwerking
1. Participanten wensen als aandeelhouders in de op te richten Limited naar Chinees recht samen te werken, teneinde tot een optimale exploitatie van het in de considerans genoemde concept te komen [te weten de ‘Strong Viking Run’, rechtbank], zulks voor het grondgebied van Azië.
2. De samenwerking wordt per heden aangegaan en zal eindigen bij ontbinding van deze overeenkomst, dan wel het eindigen van de in artikel 2 bedoelde participatie, aldus op de dag van verkrijging van alle betreffende aandelen door een van de participanten en/of enige andere partij, onder meer in (maar niet beperkt tot) de gevallen als bedoeld in artikel 5.
(...)
Artikel 3 Inbreng
1. StrongViking Group brengt in het recht op gebruik van het concept onder de naam ‘Strong Viking Run’ voor het grondgebied van Azië en alle daarmee verbonden kennis.
2. De inbreng in de op te richten Limited zal door partijen COA HK bestaan uit het voor dit doel beschikbaar stellen van noodzakelijke kennis, mankracht en vlijt.
3. Participanten brengen voorts in financieringsmiddelen benodigd voor de exploitatie van het Project in Azië in de vorm van een aan de op te richten Limited te verstrekken geldleningen ten bedrage van € 250.000 door StrongViking Group resp. € 250.000 door COA HK gezamenlijk.
4. Voor deze inbreng ontvangen partijen geen andere vergoeding dan die in het kader van deze overeenkomst in de artikel 4 is genoemd.
(...)
Artikel 5 Exit/Drag-along
1. In geval een van beide participanten in de loop van de onderhavige samenwerking met een derde overeenstemming bereikt met overname van de door haar gehouden aandelen in de Limited door de betreffende derde, dan is deze participant verplicht aan de overdracht van de door haar/hen gehouden aandelen aan de derde alleen mee te werken, indien aan de andere participant eveneens een aanbod tot overname van de door deze gehouden aandelen wordt gedaan door de derde, waarbij dezelfde prijs en verdere voorwaarden gelden. Indien de betreffende derde minder aandelen wenst te verkrijgen in de Limited dan door de participanten op grond van het aanbod aangeboden, zullen de participanten naar verhouding van ieders aandelenbezit tot overdracht van door hen gehouden aandelen overgaan.
(...)
Artikel 6 Juridische totstandkoming samenwerking
De partijen verbinden zich in te spannen de hier bedoelde samenwerking zo snel mogelijk tot stand te brengen.
(...)
Artikel 8 Slotbepalingen
1. De partij die enige bepaling uit deze overeenkomst overtreedt, verbeurt, door de enkele overtreding, ten behoeve van de niet in gebreke zijnde partij(en) een terstond, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst nodig is, opeisbare boete van € 10.000 voor iedere overtreding en € 1.000 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van laatstgenoemde(n) om van de nalatige partij vergoeding te vorderen van schade, welke dit boetebeding, voor zover aan hem uitgekeerd, te boven gaat.
(...)
2.6.
Op 19 juni 2015 heeft [meneer E] aan [Meneer Q] per e-mail bericht:
FF voor de duidelijkheid want het kwam net best onverwachts voor mij dat je wilt stoppen met het Azië verhaal met ons. Ik wil het goed voorleggen aan [Meneer W] [ [Meneer W] , toevoeging rechtbank]. Je geeft net aan dat jij per direct wilt stoppen omdat je de samenwerking niet meer ziet zitten. (...)
2.7.
Op 20 juni 2015 heeft [Meneer Q] als volgt gereageerd:
(...)
Ik wil voor [Meneer W] terug gaat naar China van het contract af de reden is dat er bij ons totaal geen draagvlak meer is voor de samenwerking.
Een Strong Viking organiseren is een enorme operatie en als je dan niet eens in staat bent de shirts goed te leveren dan houd het voor ons op.
Verder wil ik ook weten waar de Strong Viking namen zijn vastgelegd want dat moet ook geregeld worden.
Ik wil dit snel en goed geregeld hebben bovenstaande word ook in een contract vastgelegd.
2.8.
Op 22 juni 2015 heeft [Meneer W] aan [Meneer Q] per e-mail bericht:
(...)
Het fout leveren van de shirts gaat niet op als maatstaf of COA wel of niet capabel is om een StrongViking run te organiseren in Azië.
(...)
Zoals uitgebreid besproken met jou heb ik in slechts 2 maanden tijd het volgende gedaan.
(...)
-) En voor jou het meest belangrijk, Strong Viking Asia is verwikkeld in een overname door IMG. En dat speelt wellicht ook een rol waarom jij graag onder de overeenkomst uit wilt.
(...)
IMG en SV willen snel schakelen naar China en zitten dus ook niet te wachten op allerhande problemen met het logo en de naam etc. De aanvraag voor oprichting van de HK Limited is 3 weken geleden gedaan en vrijwel alles omtrent SV is geregistreerd en aangevraagd op naam van COA. Dat moet dan over naar SV Group. (...)
2.9.
In reactie daarop heeft [Meneer Q] onder meer gemaild:
(...) Een foute levering van shirts is inderdaad geen maatstaf om samenwerking met COA te stoppen. Maar nadat het bij de Mud en ook bij de Hills fout liep hebben wij ontzettend veel negatieve reacties gekregen. (...)
2.10.
Uit een e-mail van 2 juli 2015 van H.J.J.M. van Boekel, de accountant van SVG, aan [Meneer W] en [meneer E] wordt geciteerd:
Onderwerp: Ontbinding overeenkomst
Geachte heren [Meneer W] en [meneer E] ,
Namens cliënt, Strong Viking Group, willen wij het volgende naar voren brengen in verband met de ontbinding van de voorgenomen samenwerking met betrekking tot het uitzetten van de Strong Viking Run in China.
COA is al vanaf maart 2015 niet in staat gebleken leveringen van T-shirts correct uit te voeren, niet een maar meerdere malen. Het aantal geconstateerde gebreken (te weinig, niet of verkeerd bedrukt etc) was aanzienlijk en de schade als gevolg daarvan ook.
Daarnaast is gebleken dat COA in strijd met de afspraken de rechten op de Strong Viking Run, die onbetwistbaar bij StrongViking Group liggen, op jullie eigen naam te registreren; zelfs wordt nu geschermd met eigenmachtig vermarkten van deze rechten in China dan wel Azië. Al doende hebben jullie gebruik gemaakt van kennis die jullie in het kader van de voorgenomen samenwerking hebben verkregen. Dat geeft aanleiding en recht om tot eenzijdige ontbinding van de onderliggende overeenkomst over te aan. In dit verband behoud cliënt alle rechten voor.
(...)
2.11.
