ECLI:NL:RBGEL:2017:4469

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
05/881890-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man wegens doodslag met gevangenisstraf en terbeschikkingstelling

Op 30 augustus 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Ede, die werd beschuldigd van doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. De zaak betreft de dood van een 19-jarige vrouw, die op 8 november 2016 in haar woning in Ede om het leven is gebracht. De verdachte heeft tijdens een ruzie de vrouw gewurgd met een touw en haar vervolgens met een takkenschaar op het hoofd geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn persoonlijkheidsstoornis en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen aan de familie van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor immateriële schade afgewezen, omdat deze niet onder de huidige wetgeving vallen. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881890-16
Datum uitspraak : 30 augustus 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1996 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] ,
thans gedetineerd te JJI De Hunnerberg te Nijmegen,
raadsman: mr. B. Molenaar, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op respectievelijk 22 februari 2017, 17 mei 2017, 12 juli 2017 en 16 augustus 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 november 2016 te Ede [slachtoffer] opzettelijk en
met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door
- de keel van die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of een touw om de keel van die [slachtoffer] te doen en/of dat touw (vervolgens) aan te trekken en/of die [slachtoffer] (aldus) te wurgen en/of
- die [slachtoffer] met kracht met de hand en/of met een hard voorwerp op het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- heftig botsend geweld op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] toe te passen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 november 2016 te Ede [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- de keel van die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of een touw om de keel van die [slachtoffer] te doen en/of dat touw (vervolgens) aan te trekken en/of die [slachtoffer] (aldus) te wurgen en/of
- die [slachtoffer] met kracht met de hand en/of met een hard voorwerp op het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- heftig botsend geweld op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] toe te passen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2a. Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte het doden van [slachtoffer] heeft gepland of dat hij vooraf de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de gevolgen van zijn daad.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan subsidiair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van de volgende geweldshandelingen dient te worden vrijgesproken, het vastpakken van de keel, al dan niet met kracht, het dichtknijpen van de keel, al dan niet met kracht, met de hand tegen hoofd en/of lichaam slaan en heftig botsend geweld uitvoeren op hoofd en lichaam. Hiertoe ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het proces-verbaal van bevindingen komt naar voren dat verbalisant [verbalisant 1] op 8 november 2016 omstreeks 22:04 uur ter plaatse kwam op de [adres 2] . Op het moment dat de deur door een jonge vrouw open werd gedaan, zag [verbalisant 1] op de muur tegengesteld aan de voordeur bloedspetters zitten. De spetters zaten bijna tot aan het plafond. Achter de deur op de grond lag een vrouwenlichaam. (...) Rondom het hoofd van de vrouw lag een plas vloeibaar bloed en de plas werd steeds groter. [verbalisant 1] zag dat de vrouw nog bewoog en hoorde een licht ‘geroggel’ vanuit haar mond komen. Ook voelde [verbalisant 1] een lichte hartslag. (...) Na 25 minuten reanimeren kwam het mobiel medisch team ter plaatse en in overleg met de trauma arts is besloten om te stoppen met de reanimatie daar het slachtoffer geen tekenen van leven meer gaf. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] spreekt op 8 november 2016 omstreeks 22.00 uur met meldster [naam 1] . Zij vertelde dat haar zuster het slachtoffer was. Op dat moment kwam haar moeder aangereden. [naam 1] liep direct naar haar moeder toe. [3]
Uit het deskundigenrapport van de patholoog [naam 2] , is het volgende naar voren gekomen.
Overledene [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1997 te [geboorteplaats 2]
“Bij sectie werden als gevolg van meermalen toegepast uitwendig inwerkend zeer heftig botsend geweld op het hoofd en gezicht circa 7 deels met elkaar samenhangende verscheuringen/defecten van de huiden en weke delen gevonden met veel begeleidende bloeduitstortingen, breuken van de aangezichtsschedel en breuken van het schedeldak en van de schedelbasis. (...)
Er waren als gevolg van bij leven opgelopen omsnoerend geweld op de hals een snoerspoor en begeleidende huidletsels in de hals links en rechts. Er waren gerelateerde bloeduitstortingen in de weke delen aan beide kanten van de hals, in de oppervlakkige en diepe halsspieren
. (...) Er waren als gevolg van uitwendig inwerkend geweld op de borstkas beiderzijds ribbreuken met beiderzijds een klaplong. (...)
