ECLI:NL:RBGEL:2017:4891

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
22 september 2017
Zaaknummer
05/840175-17 + 05/840052-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandelingen en bedreiging in huiselijke sfeer met plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere mishandelingen en een bedreiging in de huiselijke sfeer. De verdachte, geboren in 1975 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de uitspraak gedetineerd in P.I. Arnhem. De zaak betreft twee parketnummers: 05/840175-17 en 05/840052-17. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-partner, aangeduid als [slachtoffer 1], meermalen heeft mishandeld tussen 2 juli 2016 en 8 augustus 2016, en haar op 2 juli 2016 heeft bedreigd met een hamer. Daarnaast heeft hij op 14 januari 2017 zowel [slachtoffer 1] als haar dochter, [slachtoffer 2], mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de mishandelingen en de bedreiging. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de recidive en de problematiek van de verdachte, waaronder een onbehandeld trauma en verslaving. De rechtbank oordeelde dat een minder zwaar kader niet voldoende zou zijn om gedragsverandering te bewerkstelligen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840175-17 + 05/840052-17 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 21 september 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1975 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
Raadsvrouw: mr. M.M.J.P. Michiels, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2017

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
05/840175-17:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2016
tot en met 8 augustus 2016 te Nijmegen (telkens) (zijn ex- partner) [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) een of meermalen
- een touw om de nek/hals te wikkelen en/of (vervolgens)(de uiteinden van) het touw aan te trekken en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer 1] dicht te houden en/of te knijpen en/of
- op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of
- aan de haren te trekken;
2.
hij op of omstreeks 02 juli 2016 te Nijmegen (zijn ex- partner) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een hamer, althans met een op een hamer gelijkend voorwerp, slaande bewegingen gemaakt in de richting en/of op (zeer) korte afstand van die voornoemde [slachtoffer 1] en/of (daarbij) die voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Ik sla je, ik sla je", althans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
05/840052-17:
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2017 te Nijmegen (zijn ex-vriendin) [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar eenmaal of meermalen met kracht te stompen en/of te slaan tegen haar
(linker-)bovenbeen en/of door haar hoofd met kracht achterover te drukken en/of eenmaal of meermalen met kracht met twee handen in haar hoofd te knijpen en/of haar hoofd met
kracht verschillende kanten op te trekken en/of door haar met kracht tegen haar dochter [slachtoffer 2] aan te duwen, waardoor de hoofden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen elkaar aan botsten en/of door [slachtoffer 1] met kracht aan haar haren te trekken en/of met kracht met een schoen op haar (rechter-)hand te slaan;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2017 te Nijmegen [slachtoffer 2] (geboren 06-04-2003) heeft mishandeld door haar met kracht tegen haar moeder [slachtoffer 1] aan te duwen, waardoor de hoofden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen elkaar aan botsten en/of door die [slachtoffer 2] met kracht
met een schoen tegen haar (linker-)elleboog te slaan.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/840175-17 [1]
Feit 1: de mishandeling van ex-partner [slachtoffer 1]
Partiële vrijspraak
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door gebruik te maken van een touw. De rechtbank is voorts van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de mond en/of neus van [slachtoffer 1] heeft dichtgehouden en/of geknepen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling meermalen gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling, nu hij [slachtoffer 1] niet opzettelijk pijn heeft gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte en [slachtoffer 1] hebben een relatie gehad. Van 2 juli 2016 tot en met 4 juli 2016 was verdachte bij [slachtoffer 1] in Nijmegen. Hij heeft haar toen getrapt en met zijn vuisten geslagen. Op 30 juli 2016 heeft verdachte [slachtoffer 1] geslagen en aan haar haren getrokken. In de nacht van 7 op 8 augustus 2016 heeft verdachte [slachtoffer 1] een paar keer een trap gegeven. Genoemde handelingen veroorzaakten pijn bij [slachtoffer 1] . [2]
Van het letsel dat door genoemde handelingen van verdachte werd veroorzaakt bij [slachtoffer 1] zijn op 11 augustus 2016 foto’s gemaakt. [3] Op deze foto’s zijn verschillende blauwe plekken te zien op het lichaam van [slachtoffer 1] , met name op haar rechterschouder, haar rechterheup en haar armen. [4]
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van de bewezen verklaarde handelingen van verdachte het opzet op het toebrengen van pijn bij [slachtoffer 1] volgt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich in de periode van 2 juli 2016 tot en met 8 augustus 2016 schuldig heeft gemaakt aan het meermalen mishandelen van [slachtoffer 1] .