COA heeft hierop gereageerd bij brief van 9 juli 2015 van haar advocaat aan SVG. In die brief staat dat de eenzijdige ontbinding niet rechtsgeldig is en niet wordt geaccepteerd en dat het niet juist is dat COA in strijd met de gemaakte afspraken de rechten op de aanduiding Strong Viking Run heeft laten registreren. Verder staat in die brief dat COA de t-shirts voor de eerste run heeft geleverd voorafgaand aan de samenwerkingsovereenkomst van 30 mei 2015 en dat zij bij de laatste run slechts 147 van de 7.500 t-shirts te weinig heeft geleverd. Voorts staat in die brief:
In voormelde e-mail d.d. 2 juli 2015 heeft uw accountant overigens niet vermeld dat SVG waarschijnlijk op korte termijn een miljoenen bod zal ontvangen op het concept Strong Viking Run, hetgeen de summiere klachten ter zake de shirts ver overstijgt. Het lijkt er sterk op dat SVG de kwestie omtrent de shirts enkel aangrijpt om zodoende bij de verkoop verlost te zijn van de samenwerking met COA.
COA kan niet instemmen met het voorstel, zoals is opgenomen in de e-mail d.d. 2 juli 2015. Voor de goede orde wijst COA erop dat de voorgenomen verkoop van het concept aan de firma IMG en/of andere firma’s in overleg met COA dient te gebeuren. COA gaat uitsluitend akkoord met een verkoop van haar 1/3-belang in de op te richten Limited naar Chinees Recht, indien aan de voorwaarden in artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst is voldaan.
In artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst hebben partijen de verplichting op zich genomen de samenwerking zo snel mogelijk tot stand te brengen. De aanvraag voor de oprichting van de HK Limited heeft al een geruime periode geleden plaatsgevonden. Namens COA verzoek ik u – en voor zover nodig sommeer ik u – mij
binnen acht dagenna heden schriftelijk te bevestigen dat SVG haar verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst zal nakomen, in het bijzonder de verplichting bestaande uit de oprichting van HK Limited. Voor zover u hieraan niet zult voldoen, stelt COA u reeds nu voor alsdan in gebreke en zult u jegens COA in verzuim geraken. Door de mededeling van uw accountant d.d. 2 juli 2015 dat u niet aan uw verplichtingen zult voldoen, bent u overigens reeds in verzuim. Hierbij wordt dan ook – conform artikel 8 van de overeenkomst – met ingang van 2 juli 2015 aanspraak gemaakt op de direct opeisbare boete van € 10.000,-- voor iedere overtreding en € 1.000,-- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
(...)
2.12.
Op 15 februari 2016 heeft SVG een dagvaarding in kort geding aan COA laten betekenen. In die dagvaarding staat dat COA ter verzekering van haar beweerdelijke vordering op 31 december 2015 derdenbeslag heeft gelegd onder de Rabobank en op 25 januari 2016 onder de belangrijkste sponsor (Discovery) en op de domeinnamen. De vordering in kort geding luidde dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank deze beslagen opheft. Voor de datum waarop het kort geding zou worden behandeld heeft COA de beslagen opgeheven.
2.13.
Uit een cessie-akte van 14 maart 2016 (derhalve van na de dagvaarding van 8 januari 2016 in deze bodemprocedure) wordt geciteerd:
Ondergetekenden:
1. de vennootschap naar buitenlands recht Check On Asia Ltd., gevestigd te 3/F, New Times Plaza, 1 Taizi Road Shekou, Shenzhen 518067, China, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, de heer [Meneer W] , hierna te noemen COA;
en
2. besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hapzal Boys BV, gevestigd te Haps aan de Schans 60, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RDK Haps BV, gevestigd te Haps aan de Schans 60, op haar beurt te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur de heer [meneer E] , hierna te noemen Hapzal Boys;
gezamenlijk hierna ook te noemen “partijen”
in aanmerking nemende dat:
 COA een vordering heeft op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Strong Viking Group BV te Wijchen ter zake opeisbare contractuele boetes uit hoofde van een samenwerkingsovereenkomst d.d. 30 mei 2015, hierna te noemen “de vordering”. De vordering vormt onderwerp van debat in een gerechtelijke procedure bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, aldaar bekend onder zaak- en rolnummer C/05/295965 16/028. In deze procedure heeft COA van Strong Viking Group BV over de periode vanaf 2 juli 2015 tot 21 december 2015 aan contractuele boetes een bedrag van € 181.000,-- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten;
(...)
zijn overeengekomen als volgt:
1. COA verkoopt en draagt hierbij in eigendom over, gelijk Hapzal Boys die koopt en bij deze in eigendom aanvaardt, de hiervoor genoemde vordering op Strong Viking Group BV.
(...)
4. Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, interessen en andere uitgaven, hoe ook genaamd, voortvloeiend uit het incasseren van de ten deze gecedeerde vordering, komen ten laste van Hapzal Boys, met inbegrip van de kosten van deze overeenkomst.
(...)
2.14.
Bij e-mail van 6 april 2016 heeft [meneer E] [Meneer Q] onder meer bericht:
Zoals u weet heeft Check on Asia Ltd. op 14 maart 2016 de vordering op StrongViking Group BV overgedragen aan Hapzal Boys BV te Haps. (...)
Het feit dat de vordering is gecedeerd, houdt tevens in dat eventuele verplichtingen tot betaling van proceskosten die zijn gemaakt voorafgaande aan de cessie c.q. schorsing eveneens zijn overgegaan naar Hapzal Boys BV. In elk geval kan ik u bevestigen dat Hapzal Boys zich bij deze verbindt tot betaling van de genoemde proceskosten, althans voor zover Hapzal Boys hiertoe wordt veroordeeld (hetgeen, zoals u zult begrijpen, niet de verwachting is).
2.15.
Bij brief van 3 mei 2017 heeft de belastingdienst aan SVG laten weten dat zij heeft vastgesteld dat COA op de facturen 2015 die zij aan SVG heeft verzonden ten onrechte bedragen ter zake van 21% VAT in rekening heeft gebracht. De belastingdienst heeft aangekondigd dat ter zake van ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting een naheffingsaanslag aan SVG zal worden opgelegd en bovendien een verzuimboete van 10%.

3.De vordering in conventie

3.1.
COA vordert bij dagvaarding dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I voor recht verklaart dat SVG de samenwerkingsovereenkomst van 30 mei 2015 niet rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden en voor recht verklaart dat SVG toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de samenwerkingsovereenkomst,
II SVG veroordeelt tot betaling aan COA van de contractuele boete van € 181.000,00 te vermeerderen met wettelijke rente,
III (de bestuurder van) SVG veroordeelt tot het staken en gestaakt houden van iedere gedraging, die (imago)schade toebrengt aan de naam CheckOnAsia, Koen [meneer E] , [meneer T] en/of gelieerde vennootschappen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat gedaagde daarmee in gebreke blijft,
IV SVG veroordeelt tot betaling aan COA van buitengerechtelijke kosten van € 2.585,00 te vermeerderen met wettelijke rente,
V SVG veroordeelt in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Bij conclusie van eis van 16 november 2016 heeft Hapzal Boys vorderingen ingesteld overeenkomstig de vorderingen in de dagvaarding onder I, II, IV en V zoals hierboven weergegeven.
3.3.
