ECLI:NL:RBGEL:2017:4769

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
05/840440-16, 05/840440-16 en 05/840140-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van meerdere strafbare feiten door verdachte met aanzienlijke rol van persoonlijk functioneren en achterliggende problematiek

Op 18 september 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het persoonlijk functioneren van de verdachte en zijn achterliggende problematiek een aanzienlijke rol hebben gespeeld in de beoordeling van de zaak. De verdachte is beschuldigd van onder andere wederspannigheid, eenvoudige belediging, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats in Apeldoorn en Ruurlo, waarbij de verdachte onder invloed van alcohol en/of drugs was. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van vier maanden had gevorderd, niet volledig overgenomen en heeft in plaats daarvan een gevangenisstraf van vier weken opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840440-16, 05/840440-16 en 05/840140-17 (ttz gevoegd)
Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers: 05/146638-13 en 05/235331-15
Datum uitspraak : 18 september 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
raadsman: mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
inzake parketnummer 05/840440-16:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] (brigadier van politie eenheid oost-nederland)
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met voormeld opzet die [slachtoffer 1] op/tegen de borst en/of een arm heeft getrapt
en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te Apeldoorn,
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , (brigadier van politie eenheid
oost-nederland)
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door hem op/tegen de borst en/of een arm te trappen en/of te
schoppen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te Apeldoorn,
zich
met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een of meer ambtenaren, te weten [slachtoffer 1] , werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met de noodhulp
binnen de gemeente Apeldoorn,
door die [slachtoffer 1] op/tegen de borst en/of een arm te schoppen en/of te
trappen,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten een geschaafde arm en/of een pijnlijke borstkas
bij die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te Apeldoorn
opzettelijk
een ambtenaar, [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie), gedurende of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van haar bediening,
in haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door haar de woorden toe te voegen: vieze kankermongolen en/of kankerjoden,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
bloed en/of slijm in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gespuugd, althans een
gedraging van gelijke beledigende aard en/of strekking;
inzake parketnummer 05/840550-16:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2016 te Ruurlo, gemeente Berkelland,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze in/tegen het gezicht, althans
tegen/op te slaan en/of te stompen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2016 te Ruurlo, gemeente Berkelland, opzettelijk en
wederrechtelijk een kast en/of een bureau en/of één of meer boeken en/of een
telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
inzake parketnummer 05/840140-17:
hij op of omstreeks 14 september 2014,
in de gemeente Zutphen,
een persoon, genaamd [slachtoffer 5] (medewerker van [naam 1] ,
gelegen aan de [naam 2] ), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemd [naam 1]
betreden, en/of heeft verdachte (vervolgens) opzettelijk dreigend één of
meermalen (luid) geroepen/geschreeuwd: "Dit is een overval", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking, en/of heeft verdachte (vervolgens)
opzettelijk dreigend genoemde [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd: "De volgende
keer, Boem Boem", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en/of heeft verdachte (daarbij of vervolgens) opzettelijk dreigend met zijn
hand een zogenaamd "pistoolgebaar" gemaakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inzake parketnummer 05/840440-16 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, alsmede aan de inzake 05/840550-16 en parketnummer 05/840140-17 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie haar standpunt toegelicht en de bewijsmiddelen opgesomd.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de inzake parketnummer 05/840440-16 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen van zowel het onder 1 primair als subsidiair tenlastegelegde. Gelet op de omstandigheden van het geval en uit de aard van de gebeurtenissen is een kwalificatie de past bij het meer subsidiair tenlastegelegde, namelijk het plegen van verzet, een betere afspiegeling van hetgeen feitelijk heeft plaatsgevonden.