Feit 2: de bedreiging van ex-partner [slachtoffer 1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging, zodat vrijspraak van dit feit moet volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals vastgesteld is [slachtoffer 1] de ex-partner van verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 2 juli 2016 bij [getuige] in Nijmegen aan het klussen was met een hamer. Ook [slachtoffer 1] was daar aanwezig.
Verdachte schreeuwde tegen [slachtoffer 1] “ik sla je, ik sla je!”. Tegelijkertijd, maakte hij slaande bewegingen in haar richting met de hamer in zijn hand. [5] [slachtoffer 1] zag dat verdachte – terwijl hij dit deed – tot op een halve meter van haar afkwam. Zij was doodsbang dat hij haar zou raken. [6]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van parketnummer 05/840052-17: mishandelingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daartoe is aangevoerd dat verdachte zich wilde verweren toen [slachtoffer 1] onder invloed van drugs op hem sprong.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals vastgesteld is [slachtoffer 1] de ex-partner van verdachte.
Op 14 januari 2017 was verdachte bij [slachtoffer 1] in Nijmegen. Hij sloeg haar met zijn vuist op haar linker bovenbeen. [8] [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2003) zag dat verdachte [slachtoffer 1] met gebalde vuisten sloeg over haar hele lichaam. [9] Verdachte duwde daarnaast met zijn hand het hoofd van [slachtoffer 1] met kracht naar achteren. Vervolgens pakte hij met beide handen haar gezicht vast en begon enorm hard te knijpen rond haar hoofd. Verdachte pakte [slachtoffer 1] aan haar haar vast en begon daaraan te trekken. [10] [slachtoffer 2] voelde dat zij door verdachte werd vastgepakt en dat hij haar en haar moeder – [slachtoffer 1] – tegen elkaar duwde. Zij kwam hierdoor met haar hoofd tegen het hoofd van haar moeder aan. Dit deed haar pijn. [11] Alle genoemde handelingen van verdachte veroorzaakten eveneens pijn bij [slachtoffer 1] . [12] [slachtoffer 2] , zag bij [slachtoffer 1] een wondje bij haar lip. Zij zag eveneens dat [slachtoffer 1] daar bloed had. [13] Dit werd ook opgemerkt door verbalisant [verbalisant 3]. [14]
[slachtoffer 1] zag vervolgens dat verdachte met zijn schoen in zijn hand een slaande beweging maakte richting haar hand. Zij voelde direct daarna pijn aan haar rechterhand. [15] Doordat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sloeg met zijn schoen, werd [slachtoffer 2] ook geraakt op haar linker elleboog. Zij voelde door deze klap direct pijn. [16] Van het letsel dat bij [slachtoffer 2] werd veroorzaakt zijn foto’s toegevoegd aan haar aangifte van 14 januari 2017. [17] Op deze foto’s is te zien dat [slachtoffer 2] een kleine schaafwond op haar kin en een blauwe plek op haar linker elleboog heeft. [18]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . Nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte zich op enig moment moest verweren tegen gedragingen van [slachtoffer 1] , verwerpt de rechtbank dit verweer.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/840175-17:
1.
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 2 juli 2016
tot en met 8 augustus 2016 te Nijmegen
(telkens
) (zijn ex- partner
)[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
(met kracht
) een ofmeermalen
- een touw om de nek/hals te wikkelen en/of (vervolgens)(de uiteinden van) het touw aan te trekken en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer 1] dicht te houden en/of te knijpen en/of
-
op/tegen het lichaam te slaan en
/ofte stompen en
/ofte trappen en
/of
- aan de haren te trekken;
2.
hij op
of omstreeks2 juli 2016 te Nijmegen
(zijn ex- partner
)[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althansmet zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een hamer,
althans met een op een hamer gelijkend voorwerp, slaande bewegingen gemaakt in de richting en
/ofop
(zeer)korte afstand van die voornoemde [slachtoffer 1] en
/of (daarbij
)die voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Ik sla je, ik sla je",
althans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05/840052-17:
1.
hij op
of omstreeks14 januari 2017 te Nijmegen
(zijn ex-vriendin
)[slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar
eenmaal ofmeermalen met kracht te stompen en
/ofte slaan tegen haar
(linker-
)bovenbeen en
/ofdoor haar hoofd met kracht achterover te drukken en
/ofeenmaal
of meermalenmet kracht met twee handen in haar hoofd te knijpen en
/ofhaar hoofd met
kracht verschillende kanten op te trekken en
/ofdoor haar met kracht tegen haar dochter [slachtoffer 2] aan te duwen, waardoor de hoofden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen elkaar aan botsten en
/ofdoor [slachtoffer 1] met kracht aan haar haren te trekken en
/ofmet kracht met een schoen op haar
(rechter-
)hand te slaan;
2.