Bij akte van 16 november 2016 heeft COA gesteld dat de vorderingen onder I, II, IV en V blijven gehandhaafd, waarbij zij heeft verwezen naar de door Hapzal Boys genomen conclusie van eis genoemd onder 3.2. Zij bedoelt daarmee kennelijk dat die vorderingen worden overgenomen door Hapzal Boys. De vordering onder III heeft COA om haar moverende redenen laten varen. Zij heeft geconcludeerd dat de procedure tussen haar en SVG ter zake de vordering onder III kan worden doorgehaald, reden waarom zij geen zekerheid voor proceskosten zal stellen.

4.De vordering in reconventie

4.1.
SVG vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht verklaart dat COA is tekortgeschoten in de nakoming van de met SVG gesloten (leverings)overeenkomsten inzake de levering van finisher t-shirts;
2. COA veroordeelt tot betaling van de door SVG geleden schade als gevolg van de tekortkomingen als bedoeld onder [1] begroot op € 88.675,58, althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2015 (datum einde samenwerking) tot aan de dag der algehele voldoening;
3. voor recht verklaart dat COA onrechtmatige beslagen onder de Rabobank, Discovery en Black Sheep Media ten laste van SVG heeft gelegd;
4. COA veroordeelt tot betaling van de door SVG geleden schade als gevolg van de onrechtmatige beslagen als bedoeld onder [3] begroot op € 7.246,49, althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2016 (datum tweede beslaglegging) tot aan de dag der algehele voldoening;
5. voor recht verklaart dat COA, al dan niet onder een alias, zich onrechtmatig heeft uitgelaten inzake de samenwerking met SVG, haar vordering(en) op SVG, de financiële positie van SVG en de gestelde bedreigingen door de directeur van SVG;
6. COA veroordeelt tot betaling van de door SVG geleden schade als gevolg van de onrechtmatige uitlatingen als bedoeld onder [5] door SVG begroot op € 320.000,00, althans op een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de eis in reconventie tot aan de dag der algehele voldoening, althans deze nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
7. COA verbiedt om zich wederom onrechtmatig over SVG uit te laten, al dan niet onder een alias, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per onrechtmatige uitlating;
8. COA veroordeelt tot betaling van:
a) het door COA zonder rechtsgrond aan SVG in rekening gebrachte bedrag van € 22.949 aan VAT21% over haar facturen uit 2015, te vermeerderen met wettelijke rente;
b) een bedrag van € 2.294,90 voor de verzuimboete (10% van € 22.949) die SVG door de onrechtmatige handelwijze van COA krijgt opgelegd door de Belastingdienst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
9. COA hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, inclusief nakosten en explootkosten te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
SVG vordert voorts na wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. Hapzal Boys veroordeelt tot betaling van de proceskosten in de incidenten waartoe COA is veroordeeld bij vonnis van 5 oktober 2016, te vermeerderen met wettelijke rente;
2. Hapzal Boys veroordeelt tot betaling van de kosten van het door SVG ten laste van Hapzal Boys gelegde conservatoire derdenbeslag onder de Rabobank (in overeenstemming met de als productie 50 door SVG in het geding te brengen overzicht) van € 3.929,26, te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. Hapzal Boys hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
4.3.
SVG vordert verder na wijziging van eis voorwaardelijk dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
indien de ingestelde reconventionele vorderingen jegens COA, althans een deel, wordt toegewezen
ende vorderingen in conventie jegens SVG (deels) worden toegewezen:
4. voor recht verklaart dat de toegewezen reconventionele vorderingen worden verrekend met de veroordeling van SVG in conventie;
indien geoordeeld wordt dat geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden van de Vordering aan Hapzal Boys
enHapzal Boys niet wordt veroordeeld in de algehele proceskosten:
5. voor recht verklaart dat Hapzal Boys een toerekenbare onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens SVG door medewerking te verlenen aan de gestelde cessie van de Vordering;
6. Hapzal Boys veroordeelt tot betaling van de door SVG geleden schade als gevolg van de toerekenbare onrechtmatige daad als bedoeld onder [5], begroot op € 42.482,47, of een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.4.
De grondslagen van deze vorderingen en de ertegen gevoerde verweren komen hieronder bij de beoordeling aan de orde.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

Wie is de wederpartij van SVG?

5.1.
In haar incidentele conclusie van 2 maart 2016 (onder 3) stelt SVG dat COA niet is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. In haar conclusie van antwoord (onder 3 tot en met 33) verzoekt SVG de rechtbank te beoordelen ‘of COA wel een bestaande en rechtsgeldige onderneming is’. Zij voert in dat verband het volgende aan. De eisende partij in deze procedure is genaamd Check On Asia Ltd. In de cessie-akte van 14 maart 2016 staat dat Check On Asia Ltd. een vordering op SVG heeft, die zij aan Hapzal Boys cedeert. De samenwerkingsovereenkomst van 30 mei 2015 is door SVG echter gesloten met Check On Asia HK Ltd. (waarbij HK staat voor Hongkong). SVG concludeert dat de partij die de dagvaarding heeft uitgebracht niet de partij is met wie zij de samenwerkingsovereenkomst van 30 mei 2015 heeft gesloten. SVG spreekt er voorts haar verbazing over uit dat COA als bewijs voor haar rechtsgeldigheid een document van de Kamer van Koophandel (Companies Registry) van Hongkong in het geding heeft gebracht, terwijl zij is gevestigd te Shenzhen. Zij wijst erop dat Hongkong een afzonderlijke administratieve regio van China is. Verder signaleert SVG dat op dat bewijsstuk de naam ‘CheckOnAsia Co., Ltd’ staat, ditmaal dus met de vermelding ‘Co.’; dat er een verschil zit tussen het voor registratie verschuldigde bedrag en het bedrag dat is betaald; dat CheckOnAsia Co., Limited een ander adres heeft dan Check On Asia Ltd. dan wel Check On Asia HK Ltd. [1] ; dat de vermelding van de directeur op het inschrijvingsbewijs niet klopt; dat de inschrijving van CheckOnAsia Co., Limited van na de samenwerkingsovereenkomst dateert en bovendien inmiddels is verlopen. SVG zet verder uiteen dat er voorafgaande aan de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst discussie heeft plaatsgevonden over de vraag wie als haar wederpartij zou optreden en voorts dat het voor haar niet duidelijk is hoe het kan dat de versies van de ondertekende samenwerkingsovereenkomst van elkaar afwijken. Ook is het haar opgevallen dat COA haar nooit op een kantoor heeft uitgenodigd en dat COA zich van verschillende adressen bedient die hetzij tijdelijk zijn, hetzij aan derden toebehoren. SVG concludeert dat de rechtbank niet kan toekomen aan de beoordeling van de vorderingen van COA en Hapzal Boys voordat er zekerheid is over het bestaan en de rechtsgeldigheid van COA als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en als cedent van een vordering aan Hapzal Boys en dat er tevens duidelijkheid moet komen over het bestaan en de rechtsgeldigheid van Check On Asia HK, contractspartij bij de samenwerkingsovereenkomst. Zij verzoekt de rechtbank om COA en Hapzal Boys reeds om deze reden niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, dan wel deze af te wijzen, met hoofdelijke veroordeling in de volledige proceskosten, dan wel om op grond van de artikelen 21 en 22 Rv de gevolgtrekkingen te maken die de rechtbank geraden acht. Bovendien verzoekt zij de advocaat van COA te veroordelen tot betaling van de proceskosten op grond van artikel 245 Rv indien blijkt dat COA niet bestaat, dan wel niet komt vast te staan dat zij een bestaande rechtspersoon is.
