1.5Omdat eiseres de verzochte gegevens van [naam 2] niet heeft overgelegd, is verweerder overgegaan tot het primaire besluit, waarbij de aanvraag van eiseres om bijstand buiten behandeling is gesteld. Nadat verweerder het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond heeft verklaard, en de buitenbehandelingstelling heeft gehandhaafd, heeft de Rechtbank Gelderland in een uitspraak van 1 september 2016 geoordeeld dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld en dat verweerder de aanvraag inhoudelijk dient te beoordelen. Naar aanleiding van die uitspraak is verweerder overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van de bijstandsaanvraag van eiseres. Verweerder heeft daarop bij brieven van 8 september 2016 en 27 september 2016 wederom verzocht om de gegevens van [naam 2] . Nadat eiseres niet aan deze verzoeken heeft voldaan, heeft verweerder het bestreden besluit I genomen en de aanvraag afgewezen. In beroep heeft verweerder het bestreden besluit II genomen.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bestreden besluit II in de plaats van bestreden besluit I heeft geplaatst. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van het bestreden besluit I. In zoverre zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Nu het bestreden besluit II uitsluitend ziet op de bevoegdheid van verweerder en inhoudelijk niets is gewijzigd, wordt met het bestreden besluit II niet aan de bezwaren van eiseres tegemoetkomen zodat, gelet op artikel 6:19 van de Awb, het beroep geacht wordt mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit II.
3. Bij het bestreden besluit II heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag van eiseres wordt afgewezen, nu haar inkomens- en vermogenspositie niet kan worden vastgesteld omdat benodigde gegevens ontbreken. Daardoor kan niet worden vastgesteld of eiseres in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert.
4. Eiseres heeft, voor zover thans van belang, in beroep aangevoerd dat zij alle gegevens heeft overgelegd die van belang zijn voor haar recht op bijstand. De gegevens van [naam 2] zijn geen gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand. Zij is [naam 2] slechts tijdelijk behulpzaam geweest en ze heeft geen beheer gevoerd over zijn vermogen. Ze bewaarde slechts zijn papieren voor hem. Bovendien zijn bij eiseres geen overschrijvingsformulieren of pinpas aangetroffen.
5. In een geval waarin het bijstandverlenend orgaan een aanvraag om bijstand met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling heeft gesteld en na bezwaar bij de beslissing op bezwaar alsnog inhoudelijk op die aanvraag heeft beslist, vangt de door de bestuursrechter te beoordelen periode in beginsel aan op de datum met ingang waarvan de betrokkene bijstand heeft gevraagd. Die periode eindigt op de datum waarop het college inhoudelijk op de aanvraag heeft beslist. Het voorgaande betekent dat in dit geval de te beoordelen periode loopt van 4 maart 2014 tot en met 11 oktober 2016.
6. De rechtbank stelt voorop dat het in dit geding gaat om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
7. Niet in geschil is dat eiseres de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd. In geschil is, voor zover thans van belang, of de gegevens benodigd zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand van eiseres.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres de op haar rustende inlichtingen- of medewerkingsverplichting heeft geschonden door de verzochte gegevens met betrekking tot de financiële situatie van [naam 2] niet te overleggen. Niet is immers gebleken dat de door verweerder gevraagde gegevens van belang zijn om het recht op bijstand van eiseres vast te kunnen vaststellen. Verweerder heeft de gegevens van [naam 2] van belang geacht bij de beoordeling van het recht op bijstand omdat administratie van [naam 2] bij eiseres is aangetroffen tijdens het huisbezoek, [naam 2] mogelijk over een substantieel vermogen beschikt, € 34.000,- van zijn rekening is verdampt, en eiseres de administratie van [naam 2] beheert. Uit de gedingstukken valt echter geenszins af te leiden dat eiseres ook daadwerkelijk toegang heeft gehad tot het vermogen van [naam 2] , zodat zij daarover beschikte of redelijkerwijs heeft kunnen beschikken. Uit de gedingstukken volgt dat de volmacht van eiseres zag op beheer van zijn administratie. Niet is op enigerlei wijze gebleken van enige beschikkingsmacht waarmee eiseres feitelijk zou kunnen beschikken over het vermogen van [naam 2] . Evenmin is gebleken dat eiseres feitelijk gebruik heeft gemaakt van een rekening van [naam 2] of betrokken is geweest bij de verdamping van € 34.000,-. De gedingstukken noch het verhandelde ter zitting bieden daarvoor enig aanknopingspunt. Dat eiseres de administratie van [naam 2] heeft beheerd en daardoor in bezit was van documenten met betrekking tot het vermogen van [naam 2] , welke documenten tijdens het huisbezoek zijn aangetroffen, staat niet ter discussie, doch dit feit biedt onvoldoende grondslag om aan te nemen dat eiseres toegang had tot het vermogen van [naam 2] zodat het vermogen van [naam 2] van belang zou zijn voor eiseres’ recht op bijstand. De verzochte gegevens met betrekking tot de financiële positie van [naam 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen gegevens die van invloed zijn op het recht op bijstand van eiseres, zodat verweerder de aanvraag ten onrechte naar aanleiding daarvan heeft afgewezen.
9. Uit het voorgaande volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit II vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat verweerder nog zal moeten onderzoeken of de aanvraag overigens voldoet aan alle voorwaarden. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor van 1). Tevens zal verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dienen te vergoeden.