Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 februari 2017
- de akte met producties van [eiser]
- de antwoordakte met producties van [gedaagde].
2.De verdere beoordeling
maximaal 375 m2 bebouwbaar, maar een perceel van 4000 m2 zodanig gelegen dat daarop een bedrijfsgebouw van
in ieder geval 15 bij 25 meterkan worden gebouwd
,maar miskent tevens het oordeel van de rechtbank dat [eiser] het bewijs heeft geleverd dat de als productie 6A overgelegde schets tot uitgangspunt is genomen bij de overeenkomst die partijen op 8 mei 2014 hebben gesloten. Dat betekent dat zowel de tekst van de overeenkomst als de als productie 6A overgelegde schets deel uitmaken van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. De rechtbank heeft verder overwogen dat [eiser] onbetwist heeft gesteld dat de als productie 24 overgelegde (en op schaal uitgewerkte) tekening een getrouwe uitwerking is van de als productie 6A overgelegde schets, zodat daarmee ook vaststaat dat er overeenstemming bestaat over de precieze situering van de kavel van [eiser] op de als productie 24 overgelegde tekening. Dat oordeel laat geen ruimte voor opties voor een andere vorm en situering van de kavel van [eiser] op het perceel van [gedaagde], zoals [gedaagde] die kennelijk voorstaat. Om die reden slaat de rechtbank geen acht op de door [gedaagde] bij antwoordakte als productie 10 overgelegde tekeningen. De rechtbank laat ook de overige producties die door [gedaagde] bij antwoordakte zijn overgelegd buiten beschouwing, nu met de enkele mededeling dat de inhoud van die stukken “als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd” zonder toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk is wat de relevantie van die stukken is.
2.712,00(6,0 punten × tarief € 452,00)