5.2.
COA voert gemotiveerd verweer, waartoe zij het volgende stelt (conclusie van antwoord in reconventie 60 tot en met 80). Check On Asia Ltd. en CheckOnAsia Co., Limited zijn één en dezelfde partij, namelijk de partij die onder nummer [0000000] is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in Hongkong met als aanvangsdatum 28 november 2013, zoals vermeld op het als productie 56 overgelegde
certificate of incorporationvan die datum. Op bladzijde 2 van dat document staat dat [Meneer W] en [meneer E] aandeelhouders (founder members) zijn en op bladzijde 4 staat dat eerstgenoemde directeur van COA is. De onderneming heeft geen adres in Nederland, maar wel twee adressen in China, namelijk een hoofdvestiging in room 2303, 23/7 Seaview Commercial Building, 21-24 ConnaughtRoad West, Sheung Wang, Hong Kong en een nevenvestiging aan het adres 3/F New Times Plaza, 1 Taizi Road, Shekou, 518067 Shenzhen. De vermelding ‘Co.,’ in de naam is een verkorting van
companyen duidt er in verbinding met het woord
limitedop dat COA een
limited companyis, en het weglaten van de vermelding ‘Co.,’ in de naamsvermelding op de dagvaarding heeft niets te betekenen. Uit de vermelding
Received fee and levy here stated in printed figuresblijkt dat de registratiekosten zijn voldaan. De hiervoor vermelde gegevens zijn openbaar toegankelijk via de websites www.cr.gov.hk en www.icris.cr.gov.hk/csci/cns search.jsp. COA wijst er verder op dat SVG het bestaan van COA nooit in twijfel heeft getrokken voorafgaande aan de procedure tot het moment dat zij dat verweer in de procedure ging voeren.
5.3.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Uit het in het geding gebrachte
certificate of incorporationblijkt genoegzaam dat CheckOnAsia Co., Limited een in Hongkong geregistreerde rechtspersoon is met [Meneer W] en [meneer E] als aandeelhouders en eerstgenoemde als bestuurder. COA verklaart als dagvaardende partij in deze procedure uitdrukkelijk dat zij en deze onderneming een en dezelfde zijn. Op de comparitie waren de heren [Meneer W] en [meneer E] aanwezig. In deze procedure zal er daarom van worden uitgegaan dat de partij die de dagvaarding heeft uitgebracht de rechtspersoon is die onder nummer [0000000] in de Kamer van Koophandel te Hongkong is ingeschreven met de naam CheckOnAsia Co., Limited. Dat bij COA de vermelding ‘Co.,’ ontbreekt en spaties zijn toegevoegd is van ondergeschikt belang en maakt voorgaand oordeel niet anders. Datzelfde geldt voor de tegenwerpingen van SVG die zien op de betaling van registratievergoedingen en de vermelding in het
certificate of incorporationvan adressen en andere gegevens. Uit deze gegevens, die van ondergeschikte aard zijn, kan niet worden afgeleid dat er naast de rechtspersoon die onder nummer [0000000] in Hongkong is ingeschreven, nog een andere vennootschap met dezelfde of een daarop lijkende naam bestaat. De conclusie is dat COA en Hapzal Boys niet om deze reden niet-ontvankelijk zullen worden verklaard en dat de vorderingen niet om deze reden zullen worden afgewezen en ook de gevorderde veroordeling van de advocaat in de proceskosten op grond van artikel 245 Rv niet toewijsbaar is.
5.4.
Voor het geval dat de rechtbank oordeelt dat COA een bestaande en rechtsgeldige onderneming is, welk geval zich voordoet (zie hiervoor onder 5.3), voert SVG het verweer dat deze onderneming niet de onderneming is die de samenwerkingsovereenkomst van 30 mei 2015 met SVG heeft gesloten. Zij voert daartoe aan dat als haar wederpartij op de overeenkomst is vermeld: ‘Check On Asia HK LTD (hierna ‘COA HK’), gevestigd 3/F New Times Plaza, 1 Taizi Road, Shekou, Shenzhen, 518067 Shenzhen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door [meneer R] en [meneer T] ’ en dat in de overeenkomst consequent de afkorting ‘COA HK’ wordt gebruikt. SVG concludeert dat haar wederpartij niet COA is maar COA HK.
5.5.
Ter zitting heeft COA hierover naar voren gebracht dat er ten tijde van het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst maar één onderneming was met de naam Check On Asia, te weten de hiervoor bedoelde onderneming die in Hongkong is ingeschreven onder de naam CheckOnAsia Co., Limited. Zij heeft welisaar ter comparitie in dit verband aangevoerd dat er ook een onderneming is met de naam Check On Asia International, maar deze is pas later opgericht. Er bestaat geen onderneming met de toevoeging HK in de geregistreerde naam. De letters HK achter de naam Check On Asia duiden slechts aan dat deze onderneming is geregistreerd in Hongkong.
5.6.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Uit de wijze waarop SVG zich voorafgaande aan deze procedure heeft opgesteld, wordt afgeleid dat SVG de partij met wie zij overeenkomsten heeft gesloten over de levering van t-shirts, te weten COA, vertegenwoordigd door [Meneer W] en [meneer E] , steeds ook heeft beschouwd als haar wederpartij bij de samenwerkingsovereenkomst. Dat blijkt uit het verband dat SVG in de e-mail van 2 juli 2015 legt tussen de gestelde gebrekkige levering van t-shirts en de samenwerkingsovereenkomst. COA heeft in deze procedure bevestigd dat zij de partij is die de samenwerkingsovereenkomst met SVG is aangegaan en dat er niet een andere partij bestaat waarvan de geregistreerde naam Check On Asia HK luidt. Dit een en ander is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om er in deze procedure vanuit te gaan dat de wederpartij van SVG bij de samenwerkingsovereenkomst de hiervoor bedoelde bij de Kamer van Koophandel te Hongkong geregistreerde partij is, ook al wordt zij in die overeenkomst COA HK genoemd.
zekerheid voor proceskosten
5.7.
SVG stelt subsidiair dat COA niet heeft voldaan aan de bij vonnis van 5 oktober 2016 uitgesproken veroordeling om zekerheid te stellen voor de proceskosten. Zij verzoekt de rechtbank COA in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, waarbij zij een beroep doet op artikel 616 lid 3 sub a Rv.
5.8.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Nu COA vanwege de gestelde cessie geen aanspraak meer maakt op toewijzing van de vorderingen onder I, II, IV en V en zij de vordering onder III heeft laten varen, liggen er in deze procedure geen vorderingen van COA meer ter beoordeling voor. De vraag of COA in haar vorderingen kan worden ontvangen, is daarom niet van belang.
cessie
5.9.
