ECLI:NL:RBGEL:2017:4540

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
05/840394-17 en 05/840622-17 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf wegens mishandeling, vernieling en overtreding van gedragsaanwijzing

Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats]. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken wegens mishandeling, vernieling en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De zaak betreft twee parketnummers: 05/840394-17 en 05/840622-17. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 april 2017 in Doetinchem [slachtoffer] heeft mishandeld door haar bij de keel vast te grijpen en haar op de bank te gooien. Daarnaast heeft hij op 2 juni 2017 in strijd met een gedragsaanwijzing gehandeld door zich in de nabijheid van de woning van [slachtoffer] op te houden en contact met haar te hebben. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij [slachtoffer] daadwerkelijk heeft geslagen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840394-17 en 05/840622-17 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 5 september 2017
Tegenspraak, art. 279 Sv.
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. E.C. Schurink, advocaat te Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
05/840394-17
hij op of omstreeks 2 april 2017, in de gemeente Doetinchem, [slachtoffer] heeft mishandeld door te slaan naar en/of in de richting van die [slachtoffer] waardoor deze achterover op de bank viel en/of door deze bij de keel vast te grijpen en/of vast te houden en/of de keel dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of door deze bij de keel/nek op te tillen
en/of vervolgens op de bank te gooien en/of laten vallen.
05/840622-17
1.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Doetinchem opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 april 2017 gegeven door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Oost- Nederland, immers heeft verdachte
opzettelijk
- zich in het gebied en/of in de nabijheid van de woning aan de [adres 2] , opgehouden en/of is verdachte in/bij die voornoemde woning aanwezig geweest (wetende dat hem, verdachte, op 3 april 2017 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden in het gebied en/of in de nabijheid van die woning en/of niet in/bij die woning aan de [adres 2] aanwezig mag zijn) en/of
- contact gehad met [slachtoffer] (wetende dat hem, verdachte, op 3 april 2017 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mag hebben met voornoemde [slachtoffer] );
2.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de voordeur van een pand gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam] (gelegen aan de [straat] ) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