hij op
of omstreeks14 januari 2017 te Nijmegen [slachtoffer 2] (geboren 06-04-2003) heeft mishandeld door haar met kracht tegen haar moeder [slachtoffer 1] aan te duwen, waardoor de hoofden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen elkaar aan botsten en
/ofdoor die [slachtoffer 2] met kracht
met een schoen tegen haar
(linker-
)elleboog te slaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/840175-17 en de feiten onder parketnummer 05/840052-17:
Mishandeling
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 05/840175-17:
Bedreiging met zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de begeleiding en de behandeling die verdachte nodig heeft in het kader van een voorwaardelijk strafdeel moeten plaatsvinden. Daartoe is aangevoerd dat verdachte open staat voor die begeleiding en behandeling, ook indien dit inhoudt dat hij begeleid moet gaan wonen. Bovendien is een ISD-maatregel niet proportioneel gelet op de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 25 juli 2017;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering IrisZorg, gedateerd 24 augustus 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal mishandelingen en een bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank stelt vast dat dit misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan deze feiten tenminste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, dan wel is aan hem onherroepelijk een taakstraf opgelegd. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
De rechtbank stelt na bestudering van het strafblad van verdachte vast dat verdachte over een periode van vijf jaren (rekenend vanaf de datum van het laatst gepleegde misdrijffeit) processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden.
Verdachte voldoet dan ook zowel aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel als aan de beleidslijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor het vorderen van de ISD-maatregel.
In het hierboven genoemde rapport van reclassering IrisZorg staat vermeld dat verdachte geen zicht heeft op (passende) huisvesting, geen dagbesteding heeft, geen inkomen heeft en kampt met een onbehandeld trauma en een onbehandelde verslaving. Met het gebruik van drugs (en alcohol) lijkt verdachte te willen vluchten van de werkelijkheid. De partnerrelatie van verdachte met [slachtoffer 1] is ook delict gerelateerd. Tussen hen ontstaan regelmatig conflicten, die mede worden veroorzaakt door de (traumatische) geschiedenis en financiële problemen die zij samen hebben. Tot slot is er het vermoeden dat sprake is van persoonlijkheidsproblematiek die een rol kan hebben gespeeld in het delictgedrag van verdachte. Vanwege het uitblijven van de mogelijkheden tot het stellen van een goede diagnose is deze problematiek echter nog niet bevestigd.
Het risico op recidive is gelet op al het voorgaande nog onverkort aanwezig. Een strak en langdurig juridisch kader lijkt nodig om tot gedragsverandering van verdachte te komen. Een minder fors kader (zoals een voorwaardelijke ISD of een voorwaardelijke veroordeling) leidt – zoals eerder al is gebleken – niet tot de gewenste resultaten. Naar het inzien van de reclassering is een ISD-maatregel dan ook noodzakelijk om verdachte te stabiliseren en een passend plan van aanpak op te kunnen stellen om betrokkene uiteindelijk te kunnen behandelen en te begeleiden naar een constructief bestaan.
Gelet op de instabiliteit op alle leefgebieden, mogelijke stoornissen, het feit dat het bewezenverklaarde feit direct samenhangt met deze problematiek en de omstandigheid dat het feit is begaan na recente veroordelingen wegens (soort)gelijke delicten, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen, zodat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. De maatregel kan derhalve strekken tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte. Een voorwaardelijk kader is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om gedragsverandering te bewerkstelligen. In de afgelopen zeven jaar zijn zo’n zeven toezichten door de reclassering geretourneerd. Zeer recentelijk is ook het toezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte geretourneerd. Verdachte kiest er telkens voor om zijn eigen pad te bewandelen. Het lukt hem vervolgens niet zelfstandig om abstinent te blijven en om gerichte hulpverlening op te starten.
De rechtbank zal, gelet op al het voorgaande, de ISD-maatregel voor de (maximale) duur van twee jaren aan verdachte opleggen. De rechtbank zal de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 plaatsing in een
inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof (voorzitter), mr. G. Noordraven en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 september 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2016390170, gesloten op 20 februari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5 t/m 7.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
4.De rechterlijke waarneming van de foto’s op p. 9 t/m 13.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 14.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2017025525, gesloten op 16 januari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5 en 6.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 8.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5 en 6.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 9.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5 en 6.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 9.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 6.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 6.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 9.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 11.
18.De rechterlijke waarneming van de foto’s op p. 11.