SVG heeft als verweer gevoerd dat de vorderingen als weergegeven in de cessie-akte van 14 maart 2016 niet rechtsgeldig aan Hapzal Boys zijn gecedeerd. Ook dat verweer faalt. Anders dan SVG betoogt, is het naar het oordeel van de rechtbank immers COA die rechthebbende op die vorderingen is, en heeft zij die vorderingen als rechthebbende daarom ook rechtsgeldig kunnen cederen. Uit het
certificate of incorporationleidt de rechtbank af dat [Meneer W] haar daarbij heeft kunnen binden.
5.10.
Voor het geval dat de rechtbank oordeelt dat de cessie rechtsgeldig is geschied, welk geval zich voordoet (zie hiervoor onder 5.9), voert SVG het verweer dat uitsluitend de vordering onder II (en V) is gecedeerd, namelijk de vordering tot betaling van de contractuele boete. Zij voert daartoe aan dat uit de cessie-akte en de koopovereenkomst volgt ‘dat uitsluitend de vermeend verbeurde contractuele boete is overgedragen en niet de samenwerkingsovereenkomst zelf’. SVG concludeert daaruit dat de vordering onder I niet is overgedragen. De vordering onder IV tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is volgens haar ook niet overgegaan, omdat deze kosten uit hun aard dateren van voor de datum van de dagvaarding en toen had de cessie nog niet plaatsgevonden. SVG wijst er voorts op dat in artikel 4 van de cessie-akte staat dat de zogenaamde buitengerechtelijke kosten ‘voortvloeiend uit het incasseren van de gecedeerde vordering’ ten laste komen van Hapzal Boys. Dat is volgens SVG geen cessie van reeds gemaakte kosten, maar ziet duidelijk op kosten die ontstaan of opkomen na de cessie. De vordering onder IV heeft echter betrekking op kosten van COA voorafgaande aan de dagvaarding.
5.11.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Wat precies de vordering is die COA aan Hapzal Boys heeft overgedragen, moet worden vastgesteld door uitleg van de cessie-overeenkomst. Hoewel COA en Hapzal Boys achter de eerste bullet van de considerans ‘de vordering’ in de zin van de cessie-akte hebben gedefinieerd als de vordering ter zake opeisbare contractuele boetes uit hoofde van een samenwerkingsovereenkomst d.d. 30 mei 2015, hebben zij direct daarop volgend vermeld dat deze vordering is ingesteld te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Artikel 1 van de cessie-akte slaat vervolgens terug op ‘de hiervoor genoemde vordering’. Afgezien van een letterlijke interpretatie van deze bewoordingen, is er geen reden om aan te nemen dat partijen bij de cessie de vordering tot vergoeding van rente en kosten van de cessie hebben willen uitsluiten. De rechtbank gaat er daarom van uit dat ook de vorderingen strekkende tot vergoeding daarvan zijn gecedeerd.
ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst, toerekenbare tekortkoming SVG
(vordering in conventie onder I)
5.12.
In de e-mail van 2 juli 2015 van haar accountant noemt SVG twee verwijten op grond waarvan zij de samenwerkingsovereenkomst van 30 mei 2015 buitengerechtelijk ontbindt. Het eerste verwijt luidt dat COA vanaf maart 2015 niet in staat is gebleken bestelde t-shirts correct te leveren. Het tweede verwijt luidt dat COA in strijd met gemaakte afspraken de rechten op de Strong Viking Run op haar eigen naam heeft laten registreren. Volgens COA rechtvaardigen deze verwijten de ontbinding van de overeenkomst niet. Tegen het eerste verwijt brengt zij onder meer in dat de verkoop en levering van t-shirts los staat van de samenwerking omtrent StrongViking Asia en dat er geen sprake is van een tekortkoming in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. Tegen het tweede verwijt brengt COA in dat het niet juist is dat COA de rechten op Strong Viking Run op eigen naam in China heeft laten registreren.
5.13.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Het verwijt van SVG dat ziet op de levering van t-shirts heeft betrekking op de nakoming van verbintenissen die voortvloeien uit afzonderlijke overeenkomsten tot verkoop en levering van t-shirts. Het heeft dus geen betrekking op de nakoming van verbintenissen die voortvloeien uit de samenwerkingsovereenkomst. Tekortkomingen in de nakoming van verbintenissen uit die andere overeenkomsten geven SVG niet de bevoegdheid de samenwerkingsovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 BW). Het verwijt van SVG dat ziet op registratie van haar rechten van intellectuele eigendom op naam van COA is onvoldoende toegelicht. COA heeft reeds bij dagvaarding het verweer gevoerd dat zij geen rechten van intellectuele eigendom van SVG op haar naam heeft laten registreren en dat uit de registers waarin deze rechten zijn geregistreerd niet blijkt dat dit anders is. Het had op de weg van SVG gelegen naar aanleiding van dit verweer meer specifiek te stellen, en te onderbouwen dat COA wel rechten van intellectuele eigendom van SVG op haar naam heeft laten registreren. SVG heeft echter volstaan met verwijzing naar een passage in de e-mail van 22 juni 2015 van [Meneer W] aan [Meneer Q] (conclusie van antwoord 93 en 94, 145). Dat is gezien het verweer van COA niet voldoende. De conclusie is dat de beide genoemde verwijten SVG niet de bevoegdheid geven de samenwerkingsovereenkomst te ontbinden. De rechtbank zal daarom voor recht verklaren dat SVG de samenwerkingsovereenkomst van 30 mei 2015 niet rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden zoals gevorderd in conventie onder I.
5.14.
De stelling dat SVG toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst is kennelijk gericht op het verkrijgen van een veroordeling van SVG tot betaling van boetes. Gezien het hierna te geven oordeel over de verschuldigdheid van de boetes, heeft Hapzal Boys geen belang bij een afzonderlijke verklaring voor recht over de toerekenbare tekortkoming. Die verklaring wordt reeds daarom niet gegeven.
contractuele boete
(vordering in conventie onder II)
5.15.
Aan haar vordering SVG te veroordelen contractuele boetes te betalen, legt Hapzal Boys het volgende ten grondslag. Voor de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst op 2 juli 2015 bestond geen geldige reden, althans deze ontbinding was niet gerechtvaardigd. De ontbindingsverklaring heeft daarom geleid tot het verzuim van SVG (Hoge Raad 8 juli 2011, NJ 2012, 684). Bij brief van 9 juli 2015 heeft COA SVG gesommeerd om binnen acht dagen te bevestigen dat zij alsnog haar medewerking zal verlenen aan de oprichting van de limited naar Chinees recht en dat zij zal overgaan tot storting van het bedrag van € 250.000,00. SVG is deze verplichtingen echter niet nagekomen. Hapzal Boys concludeert ook daaruit dat SVG in verzuim is komen te verkeren. Daarom is SVG op grond van artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst gehouden tot betaling van een boete van € 10.000,00 te vermeerderen met 171 keer € 1.000,00, dat is voor elke dag vanaf 2 juli 2015 tot 21 december 2015.
