ECLI:NL:RBGEL:2017:4529

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
05/841208-16, 05/840066-17 en 05/135279-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van pogingen tot zware mishandeling en mishandeling door een man met schizofrenie in instellingen

Op 4 september 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot zware mishandeling, twee mishandelingen en een bedreiging. De feiten vonden plaats in instellingen waar de man verbleef. Deskundigen van het Pieter Baan Centrum concludeerden dat de man lijdt aan schizofrenie, wat zijn gedrag op dat moment beïnvloedde. De rechtbank achtte de bewezen dat de verdachte op 19 december 2016 in Warnsveld, gemeente Zutphen, [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen het hoofd en lichaam heeft gestompt en geslagen, en dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op soortgelijke wijze heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij op 7 januari 2016 in Eindhoven [slachtoffer 4], een verpleegkundig begeleider, mishandeld en bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ziekelijke stoornis, strafbaar was en legde hem een gevangenisstraf van 259 dagen op, met daarnaast de maatregel van tbs met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de algemene veiligheid van personen vereist dat de verdachte in een klinische setting behandeld wordt, gezien het risico op herhaling van delictgedrag. De benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank werd toegewezen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/841208-16, 05/840066-17 en 05/135279-16 (tul)
Datum uitspraak : 4 september 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ( [naam 1] ),
thans gedetineerd te Vught PPC te Vught.
Raadsvrouw: mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer
05/840208-16ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 19 december 2016 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 19 december 2016 te Warnsveld, gemeente Zutphen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 19 december 2016 te Warnsveld, gemeente Zutphen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen een hand, althans tegen het lichaam te stompen en/of te slaan;
3.
primair
hij op of omstreeks 19 december 2016 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 3] (met kracht) tegen een kast en/of een muur geslagen en/of geduwd en/of gesmeten en/of (nadat die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen) die [slachtoffer 3] (opnieuw) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 19 december 2016 te Warnsveld, gemeente Zutphen, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te stompen en/of te slaan en/of die [slachtoffer 3] (met kracht) tegen een kast en/of een muur te slaan en/of te duwen en/of te smijten en/of (nadat die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen)
die [slachtoffer 3] (opnieuw) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te stompen en/of te slaan.
Onder parketnummer
05/840066-17is aan verdachte ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2016 te Eindhoven [slachtoffer 4] , verpleegkundig begeleider heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal tegen het (achter)hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2016 te Eindhoven [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal dreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar, ik pak jou nog wel, Ik maak jou kapot" en/of: "Ik maak je kapot. Wacht
maar, ik krijg je nog wel. Ik maak je af", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen parketnummer
05/841208-16:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 19-21;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 5-6;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 12;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 37-38.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de feiten 1 en 3 dat zij het primair ten laste gelegde feit bewezen acht. Verdachte heeft zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] meermalen en met veel kracht op/tegen het hoofd gestompt en/of geslagen. Er bestond hierdoor een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft door zijn handelen die kans ook bewust aanvaard.
Bewijsmiddelen parketnummer
05/840066-17:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 4-5;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 6-7;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 12-13;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 19-21.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/841208-16:
1.
primair
hij op
of omstreeks19 december 2016 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 1] meermalen,
althans eenmaal (met kracht
)tegen het hoofd en
/ofhet
(boven
)lichaam gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks19 december 2016 te Warnsveld, gemeente Zutphen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
(met kracht
)tegen een hand
, althans tegen het lichaamte stompen
en/of te slaan;
3.
primair
hij op
of omstreeks19 december 2016 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 3] meermalen
, althans eenmaal (met kracht
)tegen het hoofd
en/of het (boven)lichaamgestompt en/of geslagen en
/ofdie [slachtoffer 3]
(met kracht
)tegen
een kast en/ofeen muur geslagen
en/of geduwd en/of gesmetenen
/of (nadat die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen
)die [slachtoffer 3]
(opnieuw
)meermalen
, althans eenmaaltegen het hoofd en/of het (boven)lichaam gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/840066-17:
1.
hij op
of omstreeks7 januari 2016 te Eindhoven [slachtoffer 4] , verpleegkundig begeleider heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalen
, althans eenmaaltegen het (achter)hoofd
en/of het lichaamte stompen en/of te slaan;
2.
hij op
of omstreeks7 januari 2016 te Eindhoven [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] meermalen
, althans eenmaaldreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar, ik pak jou nog wel, Ik maak jou kapot" en/of: "Ik maak je kapot. Wacht
maar, ik krijg je nog wel. Ik maak je af",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/841208-16
feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
feit 2: mishandeling;
feit 3 primair: poging tot zware mishandeling;
Parketnummer 05/840066-17
feit 1: mishandeling;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

