ECLI:NL:RBGEL:2017:4490

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
05/760054-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van drie militairen in zaak van poging tot zware mishandeling tijdens inwijdingsritueel

Op 28 augustus 2017 heeft de Meervoudige Militaire Kamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem drie militairen vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling en mishandeling met voorbedachten rade. De verdachten werden beschuldigd van het opzettelijk gooien van chloorhoudend water over andere militairen tijdens een inwijdingsritueel op 2 juli 2015 bij het 44 Pantserinfanterie-bataljon op de Johannes Postkazerne te Havelte. De militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachten wisten dat er chloor in het water was gemengd of dat zij daadwerkelijk het chloor hadden toegevoegd.

Tijdens de zitting op 20 juni 2016 en 28 augustus 2017 werd vastgesteld dat, hoewel chloorhoudende middelen over de slachtoffers waren gegooid, het niet kon worden bewezen dat de verdachten verantwoordelijk waren voor het toevoegen van het chloor. Getuigen verklaarden dat ook anderen middelen aan het water hadden toegevoegd, en het was onduidelijk wie het chloor daadwerkelijk in de emmers had gedaan. De geur van het chloor werd pas waargenomen nadat de vloeistof was gegooid, wat de mogelijkheid uitsloot dat de verdachten het chloor van tevoren hadden kunnen ruiken.

De militaire kamer concludeerde dat de verdachten niet strafrechtelijk verantwoordelijk konden worden gehouden voor de gevolgen van hun daden, ondanks de ernstige gezondheidsrisico's die waren genomen. De zaak werd als zeer kwalijk beschouwd, maar het bewijs voldeed niet aan de eisen voor een veroordeling. Daarom werd de vrijspraak uitgesproken voor alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760054-15
Datum uitspraak : 28 augustus 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadslieden: mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Baarn en mr. F.F. Aarts, advocaat te Amsterdam
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juni 2016 en 28 augustus 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 02 juli 2015 in de gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] (soldaat der eerste klasse) en/of [slachtoffer 2] (sergeant) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - een of meer emmers water met chloorhoudende schoonmaakmiddelen op/over het hoofd en/of lichaam die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 02 juli 2015 in de gemeente Steenwijkerland,, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer 1] (soldaat der eerste klasse) en/of [slachtoffer 2] (sergeant) heeft mishandeld door een of meer emmers water met chloorhoudende schoonmaakmiddelen over het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gooien.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Met de verdediging en de officier van justitie is de militaire kamer van oordeel dat vrijspraak moet volgen van de gehele tenlastelegging en overweegt daartoe als volgt.
De militaire kamer heeft – op grond van de inhoud van de NFI-rapporten en de overige bewijsmiddelen – de overtuiging dat bij het “Phoenix-inwijdingsritueel” op 2 juli 2015 daadwerkelijk chloorhoudende middelen, gemengd in emmers met water, over [slachtoffer 1] (soldaat der eerste klasse) en [slachtoffer 2] (sergeant) heen zijn gegooid. Daardoor zijn verschillende ernstige lichamelijke gevolgen ontstaan in de vorm van irritaties aan ogen en problemen bij de ademhaling tot pijnlijke 1e en 2e graads brandwonden. Het is zeer onwaarschijnlijk dat deze gevolgen zijn ontstaan door de zeep en de schoonmaakmiddelen waarvan verdachte heeft verklaard die te hebben toegevoegd aan het water in de emmers.
De militaire kamer overweegt dat door het gooien van de chloorhoudende middelen onaanvaardbaar grote gezondheidsrisico’s zijn genomen voor de betrokken militairen. Bovendien is dit incident schadelijk voor dit specifieke landmachtonderdeel en zijn tradities, alsmede voor het aanzien van de krijgsmacht als geheel.
Gelet daarop is de militaire kamer van oordeel dat dit een zeer kwalijke zaak betreft.
De vraag is vervolgens of verdachte voor genoemd incident strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verschillende militairen – waaronder in elk geval deze verdachte – middelen aan het water in de emmers hebben toegevoegd en vervolgens dat mengsel over andere militairen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hebben gegooid. De militaire kamer heeft echter niet de overtuiging dat het verdachte en/of zijn medeverdachten was/waren die chloor daaraan heeft/hebben toegevoegd, dan wel dat zij wist(en) dat het mengsel in de emmers ook chloor bevatte.
De militaire kamer overweegt daartoe als volgt.
Door verschillende getuigen is waargenomen dat ook anderen dan verdachte en zijn mede- verdachten middelen aan de emmers hebben toegevoegd en daarmee hebben gegooid. Het is onbekend gebleven wie daadwerkelijk het chloor in de emmers heeft gedaan. De geur van het chloor is door getuigen pas geroken nadat de vloeistof uit de emmers was gegooid, zodat niet kan worden vastgesteld dat de watergooiers – onder wie de verdachte – het chloor van tevoren had moeten ruiken. Bovendien was op de kazerne algemeen bekend waar de chloortabletten lagen. Iedereen kon daarbij komen. Tot slot zijn chloortabletten kleine voorwerpen die gemakkelijk mee konden worden genomen en ongemerkt in een emmer konden worden gegooid.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de militaire kamer van oordeel dat het opzet op de ten laste gelegde handelingen niet kan worden bewezen zodat verdachte zal worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.

3.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 Spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. R.S. Croll, rechters, en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 augustus 2017.