De raadsman heeft zich met betrekking het inzake parketnummer 05/840550-16 onder 1 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, daarbij stellende dat verdachte in ieder geval geen boos opzet heeft gehad. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de dagvaarding onvoldoende feitelijk is, nu in de dagvaarding niet is opgenomen door welke handeling eventuele schade is ontstaan. Voor het geval de rechtbank de verdediging daarin niet mocht volgen heeft de raadsman zich geconformeerd aan de door de officier van justitie gevorderde partiële vrijspraak, waardoor enkel de beschadiging van een kast resteert. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor wat betreft het inzake parketnummer 05/840140-17 tenlastegelegde is door de raadsman vrijspraak bepleit. Het is, in de context van de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, niet geloofwaardig dat enkele tekst “dit is een overval” op dat moment bedreigend is geweest voor de aangever. Voor de woorden: “De volgende keer, Boem Boem” en het zgn. pistoolgebaar, hetgeen door verdachte wordt ontkend, is onvoldoende bewijs voorhanden.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding inzake 05/840550-16 ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde nietig moet worden verklaard, omdat de tenlastelegging ten aanzien van dat feit onvoldoende feitelijk is. In de dagvaarding niet is opgenomen door welke handeling eventuele schade is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding wat betreft het hier ten laste gelegde voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Voor een vernieling is een specifieke omschrijving van de gedraging die tot de schade heeft geleid niet noodzakelijk.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
inzake parketnummer 05/840440-16 [1] :
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard: “Het zou kunnen dat hij heeft gescholden en gespuugd”.
Bij de politie heeft verdachte in dit verband verklaard dat hij in de politieauto opgefokt raakte en dat hij sowieso heeft gescholden uit frustratie. Hij kan zich wel voorstellen dat de politieagenten zich beledigd voelden. [2]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling. Aangever verklaart dat hij die dag naar aanleiding van een melding samen met zijn collega [slachtoffer 2] in een opvallend politievoertuig naar de [naam 3] in Apeldoorn is gegaan, waar een persoon stond te schreeuwen. Zij zagen dat de persoon duidelijk onder invloed was van drugs en/of alcohol.
Aangever zag dat de persoon de hem bekende [verdachte] betrof. Omdat [verdachte] kennelijk zwaar onder invloed was van alcohol / drugs en voor overlast zorgde vorderde aangever van [verdachte] een identiteitsbewijs. Aangever hoorde dat [verdachte] niet mee wilde werken en hij zag dat [verdachte] kennelijk te voet weg wilde gaan. [verdachte] werd daarop door collega [slachtoffer 2] tegengehouden. Hierop pakte aangever samen met zijn collega [verdachte] vast. [verdachte] werd verzocht om zijn handen op het dak van het politievoertuig te plaatsen, zodat ze hem veilig konden controleren op een identiteitsbewijs. Aangever merkte dat [verdachte] totaal niet mee wilde werken. Op dat moment kwam collega [verbalisant 1] ook ter plaatse. Op het moment dat aangever [verdachte] vast pakte voelde aangever dat [verdachte] zijn spieren in zijn armen aanspande en de armen een andere kant op bewoog dan de kant waarop zij de arm wilde hebben.
Gezien het feit dat verdachte [verdachte] meerdere malen was gevorderd om een identiteitsbewijs te tonen alsmede mee te werken aan een identiteitsfouillering en hier niet aan mee wilde werken besloten zij om verdachte [verdachte] aan te houden.
Aangever merkte dat verdachte zich bleef verzetten tegen zijn aanhouding. Zij probeerden verdachte te boeien maar ze merkten dat hij zijn armen weg draaide en kennelijk niet geboeid wilde worden. Aangever pakte verdachte [verdachte] vast nadat hij geboeid was. Aangever wilde hem rechts achter in het politievoertuig plaatsen. Hij merkte dat verdachte [verdachte] niet wilde
instappen en probeerde weg te lopen. Aangever pakte daarop verdachte [verdachte] vast en duwde hem het politievoertuig in. Hij zag dat verdachte [verdachte] zich achterover liet vallen waardoor hij met zijn rug plat over de hele achterbank kwam te liggen. Aangever zag dat [verdachte] vervolgens tot twee keer toe hard in zijn richting trapte. Hij voelde dat [verdachte] 1 maal hard tegen zijn borst trapte en 1 maal tegen zijn linker bovenarm. Hij voelde direct een brandend gevoel aan zijn linker bovenarm en pijn op zijn borstkast. Hierop werd verdachte [verdachte] door andere inmiddels ter plaatse gekomen collega’s onder controle gebracht en overgebracht naar het bureau van politie. Op het bureau van politie zag aangever dat zijn linker bovenarm rood en geschaafd was en deze plek deed pijn. [3]
