ECLI:NL:RBGEL:2017:4488

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
C/05/320834 / HZ ZA 17-273
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele vordering tot partiële verdeling van een nalatenschap met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van een overleden moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 2 augustus 2017 een vonnis gewezen in een incident betreffende een provisionele vordering tot partiële verdeling van de nalatenschap van mevrouw [erflaatster], die op 23 september 2015 is overleden. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J. Moll, vorderde dat de rechtbank partijen zou veroordelen om medewerking te verlenen aan de partiële verdeling van de nalatenschap, zoals beschreven in een aan de dagvaarding gehechte staat van inventarisatie. De eiseres en de gedaagde, [gedaagde sub 1], zijn erfgenamen van de overleden moeder en hebben een geschil over de wijze van verdeling van de nalatenschap, die onder andere de onverdeelde helft van de woning van de ouders omvat. De eiseres stelt dat er een spoedeisend belang is bij de partiële verdeling, omdat de woning al twee jaar onbewoond is en de vader, die in een verpleeginrichting verblijft, behoefte heeft aan de toedeling van roerende zaken.

De gedaagde heeft verweer gevoerd en betoogd dat de nalatenschap nog niet kan worden verdeeld, omdat de vereffening nog niet is voltooid. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende spoedeisend belang is bij de uitbetaling van het liquide vermogen, maar heeft wel geoordeeld dat er voldoende belang is bij de toedeling van de inboedelgoederen aan de vader. De rechtbank heeft daarom de vordering van de eiseres toegewezen voor zover deze betrekking heeft op de inboedelgoederen van de vader, en de vordering voor het overige afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/320834 / HZ ZA 17-273
Vonnis in incident van 2 augustus 2017
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E.J. Moll te Doetinchem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
verweerder in het incident,
advocaat mr. C. Verfuurden te Eindhoven,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOEDBEWIND.NL B.V. ,in haar hoedanigheid van bewindvoerder voor
[vader],
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
verweerster in het incident,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde sub 1] en de bewindvoerder worden genoemd; de heer [naam] zal worden aangeduid als vader.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • het herstelexploot van 22 mei 2017
  • de conclusie van antwoord in incident van [gedaagde sub 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering en het verweer in het incident

