“Naast de correspondentie is er in de woning ook een uitnodiging van de buitengewone vergadering van aandeelhouders van [C] BV van [2010 2] met daarbij de notulen van dezelfde vergadering aangetroffen.
In de notulen wordt het volgende besluit vastgelegd:
de aanwezigen in hun hoedanigheid van bestuurder/certificaathouder en aandeelhouder van [C] B.V./ [D] . [E] BV. [F] BV en [G] BV en [Y] , stemmen in om [H] B.V. toe te staan € 2.050.000,-- (zegge: tweemiljoenvijftigduizend euro) borgtocht/pandrecht te verlenen ten laste van [H] B.V. op verzoek van aandeelhouder [Y] (1953). Het bedrag ad € 2.050.000,-- (zegge: tweemiljoen vijftigduizend euro) is door dit besluit feitelijk eigendom van mevrouw [X] , die op verzoek van bovenstaande partijen aanwezig is op deze vergadering. [H] B.V. verkrijgt hierdoor een vordering op [Y] (1953) ad € 2.050.000 (zegge: tweemiljoenvijftigduizend euro). De aanwezigen zijn op de hoogte dat het bedrag onderdeel uitmaakt van de ‘Verrekening Verleden Huwelijkse Voorwaarden’ d.d. [2009] .
(…)
Op de vraag of hij de verrekening huwelijkse voorwaarden kende (…) antwoordde de heer [gemachtigde] :
“Dit heb ik voor het eerst gezien in augustus september 2013. De curator had dit stuk aangetroffen. Ik heb toen gezegd dat ik dit stuk voor het eerst zag”.
(…)
Bij vraag 70 staat:
Zijn de pandrechtovereenkomst/zakelijke borgtocht en Verrekening Verleden Huwelijkse Voorwaarden door u of uw man of derden gemaakt?
Het eerste, handgeschreven, antwoord is:
Niet door mij gemaakt, door mijn man of in opdracht van mijn man.
In het tweede, uitgewerkte, antwoord staat:
Mijn man heeft dat opgemaakt al dan niet met een juridisch adviseur en/of accountant.
Met de pen is daar weer aan toegevoegd (…):
en is opgemaaktdit naar aanleiding van de BAVA [2010 2] ten kantore van [I]
(…)
[X] verklaarde (…):
“De toevoeging met de pen is mijn handschrift. Ik weet zo gauw even niet wat BAVA betekent. Ik weet ook zo gauw niet waarom ‘en is opgemaakt’ is doorgehaald.”
(…)
Op de vraag hoe hij verklaarde dat dit stuk gedagtekend is op een datum welke ligt vóór het opstellen van de estate planning, antwoordde de heer [gemachtigde] :
“(…)
Ik heb richting de advocaat van [Y] laten weten dat ik dit stuk niet kende en niet wist of dit stuk bruikbaar was. Ik heb niets van deze stukken in een aangifte verwerkt dus ik heb geen actie hoeven te ondernemen richting de fiscus. (…) Tijdens de bespreking in het voorjaar van 2010 heeft [Y] nooit tegen mij gezegd dat er feitelijk in 2009 al een overeenkomst lag. Als u zegt dit vreemd te vinden moet ik zeggen dat ook ik dit niet kan verklaren. Ik heb letterlijk tegen de advocaat, [J] , van [Y] gezegd dat ik niet ga zeggen stukken uit 2009 te kennen terwijl dat niet zo was”.
Op de vraag of [gemachtigde] ten tijde van het opmaken van de Estate planning op [2010 1] wist dat er een verrekening huwelijkse voorwaarden was, antwoordde [Y] sr.:
“Ik weet niet of dit besproken is. Het lijkt mij sterk dat [gemachtigde] hier niets van wist.”
(…)
In oktober 2010 zegt de ABN AMRO het krediet op en geeft [I] tot 1 oktober 2011 (…) haar gehele schuld af te lossen.”