Door [slachtoffer 2] is aangifte gedaan van belediging. Aangeefster verklaart dat zij 21 augustus 2016 samen met haar collega [slachtoffer 1] aan het werk was, belast was met de noodhulp binnen de gemeente Apeldoorn. Zij waren beiden in opvallend uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig. Omstreeks 00.13 kregen zij de melding om te gaan naar de [naam 3] te Apeldoorn. Ter plaatse troffen zij de hen ambtshalve bekende [verdachte] aan. Zij zagen dat verdachte [verdachte] onder invloed was van drank en/of drugs. Er was geen normaal gesprek met [verdachte] te voeren en hij weigerde zijn identiteitsgegevens op te geven. [verdachte] probeerde meerdere malen bij hun weg te lopen. Hierop werd [verdachte] door hun aangehouden terzake niet kunnen tonen van zijn identiteit. Zij zag dat [verdachte] weigerde mee te werken en dat hij zich begon te verzetten tegen zijn aanhouding. Inmiddels was ook collega [verbalisant 1] ter plaatse,
waarna [verdachte] werd geboeid. Zij zag dat verdachte door haar collega [slachtoffer 1] achter in het dienstvoertuig werd geplaatst. Zij zag dat [verdachte] hierbij meerdere malen trappende bewegingen maakte in de richting van haar collega [slachtoffer 1] . Zij zag dat er nog een dienstvoertuig met twee collega’s ter plaatse kwam, dat verdachte [verdachte] door haar collega [verbalisant 1] onder controle werd gehouden achter in het dienstvoertuig. Hierna hebben zij [verdachte] overgebracht naar het hoofdbureau van politie aan de Europaweg 79 te Apeldoorn. Tijdens de insluiting van verdachte in het cellencomplex. Zij zag dat [verdachte] zich opnieuw begon te verzetten. Zij zag en hoorde dat [verdachte] in de richting van haar en haar collega’s begon te
spugen. Zij hoorde dat verdachte hierbij luidkeels riep: “ Jullie hebben mij op mijn bek geslagen en ik heb nu bloed in mijn mond, dit spuug ik nu naar jullie.”, “Ik spuug mijn bloed op jullie” “Ik spuug op jullie want ik heb schijt aan jullie” “jullie zijn vieze kankermongolen”, “kankerjoden, dat zijn jullie” of woorden van gelijke strekking. Zij zag dat verdachte hierbij in de richting van haar en haar collega’s wilde spugen. Zij zag dat er meerdere bloed/slijmklodders op het bed en op de grond terecht kwamen. Zij zag dat de arrestantenverzorger net kon voorkomen dat ze geraakt werden doordat de arrestantenwacht een kussen op de zijkant van het hoofd van verdachte [verdachte] duwde. Zij voelt zich beledigd door de woorden die verdachte tegen haar sprak en doordat verdachte bloed in haar richting spuugde. [4]
Brigadier [verbalisant 1] van politie Eenheid Oost-Nederland heeft verklaard dat hij op 21 augustus 2016 op verzoek van zijn collega [slachtoffer 1] naar de [naam 3] in Apeldoorn gegaan. Hij zag dat het de hem ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Hij zag dat de collega’s probeerden [verdachte] onder controle te krijgen. Hij zag dat [verdachte] niet meewerkte aan de opdrachten van de collega’s doordat hij probeerde zich los te rukken en de andere kant op te bewegen. Hij heeft daarop meegeholpen de verdachte [verdachte] aan te houden en onder controle te krijgen. Dit lukte uiteindelijk en hierna probeerden zij hem in het dienstvoertuig te plaatsen. Nadat de verdachte [verdachte] bijna in de auto zat, is hij omgelopen naar de andere kant om de verdachte beter in het voertuig te plaatsen en de gordel om te doen. Toen hij de verdachte wilde vastpakken zag hij dat de verdachte tot twee maal toe collega [slachtoffer 1] met kracht tegen het bovenlijf, de borst en zijn linker bovenarm trapte. [5]
Door een in het cellencomplex werkzame collega is verklaard dat hij zag dat de collega’s die [verdachte] hadden aangehouden deze manspersoon onder bedwang moesten houden omdat hij zich hevig verzette. [verdachte] is door de collega’s die hem hadden aangehouden in een cel geplaatst. Tijdens deze handelingen hoorde hij dat [verdachte] meerdere malen luidkeels riep:
“Vuile kankermongolen, ik spuug jullie allemaal in jullie gezicht, want ik heb bloed in mijn mond. Ik krijg jullie wel, waardeloze mongolen, kankerlijers.” Hij zag dat [verdachte] in de richting spuugde van de in de cel aanwezige collega’s. De uitlatingen van [verdachte] gingen onverminderd door. [6]
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat [slachtoffer 1] brigadier van politie bij de Eenheid Oost-Nederland is en dat [slachtoffer 2] hoofdagent is bij diezelfde eenheid. [7]
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot een bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 aan verdachte tenlastegelegde.
