In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen de besloten vennootschap AZUR INVESTMENTS NEDERLAND B.V. (hierna: Azur) en een gedaagde die handelt onder een bepaalde naam. De procedure is gestart naar aanleiding van een geschil over de beëindiging van een exclusieve verhuurbemiddelingsovereenkomst die op 12 januari 2015 was gesloten tussen de Vereniging van Eigenaars (VvE) van een recreatiepark en de gedaagde. Azur, eigenaar van appartementen op het park, vorderde onder andere een verbod voor de gedaagde om verhuurbemiddelingsactiviteiten te verrichten met betrekking tot de aan Azur toebehorende vakantievilla's en appartementen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de exclusieve verhuurbemiddelingsovereenkomst in beginsel loopt tot 22 september 2019, maar dat Azur zich beroept op een beëindiging van deze overeenkomst op grond van een betalingsachterstand van de gedaagde. De voorzieningenrechter oordeelt dat de VvE, ondanks de betalingsachterstand, stilzwijgend de overeenkomst met de gedaagde heeft laten voortduren. Bovendien is de opzegging van de overeenkomst niet rechtsgeldig geschied, omdat deze volgens de overeenkomst door het bestuur van de VvE moet plaatsvinden.
De voorzieningenrechter concludeert dat de vorderingen van Azur moeten worden afgewezen, omdat de exclusieve bemiddelingsbevoegdheid van de gedaagde ten aanzien van Strandresort Schier nog steeds van kracht is. Azur wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 1.103,00. Het vonnis is uitgesproken op 2 augustus 2017 door mr. J.D.A. den Tonkelaar.