2.1.
[eiseres] vordert - bij wege van voorlopige voorziening - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis partijen veroordeelt onmiddellijk alle benodigde medewerking te verlenen aan de partiële verdeling zoals beschreven in de aan de dagvaarding gehechte ‘staat van inventarisatie, berekening en verdeling inzake de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ’ en bepaalt dat het vonnis in het incident heeft te gelden als verklaring van de drie deelgenoten aan de notaris dat zij met de partiële verdeling instemmen, zodat de notaris deze zal kunnen uitvoeren.
2.2.
[eiseres] legt aan deze vordering de navolgende stellingen ten grondslag.
en vader hebben belang bij een spoedige partiële verdeling, waarbij aan ieder der deelgenoten wordt toegedeeld die zaken waarover partijen het eens zijn en waarbij ook het liquide vermogen alvast betaalbaar wordt gesteld.
De door de notaris opgestelde ‘staat van inventarisatie, berekening en verdeling’ was reeds in januari 2017 gereed. Voor zover bekend hebben vader en [gedaagde sub 1] geen inhoudelijke bezwaren tegen de hierin opgenomen partiële verdeling. Blijkens deze staat bedraagt het zuiver saldo van de nalatenschap € 531.911,62. Indien de helft van de WOZ-waarde van de woning die in de nalatenschap valt buiten beschouwing wordt gelaten, bedraagt de nalatenschap € 359.411,62.
De woning is al twee jaar onbewoond. Partijen zijn het erover eens dat de woning verkocht moet worden, maar zijn het niet eens over de wijze waarop. [eiseres] wil de verkoop volledig uit handen geven aan een makelaar. [gedaagde sub 1] wil zich intensief met het verkooptraject bemoeien. Hij wil geen toestemming geven voor partiële verdeling als niet de door hem gewenste verkoopwijze wordt gevolgd. Hierdoor gebeurt er niets. Dit moet doorbroken worden.
Vader is opgenomen in een verpleeginrichting en heeft een spoedeisend belang bij het ter beschikking stellen van de aan hem toe te delen roerende zaken. Er zijn geen redenen om niet alvast aan iedere deelgenoot toe te delen die zaken waarover partijen het eens zijn.
Het afwachten van de einduitspraak in de hoofdzaak duurt te lang. Bij toewijzing van de voorlopige voorzieningen wordt niet op ontoelaatbare wijze vooruitgelopen op de hoofdzaak.
2.3.
[gedaagde sub 1] concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, althans tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 20.000,00. Hij voert ten verwere het navolgende aan.
Primair geldt dat de nalatenschap nog niet (partieel) verdeeld kan worden, omdat op grond van artikel 4:222 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 3:178 BW eerst de vereffening voltooid behoort te worden.
Subsidiair geldt dat de erfgenamen/vereffenaars gelet op artikel 4:215 lid 4 BW in verbinding met artikel 3:68 BW een (partiële) verdeling niet op eigen houtje kunnen bewerkstelligen, omdat dit zou leiden tot ongeoorloofde Selbsteintritt. Een geldige partiële verdeling is daarom slechts mogelijk met toestemming van de kantonrechter.
Verder ontbreken de gewichtige redenen die op grond van artikel 3:179 lid 1 BW nodig zijn voor een gedeeltelijke verdeling. Er is geen enkele reden waarom de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht.
Meer subsidiair kan een partiële verdeling pas aan de orde zijn als de woning te koop staat. Pas dan kan worden beoordeeld wat een redelijk bedrag is dat reeds aan de erfgenamen kan worden uitgekeerd.
Partiële verdeling van de inboedelgoederen kan plaatsvinden, althans voor zover het de goederen van vader betreft, nu in het verzorgingstehuis geen persoonlijke spullen aanwezig zijn.
3. De beoordeling
in de hoofdzaak3.1. De bewindvoerder is niet verschenen. Nu bij dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zal tegen hem verstek worden verleend en wordt tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] voortgeprocedeerd.
Op de voet van artikel 140 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
in het incident
3.2.
Op grond van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits deze vordering samenhangt met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de bodemprocedure kan worden gegeven. Er moet bovendien sprake zijn van een zodanig (spoedeisend) belang bij toewijzing van de vordering dat van de eisende partij niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de bodemzaak afwacht.
3.3.
Het geschil tussen partijen heeft betrekking op de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van [eiseres] en [gedaagde sub 1] , tevens echtgenote van vader (hierna: moeder). Moeder is overleden op 23 september 2015. Op grond van de door moeder gemaakte uiterste wilsbeschikking zijn [eiseres] , [gedaagde sub 1] en vader erfgenamen in de nalatenschap van moeder, ieder voor één derde gedeelte. Tot de nalatenschap van moeder behoort de onverdeelde helft van de woning die in eigendom was van vader en moeder. Partijen zijn het erover eens dat de woning verkocht dient te worden. Omdat zij het niet eens kunnen worden over de wijze waarop, is dit nog niet gebeurd. [gedaagde sub 1] voert bovendien verweer tegen de door [eiseres] opgevoerde waarde van de woning, daarbij stellend dat pas wanneer de woning te koop staat duidelijk is wat de te verwachten verkoopopbrengst is, welke kosten nog gemaakt moeten worden voor het verkoopklaar maken van de woning en welke eigenaarslasten nog voldaan zullen moeten worden.
Aangenomen moet worden dat partijen het voor het overige eens zijn over de omvang, waardering en verdeling van de nalatenschap, nu [gedaagde sub 1] de juistheid van de door [eiseres] overgelegde ‘staat van inventarisatie, berekening en verdeling inzake de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ’ niet (gemotiveerd) heeft betwist. Volgens deze staat vertoont de nalatenschap in het geval geabstraheerd wordt van (de WOZ-waarde van) de onverdeelde helft in de woning een positief saldo van € 359.411,62.
Met de in dit incident bij wege van voorlopige voorziening gevorderde partiële verdeling van de nalatenschap wenst [eiseres] te bewerkstelligen dat, vooruitlopend op de in de hoofdzaak gevorderde (wijze van) verdeling, de nalatenschap van moeder met uitzondering van de onverdeelde helft van de woning (gewaardeerd op de WOZ-waarde) reeds thans wordt verdeeld. Het gaat om uitbetaling van het beschikbare liquide vermogen en toedeling van de roerende zaken aan de erfgenamen.
3.4.
[eiseres] heeft evenwel onvoldoende onderbouwd dat zij een (spoedeisend) belang heeft bij uitbetaling van (het volgens de staat aan haar toekomend) liquide vermogen. De enkele omstandigheid dat de staat reeds in januari 2017 door de notaris op papier is gezet en het feit dat [gedaagde sub 1] en vader (kennelijk) geen inhoudelijke bezwaren tegen de daarin opgenomen verdeling hebben, is onvoldoende om aan te nemen dat van haar niet kan worden gevergd de uitkomst van de bodemprocedure af te wachten. Ook de (algemene) stelling dat een gemiddelde civiele procedure tot de comparitie na antwoord al gauw zes maanden duurt en een einduitspraak daarna nog maanden kan duren kan haar (spoedeisend) belang bij het treffen van een voorlopige voorziening niet voldoende onderbouwen.
Het voorgaande geldt evenzeer voor de door [eiseres] reeds thans gevorderde verdeling van de roerende zaken, zulks echter met uitzondering van de roerende zaken die volgens de staat aan vader dienen te worden toebedeeld. [gedaagde sub 1] heeft erkend dat vader in het verzorgings/verpleeghuis verstoken is van allerlei persoonlijke bezittingen en noemt het zelfs een schrijnende situatie. Voor dit deel van de vordering is het (spoedeisend) belang bij een voorlopige voorziening voldoende aannemelijk geworden. Gelet op dit (spoedeisend) belang bestaat aanleiding af te wijken van het wettelijk uitgangspunt dat in geval van beneficiaire aanvaarding de vereffening van de nalatenschap behoort te worden voltooid alvorens overgegaan kan worden tot verdeling van de nalatenschap. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat bij toewijzing van deze vordering niet gevreesd hoeft te worden voor benadeling van schuldeisers (vgl. Hoge Raad 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:939).
3.5.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [eiseres] slechts zal worden toegewezen voor zover die vordering betrekking heeft op de volgens de door [eiseres] overgelegde staat aan vader toekomende inboedelgoederen. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
3.6. Nu partijen in een familierelatie tot elkaar staan en het geschil omtrent de nalatenschap van moeder uit deze familierelatie voortvloeit, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
in de hoofdzaak
3.7.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 1] .

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
veroordeelt partijen onmiddellijk alle benodigde medewerking te verlenen aan de partiële verdeling zoals beschreven in de aan de dagvaarding gehechte ‘staat van inventarisatie, berekening en verdeling in zake de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ’ voor zover het gaat om toedeling van de aan vader toekomende inboedelgoederen en bepaalt dat dit vonnis heeft te gelden als verklaring van de drie deelgenoten aan de notaris dat zij
in zoverremet de partiële verdeling instemmen, zodat de notaris deze
in zoverrezal kunnen uitvoeren,
4.2. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.4.
wijst de vordering voor het overige af,
in de hoofdzaak
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 september 2017 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 1] .
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2017.
GR/KH