inzake parketnummer 05/840550-16 [8] :
Door [slachtoffer 3] is – mede namens [slachtoffer 4] – aangifte gedaan
[slachtoffer 3] , eigenaar van de [slachtoffer 4] , aan [adres 2] te Ruurlo verklaart dat hij op 18 mei 2016 rond 15:15 uur aan het werk was in zijn [slachtoffer 4] en dat hij de hem bekende [verdachte] de [slachtoffer 4] in zag komen lopen. Hij is met [verdachte] zijn kantoor ingegaan. Hij zag dat [verdachte] naar de kast die achter aangever stond liep en er hard op sloeg. In de kast zit daardoor een deuk. Aangever zag dat [verdachte] wild met zijn armen aan het zwaaien was. Daarbij raakte [verdachte] hem op zijn neus. [9]
Aangever heeft nog aanvullend verklaard dat [verdachte] met zijn hand tegen de neus van aangever aan kwam en dat dit pijn deed. [10]
Een in de [slachtoffer 4] aanwezig getuige verklaart dat hij de [naam 4] met een persoon – die door de [naam 4] [verdachte] wordt genoemd – het kantoor in zag gaan. Hij hoorde dat het er heftig aan toe ging, schreeuwen en schelden. Hij zag dat die persoon de [naam 4] op zijn neus sloeg. Hij zag ook dat de persoon tegen een kast sloeg. [11]
Een in de [slachtoffer 4] werkzame collega heeft verklaard dat hij zag dat de man die bij de [naam 4] in de spreekkamer zat bozer en bozer werd. Hij zag dat de man hevig met zijn armen zwaaide. Tussen het zwaaien en schreeuwen door sloeg de man met zijn rechterhand tegen een kast. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij wel van zichzelf herkent dat hij met zijn armen gaat zwaaien. [13]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de hier onder 1 en 2 aan verdachte ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat verdachte door met zijn armen te gaan zwaaien kort in de nabijheid van de [naam 4] willens en weten de aanmerkelijk kans heeft aanvaard de [naam 4] in zijn gezicht te raken.
inzake parketnummer 05/840140-17 [14] :
Verdachte heeft ter terechtzitting hierover verklaard dat hij het tankstation is ingelopen en heeft geroepen: “Dit is een overval”. [15]
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij 14 september 2014 aan het werk was bij het [naam 1] aan de [naam 2] te Zutphen, toen hij een man het tankstation binnen zag komen lopen. Hij hoorde dat de man gelijk begon te schreeuwen: “Dit is een overval”. Aangever dacht heel even dat het een grap was, maar toen hij zag dat de man verder de shop in kwam lopen, kreeg hij de indruk dat het echt een overval was. Hij voelde zich erg bedreigd en hij is toen ook dichter bij de alarmknop gaan staan. Hij zag dat de man doorliep de winkel in en hij voelde zich erg bedreigd, vooral vanwege de houding en het gedrag van de man. Aangever zag dat de man erg druk met zijn armen deed. Hij was daarbij erg aan schreeuwen en aangever voelde zich bedreigd. Hij hoorde de man tegen hem zeggen dat hij aan het kijken was wat er allemaal te
halen viel. Toen de man weer naar buiten liep en hoorde hij de man zeggen: “De volgende keer, Boem Boem”. Hij zag dat de man hierbij met zijn hand het gebaar maakte van een pistool. [16]
Door een in het tankstation en vlak bij de balie aanwezig getuige is verklaard dat de man zeer bedreigend in woord en gebaar over kwam. [17]
De rechtbank komt op basis van het overstaande tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat het een grapje is geweest en hij in de veronderstelling was dat het kameraad van hem in het tankstation werkzaam was, maar die indruk heeft verdachte bepaald niet achtergelaten bij de op dat moment in het tankstation werkzame medewerker. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan voorstellen dat hij vervolgens: “Boem Boem“ heeft gezegd en daarbij een pistoolgebaar heeft gemaakt, maar de rechtbank ziet geen enkele aanleiding om op dat onderdeel te twijfelen aan wat de aangever daarover heeft verklaard.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
inzake parketnummer 05/840440-16:
1 meer subsidiair:
hij op
of omstreeks21 augustus 2016 te Apeldoorn,
zich
met geweld
en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een
of meerambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met de noodhulp
binnen de gemeente Apeldoorn,
door die [slachtoffer 1] op/tegen de borst en
/ofeen arm
te schoppen en/ofte
trappen,
terwijl dit misdrijf en
/ofde daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten een geschaafde arm en
/ofeen pijnlijke borstkas
bij die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks21 augustus 2016 te Apeldoorn
opzettelijk
een ambtenaar, [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie), gedurende of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van haar bediening,
in haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door haar de woorden toe te voegen: vieze kankermongolen en/of kankerjoden,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en
/of
bloed en
/ofslijm in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gespuugd
, althans een
gedraging van gelijke beledigende aard en/of strekking;
inzake parketnummer 05/840550-16:
1.
hij op
of omstreeks18 mei 2016 te Ruurlo, gemeente Berkelland,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze in/tegen het gezicht
, althans
tegen/opte slaan
en/of te stompen;
2.
hij op
of omstreeks18 mei 2016 te Ruurlo, gemeente Berkelland, opzettelijk en
wederrechtelijk een kast
en/of een bureau en/of één of meer boeken en/of een
telefoon, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar
gemaakt;
inzake parketnummer 05/840140-17:
hij op
of omstreeks14 september 2014,
in de gemeente Zutphen,
een persoon, genaamd [slachtoffer 5] (medewerker van [naam 1] ,
gelegen aan de [naam 2] ), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht,
althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemd [naam 1]
betreden, en
/ofheeft verdachte
(vervolgens
)opzettelijk dreigend één maal
of
meermalen(luid) geroepen/geschreeuwd: "Dit is een overval",
althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking,en
/ofheeft verdachte
(vervolgens
)
opzettelijk dreigend genoemde [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd: "De volgende
keer, Boem Boem",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en
/ofheeft verdachte (daarbij of vervolgens) opzettelijk dreigend met zijn
hand een zogenaamd "pistoolgebaar" gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
inzake parketnummer 05/840440-16:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
Ten aanzien van feit 2:
eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening;
inzake parketnummer 05/840550-16:
Ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
inzake parketnummer 05/840140-17:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Door de officier is onder meer aangevoerd dat gelet op de problematiek van verdachte een behandeling geïndiceerd is, maar dat verdachte daarvoor niet gemotiveerd is. Een voorwaardelijke gevangenisstraf met voorwaarden zou dan een verkapte gevangenisstraf zijn, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden zal houden. De enige optie die nu resteert is dan ook afstraffing.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat afstraffing van verdachte in wezen geen oplossing is, maar dat de oplossing uiteindelijk meer gezocht moet worden in toezicht en behandeling. Daar is nu een voorzichtige aanzet toe gegeven, doordat verdachte beschikt over eigen woonruimte en gebleken is dat hij die woning netjes onderhoudt. Er is nu weliswaar nog slechts een pril begin van verandering, meer er is wel reden om juist daarop in te zetten, mede gezien de levensgeschiedenis van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 21 juli 2017;
- een reclasseringsadvies (beknopt) van het Leger des Heils, gedateerd 23 augustus 2017;
- een mono rapport van drs. [naam 5] , GZ-psycholoog, gedateerd 20 juli 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verscheidene strafbare feiten van uiteenlopende aard. Het persoonlijk functioneren van verdachte heeft daarbij een aanzienlijke rol gespeeld. Ook zijn achterliggende problematiek is van invloed geweest.