5.16.
SVG brengt hier het volgende tegen in. Hapzal Boys baseert de verplichting tot het oprichten van de limited op artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst. Volgens SVG houdt dat artikel echter een gezamenlijke inspanningsverplichting in. Omdat COA in China is gevestigd, had het volgens SVG op de weg van COA gelegen om concreet aan SVG aan te geven wat er voor de oprichting nodig was en vervolgens om deze samen met SVG te realiseren. Dat heeft zij niet gedaan. Van een (opeisbare) verplichting, gegrond op artikel 3.3 van de samenwerkingsovereenkomst, om een geldlening van € 250.000,00 aan de limited te verstrekken, kan volgens SVG geen sprake zijn zolang de limited nog niet is opgericht.
5.17.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De boetebepaling ziet op de situatie dat een partij enige bepaling uit de overeenkomst overtreedt, ongeacht het verzuim. Een partij kan een bepaling uit de overeenkomst pas overtreden indien een daarop betrekking hebbende verbintenis niet wordt nagekomen en deze verbintenis dus opeisbaar is. Voor het verzuim is in dit verband ook in artikel 6:81 BW de voorwaarde opgenomen dat de verbintenis opeisbaar is. Van een opeisbare verbintenis was ten tijde van de ontbindingsverklaring geen sprake. Het lag immers op de weg van COA om het initiatief te nemen tot het oprichten van de limited naar Chinees recht, terwijl uit de stellingen van COA/Hapzal Boys niet kan worden afgeleid dat SVG niet heeft voldaan aan haar verbintenis om daaraan medewerking te verlenen. Nu het niet tot oprichting van de limited is gekomen, kan evenmin sprake zijn van een opeisbare verbintenis tot het verstrekken van een geldlening aan deze limited. Aldus kan niet worden geoordeeld dat SVG artikel 6 of artikel 3.3 uit de overeenkomst heeft overtreden als bedoeld in de boetebepaling. SVG is daarom terzake daarvan geen boete verschuldigd geworden. Dit oordeel wordt niet anders doordat op grond van artikel 6:80 lid 1 aanhef en sub b BW de gevolgen van niet-nakoming reeds intreden voordat de vordering opeisbaar is als de schuldeiser (COA) uit een verklaring van de schuldenaar (de ontbindingsverklaring van SVG) moet afleiden dat deze in de nakoming zal tekortschieten, al was het maar omdat tot de gevolgen van niet-nakoming als bedoeld in die bepaling niet behoren contractuele gevolgen maar alleen wettelijke gevolgen zoals het recht op schadevergoeding en ontbinding en het recht op opschorting. De arresten van de Hoge Raad van 9 juli 2010 en van 8 juli 2011 (NJ 2012, 684 en NJ 2010, 417) zien in zoverre niet op een geval als het onderhavige. De conclusie is dat de vordering van Hapzal Boys SVG te veroordelen tot betaling van boetes zal worden afgewezen.
buitengerechtelijke kosten en proceskosten
(vorderingen in conventie onder IV en V)
5.18.
Omdat de vordering tot betaling van de contractuele boete zal worden afgewezen, zal ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter incasso van deze boete worden afgewezen.
5.19.
Hapzal Boys wordt als de overwegend in het ongelijk te stellen partij veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, met rente. COA zal hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten tot het moment van de cessie, aan de zijde van SVG begroot op het door haar betaalde griffierecht. De rechtbank ziet in de proceshouding of de standpunten die Hapzal Boys heeft betrokken geen aanleiding voor een veroordeling in de volledige proceskosten of voor een veroordeling van de advocaat in de proceskosten.
verklaring voor recht en schadevergoeding inzake levering van t-shirts
(vordering in reconventie ten aanzien van COA onder 1 en 2)
5.20.
SVG vordert een verklaring voor recht en schadevergoeding op grond van een toerekenbare tekortkoming van COA. Daartoe stelt zij dat zij met COA overeenkomsten heeft gesloten tot het leveren van finisher t-shirts en dat COA is tekortgeschoten in de nakoming daarvan, en wel als volgt:
 voor de ‘Mud Edition’ van 28 maart 2015 heeft SVG 7000 t-shirts besteld en zijn er 1300 niet geleverd, althans te laat of van onvoldoende kwaliteit;
 voor de ‘Hills Edition’ van 23 mei 2015 heeft SVG 5000 t-shirts besteld en zijn er 2700 niet geleverd, althans te laat of van onvoldoende kwaliteit;
 voor de ‘Water Edition’ van 13 en 14 juni 2015 heeft SVG 8500 t-shirts besteld en zijn er 881 niet geleverd, althans te laat of van onvoldoende kwaliteit.
SVG maakt aanspraak op vergoeding van € 88.675,58 voor schade die zij als gevolg hiervan stelt te hebben geleden. Dat bedrag is het totaal van € 1.245,75 voor het bijdrukken van
t-shirts, € 64.750,00 voor extra personeelskosten en € 22.679,83 voor de duurdere productie van t-shirts doordat zij een andere partij dan COA heeft moeten opdragen t-shirts te drukken.
5.21.
COA voert gemotiveerd verweer. Daartoe wijst zij op een schriftelijke verklaring van [mevrouw Y] , die in de periode van maart tot juli 2015 als stagiair voor COA betrokken was bij de levering van de t-shirts, en betoogt zij onder meer dat SVG haar stellingen onvoldoende heeft toegelicht.
5.22.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. SVG beroept zich op de rechtsgevolgen van haar stellingen dat zij bij COA t-shirts heeft besteld in bepaalde aantallen en maten en van een bepaalde kwaliteit en dat de leveringen gebrekkig waren in die zin dat COA bepaalde aantallen t-shirts te weinig heeft geleverd, dan wel te laat of van onvoldoende kwaliteit. Zij heeft deze stellingen echter, mede gezien de gemotiveerde betwisting ervan door COA, onvoldoende toegelicht. Onderliggende gegevens over bestelde aantallen t-shirts van bepaalde maten binnen een bepaalde termijn en van een bepaalde kwaliteit ontbreken. De in dat verband overgelegde mailwisseling (productie 35 bij conclusie van eis in reconventie) volstaat daartoe niet, terwijl ook uit facturen niet kan worden afgeleid wat de opdracht inhield. Uit de stellingen van SVG wordt evenmin duidelijk hoe zij vaststelt welke aantallen en maten daadwerkelijk zijn geleverd en in welke kwaliteit. In welk opzicht de kwaliteit van de geleverde t-shirts onvoldoende zou zijn wordt in het geheel niet toegelicht. Ook wordt niet duidelijk hoeveel van de t-shirts volgens SVG niet zijn geleverd en hoeveel te laat of van onvoldoende kwaliteit. Omdat SVG haar stellingen aldus onvoldoende heeft toegelicht, zal haar vordering worden afgewezen zonder dat zij tot bewijs wordt toegelaten.
verklaring voor recht en schadevergoeding inzake onrechtmatige beslagen
(vordering in reconventie ten aanzien van COA onder 3 en 4)
5.23.