05/840394-17 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer] bij de keel heeft vastgegrepen, bij de keel heeft opgetild en op de bank heeft gegooid. Zij heeft in dat kader gewezen op de processen-verbaal die de politie heeft opgemaakt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen. Voor het overige heeft zij geen opmerkingen.
De beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] waren op 2 april 2017 in de woning aan de [adres 2] in Doetinchem bij een vrouw die, naar later zou blijken, [slachtoffer] heet. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij zag dat plotseling een man de woonkamer van de woning binnenkwam. Verbalisant zag dat de man direct schreeuwend op [slachtoffer] afliep. Daarna pakte de man [slachtoffer] met beide handen vast bij de strot. Hij tilde haar op en gooide haar in de richting van de bank. Verbalisant herkende de persoon als [verdachte 1] (hierna: verdachte), de ex-man van [slachtoffer] . Verdachte is daarop aangehouden. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft dat hij een forse man vanuit de gang de woonkamer in zag rennen. De man pakte de vrouw bij haar nek of hals vast, tilde haar op en gooide haar hard op de bank. Ook verbalisant [verbalisant 1] herkende de man als [verdachte 1] (verdachte). Verdachte gedroeg zich zeer agressief. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] twee keer op bank naar achteren heeft geduwd. [5] Op een bepaald moment werd het zwart voor zijn ogen. Hij weet niet meer wat hij daarna heeft gedaan of wat er toen is gebeurd.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte [slachtoffer] bij de keel vast heeft gegrepen, bij de keel of nek heeft opgetild en haar vervolgens (hard) op de bank heeft gegooid. Deze wijze van handelen, met name het bij de keel of nek optillen van [slachtoffer] en haar hard op de bank gooien, moet een min of meer hevige onlust aan het lichaam van [slachtoffer] hebben veroorzaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Aan verdachte is eveneens ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] heeft geslagen en/of in haar richting heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] achterover op de bank viel. Uit het dossier volgt dat verdachte in de richting van [slachtoffer] uithaalde met zijn rechtervuist, maar niet beschreven is dat verdachte haar ook daadwerkelijk met zijn vuist heeft geraakt. Daarom kan niet worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen. Uit het dossier volgt wel dat [slachtoffer] achterover op de bank viel toen verdachte met zijn vuist uithaalde. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen mishandeling op nu niet kan worden vastgesteld dat een vuistslag hiervan de oorzaak was. Verdachte zal worden vrijgesproken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Verder is ten laste gelegd dat verdachte de keel van [slachtoffer] heeft vastgehouden, heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt heeft te houden. Op basis van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze handelingen heeft verricht. Hij zal ook ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
05/840622-17 [6]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt over het onder 1 ten laste gelegde.
De beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 15 en 16;
- een geschrift inhoudende een gedragsaanwijzing d.d. 3 april 2017, p. 19;
- een geschrift inhoudende een akte uitreiking d.d. 3 april 2017, p. 18;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , mede namens [naam] , p. 3.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt over het onder 2 ten laste gelegde.
De beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 16;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , mede namens [naam] , p. 3 en 4.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken met parketnummers 05/840394-17 en 05/840622-17 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
05/840394-17
hij op
of omstreeks2 april 2017, in de gemeente Doetinchem, [slachtoffer] heeft mishandeld door
te slaan naar en/of in de richting van die [slachtoffer] waardoor deze achterover op de bank viel en/of doordeze bij de keel vast te grijpen
en/of vast te houden en/of de keel dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houdenen
/ofdoor deze bij de keel/nek op te tillen
en
/ofvervolgens op de bank te gooien
en/of laten vallen.
05/840622-17
1.
hij op
of omstreeks02 juni 2017 te Doetinchem opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 april 2017 gegeven door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Oost- Nederland, immers heeft verdachte
opzettelijk
- zich in het gebied en
/ofin de nabijheid van de woning aan de [adres 2] , opgehouden en
/ofis verdachte
in/bij die voornoemde woning aanwezig geweest (wetende dat hem, verdachte, op 3 april 2017 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden in het gebied en/of in de nabijheid van die woning en/of niet in/bij die woning aan de [adres 2] aanwezig mag zijn) en
/of- contact gehad met [slachtoffer] (wetende dat hem, verdachte, op 3 april 2017 een gedragsaanwijzing als hierboven bedoeld was uitgereikt, onder meer inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mag hebben met voornoemde [slachtoffer] );
2.
hij op
of omstreeks02 juni 2017 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de voordeur van een pand gelegen aan de [adres 2] ),
in elk geval enig goed,die
dat geheel of ten deleaan een ander, te weten aan [naam] (gelegen aan de [straat] ) toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05/840394-17
Mishandeling.
05/840622-17
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van beide parketnummers wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis en daarnaast tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Bij het bepalen van de straf heeft de officier van justitie onder meer rekening gehouden met het feit dat verdachte in juli van dit jaar wegens soortgelijke feiten is veroordeeld. Artikel 63 van het Wetboek is daarom van toepassing. De officier van justitie heeft geen bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met het feit dat verdachte zich houdt aan het locatieverbod en het contactverbod die als voorwaarden zijn verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis ter zake van een ander feit. Het is voor verdachte wel lastig om contact met [slachtoffer] te mijden, omdat [slachtoffer] zelf contact zoekt. Verdachte weet dat zijn handelen niet verstandig was. De aanleiding was echter dat [slachtoffer] belde en vertelde dat ze hun gezamenlijke zoon bij de keel had gegrepen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 juli 2017; en
- een beknopt reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 7 augustus 2017.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, het overtreden van een gedragsaanwijzing en aan het vernielen van een ruit. Dit zijn zeer vervelende feiten.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat, volgens mededeling van de raadsvrouw ter terechtzitting, verdachte op 5 juli 2017 is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week wegens bedreiging en – eveneens – het overtreden van het locatie- en contactverbod. Artikel 63 Sr is daarom van toepassing. Dat betekent, kort gezegd, dat de rechtbank moet kijken naar welke straf zou zijn opgelegd als de onderhavige feiten ook bij de veroordeling van 5 juli 2017 zouden zijn betrokken.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte langdurig verslaafd is aan heroïne en, naar eigen zeggen, sinds kort ook aan alcohol. Verdachte en zijn ex-partner ( [slachtoffer] ) zijn uit elkaar, maar er zijn nog steeds contacten over spullen van verdachte en over de kinderen. De kinderen zijn uit huis geplaatst en wonen bij een pleeggezin. Verdachte neemt [slachtoffer] dit kwalijk. Hij zegt dat zij het hem verweten gedrag uitlokt.
Er is geen diagnostiek bekend. Verdachte krijgt op dit moment hulp bij Iriszorg Doetinchem. Hij wordt wekelijks bezocht door een medewerker die vooral praktische zaken voor hem regelt. Daarnaast heeft verdachte standaardafspraken die nodig zijn voor het voortzetten van het verkrijgen van methadon. Verdachte staat voor het overige ambivalent tegenover hulpverlening. Hij is niet gemotiveerd voor hulp en ondersteuning vanuit de reclassering en verscheen in het verleden meerdere malen niet op afspraken met de reclassering. De reclassering vreest daarom dat geen inhoud gegeven kan worden aan reclasseringstoezicht en eventuele meldplichtafspraken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. Zij zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, wordt op de taakstraf in mindering gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Verdachte zou gebaat kunnen zijn bij hulp en begeleiding. Hij is echter niet gemotiveerd voor verandering, ziet geen meerwaarde in reclasseringscontact en kwam niet op afspraken bij de reclassering. De rechtbank koppelt daarom geen bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/840622-17 onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 350,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu niet is vast te stellen dat zij daadwerkelijk zoveel immateriële schade heeft geleden dat toewijzing van een bedrag van € 350,-- is gerechtvaardigd. Daarnaast volgt uit het dossier dat [slachtoffer] een grote rol had in het geheel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Als geen sprake is van fysiek letsel, moet eventueel geestelijk letsel worden onderbouwd en die onderbouwing ontbreekt. Het feit dat [slachtoffer] stelt dat zij angst heeft voor verdachte, is onvoldoende.
De beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu de gestelde immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan haar vordering daarom slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 63, 184a, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
De rechtbank veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tevens tot:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken; en
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 de rechtbank verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Bertens (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en
mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 september 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017152381, gesloten op 4 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017251677, gesloten op 8 juni 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.