In het rapport van het Pieter Baan Centrum van 7 augustus 2017 hebben GZ-psycholoog
[naam 2] en psychiater [naam 3] geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk schizofrenie. Er is sprake van terugkerende psychotische episodes met hallucinaties, paranoïde en grootheidswanen, gedesorganiseerd gedrag en formele denkstoornissen. Verder kan gesproken worden van ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, impulsiviteit, ontremming en decorumverlies, terugtrekgedrag, initiatiefverlies en apathie. Ook heeft verdachte een ernstige stoornis in de vorm van cannabisafhankelijkheid en bestaan aanwijzingen voor het bestaan van stoornissen met betrekking tot cocaïne- en alcoholgebruik. Er zijn verder aanwijzingen voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis, maar omdat de schizofrenie op dit moment zó op de voorgrond staat, is een zorgvuldig en valide onderzoek naar de persoonlijkheid van verdachte op dit moment niet mogelijk.
Uit het dossier komen duidelijke aanwijzingen naar voren dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten ook psychotisch was. De schizofrenie heeft zijn gedrag in verregaande zin beïnvloed. Verdachte was op dat moment in grote mate, zo niet volledig, beperkt in het op adequate wijze interpreteren van zijn situatie en het gedrag van anderen, het anticiperen op consequenties van zijn eigen gedrag en het overzien en aanwenden van gedragsalternatieven. Indien verdachte zou hebben meegewerkt aan het onderzoek en er meer (precieze) en betrouwbare informatie voorhanden zou zijn geweest, waren onderzoekers wellicht gekomen tot ontoerekeningsvatbaarheid. Nu luidt het advies om verdachte de ten laste gelegde feiten in (tenminste) (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 259 dagen, met aftrek, met daarnaast oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft medewerkers van de instellingen waar hij verbleef ernstig mishandeld en bedreigd. Hij heeft zijn grote fysieke kracht tegen hen gebruikt. Dit zijn zeer ernstige feiten, die voor de slachtoffers grote gevolgen hebben gehad, niet alleen fysiek, maar ook psychisch. Zo heeft [slachtoffer 3] in haar slachtofferverklaring beschreven dat zij tijdens het werk meerdere malen met fysieke en verbale agressie in aanraking is gekomen, maar dat deze gebeurtenis voor haar traumatisch is geweest. De rechtbank kan zich daar veel bij voorstellen.
Verdachte is eerder veroordeeld, onder andere voor een mishandeling.
In het hiervoor vermelde rapport van het Pieter Baan Centrum is geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten schizofrenie. Dit was ook zo ten tijde van de onderhavige feiten. De rapporteurs hebben verder beschreven dat het risico op herhaling van delictgedrag vergelijkbaar aan de feiten in te schatten is als hoog. De rapporteurs zien een risico op escalatie van delictgedrag. Op grond van de combinatie van voorgeschiedenis, pathologie en risicofactoren dient te worden gevreesd voor (nog) ernstiger delicten in de toekomst. Om het recidiverisico in voldoende mate te beperken heeft verdachte intensieve en langdurige behandeling nodig in een sterk gestructureerd, dwingend kader met een maximaal beveiligingsniveau. Deze klinische behandeling zou moeten plaatsvinden in een prikkelarme omgeving waar voldoende mogelijkheden zijn voor een individuele benadering en begeleiding, en bij weigering van de behandeling, voor dwangbehandeling. Er is tijd nodig voor het verrichten van aanvullende diagnostiek, met name op somatisch vlak, en het adequaat instellen op anti-psychotische medicatie. Gesteld kan worden dat een BOPZ-kader onvoldoende veiligheid heeft kunnen bieden en agressief delictgedrag niet heeft kunnen voorkomen. Een voorwaardelijk kader voor behandeling is gezien verdachtes beperkte ziekte-inzicht en dito behandelbereidheid geen optie. Het advies is dan ook om verdachte de maatregel tbs met verpleging van overheidswege op te leggen.
Gelet op de inhoud van dit rapport en hetgeen bewezen is verklaard is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen vereist dat aan verdachte de maatregel van tbs met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd. De rechtbank deelt de vrees van rapporteurs dat verdachte nog ernstiger feiten zal gaan plegen en de op te leggen maatregel is nodig om dat risico te beperken.
De rechtbank ziet geen reden voor het opleggen van een gevangenisstraf naast de maatregel van tbs met dwangverpleging.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen (parketnummer 05/841208-16)

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 735,95, [slachtoffer 2] een bedrag van € 275,- en [slachtoffer 3] een bedrag van € 1.087,20.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, met vermeerdering met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben de vorderingen niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Nu de vorderingen niet zijn betwist, komen zij in het geheel voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

(05/135279-16)

Verdachte is op 11 oktober 2016, inmiddels onherroepelijk, door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben het standpunt ingenomen dat de vordering moet worden afgewezen.
Gelet op de opgelegde maatregel van tbs met dwangverpleging acht de rechtbank toewijzing van de vordering niet opportuun. Daarom wordt de vordering afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijen (parketnummer 05/841208-16)van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag

1. [slachtoffer 1] € 735,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2016;

2. [slachtoffer 2] € 275,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2016;

3. [slachtoffer 3] € 1.087,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2016;

legt aan verdachte tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis

1. [slachtoffer 1] € 735,95, te vermeerderen 14 dagen;

met de wettelijke rente vanaf
19 december 2016;

2. [slachtoffer 2] € 275,-, te vermeerderen 5 dagen;

met de wettelijke rente vanaf
19 december 2016;

3. [slachtoffer 3] € 1.087,20, te vermeerderen 20 dagen.

met de wettelijke rente vanaf
19 december 2016;
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 9 februari 2017 strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Gelderland (Zutphen) van
11 oktober 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een week (parketnummer
05/135279-15).
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en
mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 september 2017.
mr. Bak en mr. Van Onna zijn buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs inzake parketnummer