SVG vordert een verklaring voor recht en schadevergoeding op de grond dat COA een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd door ten onrechte conservatoire beslagen ten laste van haar te laten leggen. SVG stelt daartoe dat COA deze beslagen heeft laten leggen hoewel niet vaststaat dat COA bestaat dan wel dat zij rechthebbende is op de door haar gepretendeerde vordering. Als de vordering van COA wordt afgewezen, volgt volgens SVG ook daaruit dat de beslagen onrechtmatig waren. Zij maakt aanspraak op schadevergoeding bestaande uit € 7.152,41 aan advocaatkosten en € 94,08 aan deurwaarderskosten in verband met de dagvaarding in kort geding die zij heeft laten uitbrengen om het beslag opgeheven te krijgen (zie hierboven bij de feiten onder 2.11).
5.24.
COA brengt hiertegen in dat zij recht en belang had bij het leggen van de beslagen. Voorts betwist zij de hoogte van de schade.
5.25.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Degene die beslag legt, handelt op eigen risico en dient de door het beslag geleden schade in beginsel te vergoeden indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Hij is in dat geval aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad voor de schade die de beslagene als gevolg van het beslag heeft geleden. Uit het in conventie gegeven oordeel volgt dat de beslagen ten onrechte zijn gelegd. COA heeft daarom onrechtmatig gehandeld door de beslagen te leggen. Als zij dat niet had gedaan of het beslag op eerste verzoek had opgeheven, dan zou SVG geen kosten hebben hoeven maken om het beslag opgeheven te krijgen. COA is aldus aansprakelijk voor deze kosten. SVG heeft gesteld dat zij € 7.152,41 aan advocaatkosten heeft gemaakt. Zij heeft ter toelichting daarop een urenstaat uit haar administratie overgelegd, maar geen facturen. COA heeft aangevoerd dat de urenstaten wegens het ontbreken van facturen niet verifieerbaar zijn als schade. De rechtbank begroot deze schadepost op het bedrag dat aan advocaatkosten zou zijn toegekend als SVG een toewijzend vonnis in kort geding zou hebben verkregen, derhalve op € 816,00. Het bedrag van € 94,08 is eveneens toewijsbaar, nu dat op de uitgebrachte dagvaarding staat vermeld en dit bedrag daarmee schade voor SVG oplevert, ongeacht de vraag of zij het aan de deurwaarder heeft betaald. De vordering tot vergoeding van wettelijke rente vanaf 25 januari 2016 (de datum van de tweede beslaglegging) is niet afzonderlijk betwist. De conclusie is dat COA zal worden veroordeeld tot vergoeding aan SVG van € 910,08 te vermeerderen met de de wettelijke rente vanaf 25 januari 2016. Gezien deze veroordeling heeft SVG geen belang bij een afzonderlijke verklaring voor recht.
verklaring voor recht, schadevergoeding en dwangsommen inzake onrechtmatige uitlatingen
(vorderingen in reconventie ten aanzien van COA onder 5, 6 en 7)
5.26.
SVG vordert een verklaring voor recht, schadevergoeding en een verbod op straffe van een dwangsom op de grond dat COA onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar reputatieschade te berokkenen. SVG stelt daartoe het volgende. Allereerst heeft COA in haar verzoek om verlof tot het leggen van beslag onder Discovery, een sponsor van SVG, onjuiste passages opgenomen over de financiële positie van SVG en over dreigementen en intimidaties door [Meneer Q] . Volgens SVG heeft COA deze passages in het beslagrekest opgenomen in de wetenschap dat het verlof bij beslaglegging onder Discovery aan haar moet worden betekend met het gevolg dat zij van deze passages kennisneemt en SVG bij haar in diskrediet wordt gebracht. Dat is met de beslaglegging van 20 januari 2016 inderdaad gebeurd en Discovery heeft de relatie met SVG in 2017 niet voortgezet. Dat kan volgens SVG niet los worden gezien van de bedoelde passages in het beslagrekest. Voorts beschikt SVG over informatie waaruit zij opmaakt dat [meneer E] bij [BV A] , een partij met wie SVG in het verleden heeft samengewerkt, heeft geïnformeerd of onder haar beslag kan worden gelegd ten laste van SVG en dat hij daarbij heeft verteld dat SVG in grote financiële problemen kan komen als zij in de onderhavige procedure in het ongelijk wordt gesteld. Dat heeft in de kleine wereld van de obstacle runs voor onrust gezorgd. Ten slotte is SVG per e-mail benaderd door een persoon die zich [meneer U] noemt en die haar een ‘draftversie’ van een zogenaamd nieuwsartikel heeft getoond met onjuiste informatie over de financiële positie van SVG. Dit document heeft hij ook onder concurrenten van SVG verspreid. SVG heeft aanwijzingen dat [meneer U] een alias is van een van de natuurlijke personen achter COA. SVG betoogt dat het recht van COA op vrijheid van meningsuiting botst met het recht van SVG op bescherming van haar eer en goede naam en dat afweging van de wederzijdse belangen moet leiden tot het oordeel dat COA onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. SVG begroot de reputatieschade die zij als gevolg hiervan heeft geleden op € 320.000,00, dat is de helft van haar jaarlijkse marketingbudget. SVG vreest dat COA zich opnieuw onrechtmatig over haar zal uitlaten en vordert daarom een verbod daarop op straffe van een dwangsom.
5.27.
COA voert gemotiveerd verweer. Zij betoogt onder meer dat SVG haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
5.28.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Weliswaar zet SVG uitvoerig uiteen waardoor volgens haar COA haar reputatie heeft geschaad (conclusie van eis in reconventie 16 tot en met 28 en 43 tot en met 52), maar haar stellingen zijn onvoldoende om tot toewijzing van de vordering te kunnen leiden. Door in het beslagrekest stellingen op te nemen over de financiële positie van SVG en het optreden van haar directeur, heeft COA naar het oordeel van de rechtbank niet onrechtmatig jegens SVG gehandeld, ook als in een procedure zou worden geoordeeld dat deze stellingen niet juist zijn. Dat COA de bedoeling heeft gehad hiermee SVG bij Discovery in diskrediet te brengen is een stelling die slechts berust op speculatie. SVG heeft voorts geen gegevens over de beëindiging van de relatie met Discovery overgelegd, zodat haar stelling dat deze beëindiging niet los kan worden gezien van de passages in het beslagrekest als onvoldoende toegelicht wordt gepasseerd. SVG heeft verder geen concrete stellingen ingenomen die, als zij zouden komen vast te staan, zouden kunnen leiden tot het oordeel dat [meneer U] een alias is van een van de natuurlijke personen achter COA. Evenmin heeft zij stellingen ingenomen op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat COA aansprakelijk is voor een dergelijk optreden van een van deze natuurlijke personen. Tenslotte heeft SVG niet toegelicht hoe de schade die zij stelt te hebben geleden zich heeft gemanifesteerd, afgezien van de beëindiging van de relatie met Discovery, terwijl ook de kwantificering van deze gestelde schade op de helft van het jaarlijkse marketingbudget op geen enkele wijze aannemelijk wordt gemaakt. De vorderingen die SVG in dit verband heeft ingesteld stuiten op het voorgaande af.
btw
(vordering in reconventie ten aanzien van COA onder 8)
5.29.