Uit het rapport van de psycholoog komt over dat laatste naar voren naar voren dat er sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en dat de kans dat verdachte opnieuw dreigend of ander agressief gedrag zal vertonen, heel groot moet worden geacht. Verdachte voelt zich snel aangevallen en onheus bejegend en hij vindt het dan gerechtvaardigd om met agressie te reageren. Bij verdachte is sprake van een patroon van het zich niet kunnen conformeren aan sociale normen, impulsief gedrag, prikkelbaarheid, onverantwoordelijkheid voor zijn eigen en andermans veiligheid, het ontbreken van berouw en externaliseren, aldus de psycholoog.
Niet alleen in de hem in deze zaak verweten gedragingen is de hiervoor geschetste problematiek te herkennen. In de omvang en samenstelling van de justitiële documentatie van verdachte ziet de rechtbank de conclusies van de psycholoog weerspiegeld. Verder ziet de rechtbank daarvan een illustratie in het feit dat verdachte - letterlijk - de neiging vertoont telkens verontwaardigd weg te lopen zodra hij met zijn gedrag wordt geconfronteerd. Zowel tijdens een gesprek met de psycholoog als tijdens de zitting wordt verdachte bij enige weerstand - bijvoorbeeld in de vorm van kritische vragen of de aanwezigheid en het betoog in de zittingzaal van een vertegenwoordiger van een van de aangevers - boos en vertrekt hij met veel verbale agressie.
Gelet op de aard van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vier weken een passende reactie is. Hoewel de recidivekans reëel is, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel, al dan niet met eventuele bijzondere voorwaarden, niet zinvol. Verdachte zal zich daar nu met het oog op zijn persoonlijkheidsproblematiek naar verwachting weinig aan gelegen laten liggen. Zolang verdachte niet daadwerkelijk bereid is te werken aan een verandering in zijn gedrag zal de recidivekans hetzelfde blijven. Het is aan verdachte zelf om die situatie te doorbreken door zich open te stellen voor hulp en behandeling.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het inzake parketnummer 05/840440-16 onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 225,00 wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot het gevorderde bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering als zodanig niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot die vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank begroot deze immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
7b. De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie zijn twee vorderingen aanhangig gemaakt strekkende tot tenuitvoerlegging, betreffende de vonnissen:
- vonnis politierechter rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 30 januari
2015, parketnummer 05/146638-13: 1 week gevangenisstraf voorwaardelijk proeftijd twee jaar;
- vonnis politierechter rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 5 april 2016, parketnummer 05/235331-15: een geldboete van honderd euro voorwaardelijk subsidiair 2 dagen hechtenis, proeftijd twee jaar.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de bij voormelde vonnissen voorwaardelijk opgelegde straffen.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 181, 266, 267, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte inzake parketnummer
05/840440-16 onder feit 1 primair en subsidiairis tenlastegelegd en spreekt verdachte
daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het inzake parketnummer 05/840440-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 30 januari 2015 (parketnummer 05/146638-13), te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 5 april 2016 (parketnummer 05/235331-15), te weten van:
een geldboete van € 100,00(honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en
mr. M.J.M. Krabbe, rechters, in tegenwoordigheid van L.E.M. van Bun, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2017.
Mr. Krabbe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant brigadier [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal dossiernummer PL0600-2016413524 Z, gesloten op 22 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 28/29
3.Aangifte [slachtoffer 1] , doorgenummerde dossierpag. 18/19
4.Aangifte [slachtoffer 2] , doorgenummerde dossierpag. 23/24
5.Bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , doorgenummerde dossierpag. 25
6.Bevindingen verbalisant [verbalisant 3] , doorgenummerde dossierpag.
7.Proces-verbaal aanhouding, doorgenummerde dossierpag. 9
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant brigadier [verbalisant 4] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal dossiernummer PL0600-2016244340, gesloten op 19 mei 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Aangifte [slachtoffer 3] , doorgenummerde dossierpag. 3/4
10.Verklaring [slachtoffer 3] , doorgenummerde dossierpag. 6
11.Verklaring getuige [getuige 1] , doorgenummerde dossierpag. 8/9
12.Verklaring getuige [getuige 2] , doorgenummerde dossierpag. 12
13.Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 30
14.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant brigadier [verbalisant 5] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal dossiernummer PL0600-2014125614, gesloten op 3 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 september 2017
16.Aangifte [slachtoffer 5] , doorgenummerde dossierpag. 3/4
17.Verklaring getuige [getuige 3] , doorgenummerde dossierpag. 7