Bij akte van 30 juni 2017 heeft SVG haar eis vermeerderd. Zij vordert thans onder 8 vergoeding van ten onrechte door COA berekende btw en van een verzuimboete die de belastingdienst aan haar heeft opgelegd.
5.30.
COA maakt bezwaar tegen de eiswijziging. Zij betoogt dat deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Daartoe voert zij aan dat de nieuwe vordering is gestoeld op nieuwe feiten die geen verband houden met de onderhavige kwestie en dat zij zich niet in de nieuwe vordering heeft kunnen verdiepen en dus ook geen deugdelijk verweer heeft kunnen voeren.
5.31.
De rechtbank zal de eisvermeerdering buiten beschouwing laten omdat deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde (artikel 130 lid 1 Rv). De vordering, waaraan SVG ten grondslag legt dat COA ten onrechte btw bij haar in rekening heeft gebracht, heeft inhoudelijk geen verband met de vordering in conventie, waaraan COA ten grondslag heeft gelegd dat SVG de samenwerkingsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden en dat zij contractuele boetes verschuldigd is, en ook niet met de vordering in reconventie, waaraan SVG ten grondslag heeft gelegd dat COA is tekortgeschoten in de nakoming van verbintenissen tot het leveren van t-shirts en onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door beslag te leggen en door haar naam te schaden. Deze vordering is pas ingesteld bij akte wijziging van eis, genomen ter comparitie. Als de vordering over de btw in deze procedure moet worden beoordeeld, dan zouden partijen opnieuw in de gelegenheid moeten worden gesteld zich schriftelijk uit te laten, zodat het thans niet zal kunnen komen tot een eindvonnis. Dat is wel gewenst in deze zaak, waarin de dagvaarding is uitgebracht op 8 januari 2016 en waarin als gevolg van incidenten de comparitie pas heeft plaatsgevonden op 30 juni 2017.
proceskosten in de incidenten en beslagkosten
(vordering in reconventie ten aanzien van Hapzal Boys onder 1 en 2)
5.32.
Aan haar vordering Hapzal Boys te veroordelen in de proceskosten waarin COA is veroordeeld in het incidentele vonnis van 5 oktober 2016 legt SVG de e-mail van [meneer E] van 6 april 2016 ten grondslag (conclusie van eis in reconventie 53 en 30 tot en met 34 en akte wijziging eis onder 3). Uit die e-mail is geciteerd bij de feiten onder 2.13. Volgens SVG volgt uit de mededeling in deze e-mail dat Hapzal Boys zich gehouden acht c.q. heeft verplicht de eventuele proceskostenveroordelingen in de incidenten ex artikel 224 en 225 Rv van COA te voldoen aan SVG. Het noemen van Hapzal Boys in het laatste gedeelte van de e-mail is volgens SVG een kennelijke verschrijving, omdat Hapzal Boys geen partij in de incidenten was en hierdoor ook niet kon worden veroordeeld in de proceskosten. Hapzal Boys betoogt dat zij niet kan worden veroordeeld in de proceskosten waartoe COA ‘zou zijn veroordeeld’ en dat dit ook niet gerechtvaardigd is (conclusie van antwoord in reconventie 89).
5.33.
De rechtbank begrijpt dat SVG er een beroep op doet dat Hapzal Boys zich moet houden aan de toezegging zoals SVG die leest in de e-mail van 6 april 2016. Voor het geval dat SVG haar vordering tot betaling van de proceskosten in het incident daarmee grondt op nakoming van een overeenkomst, oordeelt de rechtbank dat de enkele toezegging van Hapzal Boys in de e-mail van 6 april 2016 niet leidt tot een overeenkomst waarvan SVG nakoming kan vorderen (artikel 6:217 BW). Als SVG haar vordering baseert op een andere grondslag, heeft zij dat onvoldoende toegelicht. De vordering zal daarom worden afgewezen.
voorwaardelijk: verrekening
(vordering in reconventie ten aanzien van Hapzal Boys onder 4)
5.34.
De vordering die ertoe strekt dat de rechtbank voor recht verklaart dat de toegewezen vorderingen in reconventie worden verrekend met de veroordeling van SVG in conventie is ingesteld onder de voorwaarde dat deze vorderingen, althans voor een deel, worden toegewezen. Aan die voorwaarde is niet voldaan. De rechtbank komt daarom niet toe aan beoordeling van deze vordering.
voorwaardelijk: verklaring voor recht inzake onrechtmatige daad door cessie
(vordering in reconventie ten aanzien van Hapzal Boys onder 5 en 6)
5.35.
De vordering die ertoe strekt dat de rechtbank voor recht verklaart dat Hapzal Boys een toerekenbare onrechtmatige daad jegens SVG heeft gepleegd door medewerking te verlenen aan cessie van de vorderingen en Hapzal Boys veroordeelt tot vergoeding van schade die SVG daardoor heeft geleden, is ingesteld onder de voorwaarde dat wordt geoordeeld dat geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden. Ook aan die voorwaarde is niet voldaan. De rechtbank komt daarom ook aan beoordeling van deze vorderingen niet toe.
proceskosten
(vorderingen in reconventie onder 3 en 9)
5.36.
SVG wordt overwegend in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met rente.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat SVG de samenwerkingsovereenkomst van 30 mei 2015 niet rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden,
6.2.
veroordeelt COA en Hapzal Boys hoofdelijk in de proceskosten ontstaan tot het moment van de cessie, aan de zijde van SVG begroot op € 3.903,00 aan vast recht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt Hapzal Boys in de proceskosten ontstaan na de cessie, tot aan dit vonnis aan de zijde van SVG begroot op € 2.842,00 aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief V), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening,
6.4.
veroordeelt COA en Hapzal Boys hoofdelijk in de nakosten, aan de zijde van SVG bepaald op € 131,00 voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,00 voor nasalaris advocaat,
6.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst de vorderingen voor het overige af,
in reconventie
6.7.
veroordeelt COA tot betaling aan SVG van € 910,08 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
6.8.
veroordeelt SVG in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van COA en Hapzal Boys begroot op € 5.160,00 (2 punten, tarief VII) aan salaris voor de advocaat,
6.9.
veroordeelt SVG in de nakosten, aan de zijde van COA en Hapzal Boys bepaald op € 131,00 voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,00 voor nasalaris advocaat,
6.10.
veroordeelt SVG tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten vanaf veertien dagen na heden,
6.11.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.12.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2017.

Voetnoten

1.Check On Asia Ltd./Check On Asia HK Ltd.: 3/F, New Times Plaza, 1 Taizi Road Shekou, Shenzhen 518067; CheckOnAsia Co., Ltd.: Flat A, Floor 15, Manly Commercial Building, 15 Soy Street, Mong Kok, Kowloon, Hong Kong.