Conclusie: Het overlijden van [slachtoffer] , 19 jaar oud geworden, kan worden verklaard door acuut opgetreden zuurstofgebrek, hersenfunctieverlies en algehele weefselschade door herhaaldelijk bij leven opgelopen heftig botsend geweld op het hoofd en het gezicht, omsnoerend geweld op de hals en uitwendig inwerkend stomp botsend geweld op de romp. Genoemde geweldsvormen kunnen -elk op zich als in combinatie het overlijden verklaren.(…)” [4]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 8 november 2016 naar de [adres 2] , de woning van [slachtoffer] is gegaan. In de gang van de woning kregen zij ruzie. Verdachte had een touwtje in zijn zak en heeft het touwtje met twee handen om de nek [slachtoffer] gedaan. Vervolgens viel [slachtoffer] , verdachte had haar vast en viel met haar mee op de grond. Verdachte zat schuin achter [slachtoffer] en had nog steeds het touwtje vast. Verdachte heeft het touwtje strakgetrokken. Op dat moment was [slachtoffer] wel aan het bewegen, aan het schoppen en op een gegeven moment was ze weg. Verdachte wilde weggaan maar toen maakte [slachtoffer] geluid. Verdachte heeft de takkenschaar gepakt. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag, heeft verdachte een paar keer op het hoofd van [slachtoffer] geslagen. [5]
Gelet op voormelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verantwoordelijk is voor het bij [slachtoffer] veroorzaakte letsel, ten gevolge waarvan zij is overleden. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan doodslag.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks08 november 2016 te Ede [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
-
de keel van die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of dicht te knijpen en/ofeen touw om de keel van die [slachtoffer] te doen en
/ofdat touw (vervolgens) aan te trekken en
/ofdie [slachtoffer] (aldus) te wurgen en/of
- die [slachtoffer] met kracht
met de hand en/ofmet een hard voorwerp op het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- heftig botsend geweld op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] toe te passen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. De overwegingen over de toerekeningsvatbaarheid zijn opgenomen onder punt 7, Overwegingen ten aanzien van straf of maatregel.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft hij gevorderd dat verdachte ter beschikking gesteld zal worden en dat zal worden bevolen dat hij van overheidswege verpleegd zal worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het minderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast. Het advies van Teylingereind tot toepassing van TBS dwang – wat volwassenstrafrecht impliceert – is onvoldoende onderbouwd. Feit is wel dat vast is komen te staan dat bij verdachte sprake is van een ontwikkelingsstagnatie, waardoor in ieder geval aan één van de twee indicatiecriteria voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht geheel wordt voldaan. Daarnaast is van geen van de vier contra-indicaties sprake. Nu voorts van de overige tegenargumenten van Teylingereind geen sprake is, is de conclusie gerechtvaardigd dat in de persoonlijkheid van verdachte voldoende grond kan worden gevonden om ten aanzien van hem minderjarigenstrafrecht toe te passen. Logischerwijs zal dit – gezien de ernst van het feit – wel resulteren in een (waarschijnlijk maximale) jeugddetentie en als maatregel de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Subsidiair wordt verzocht om TBS met voorwaarden op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 5 juli 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 16 mei 2017;
- een psychiatrisch onderzoek van [naam 3] , psychiater, gedateerd, 23 maart 2017;
- een psychologisch onderzoek van [naam 4] , GZ-psycholoog, gedateerd februari 2017;
- een klinisch multidisciplinair rapport van [naam 5] , GZ-psycholoog en van [naam 6] , psychiater, gedateerd 7 augustus 2017.
Verdachte heeft [slachtoffer] op school leren kennen. Via Facebook werd het contact weer opgepakt en zij hielden vervolgens ook via WhatsApp contact. Verdachte gaf aan de WhatsApp-gesprekken na verloop van tijd een seksuele lading. Ook gaf hij aan dat hij wilde betalen voor seksueel contact. Verdachte hoopte dat [slachtoffer] hem aardig zou vinden als hij haar geld gaf. Verdacht en [slachtoffer] maakten op 8 november 2016 een afspraak.
Verdachte verklaart dat er wat is gezoend en dat [slachtoffer] hem heeft afgetrokken. Toen verdachte naar huis ging, zou [slachtoffer] hem om geld gevraagd hebben. Zij zou verdachte met stemverheffing hebben aangesproken. Verdachte kon daar niet tegen, hij werd gestrest en het werd zwart voor zijn ogen. Hij heeft een touwtje uit zijn zak gehaald en heeft [slachtoffer] daarmee gewurgd. Toen verdachte hoorde dat [slachtoffer] nog geluid maakte, heeft dat hem niet tot bezinning gebracht. Hij heeft een takkenschaar gepakt en heeft hij [slachtoffer] meermalen op haar hoofd geslagen.
Uit de het rapport van de patholoog blijkt dat de schedel van [slachtoffer] op vele plaatsen gebroken was. Zij had ook breuken in haar beide oogkassen en haar neus. Verder waren er ribben gebroken en zij had een dubbele klaplong. Verdachte heeft extreem veel, grof geweld op [slachtoffer] uitgeoefend, waardoor zij is gestorven. Verdachte kon geen antwoord geven op de vraag waarom hij zo extreem gewelddadig heeft gereageerd.
Verdachte heeft om onbegrijpelijke redenen het leven van [slachtoffer] beëindigd, hij heeft haar het meest waardevolle bezit ontnomen. [slachtoffer] is maar 19 jaar geworden. Zij werd gedood in haar woning, de plek waar zij veilig zou moeten zijn en waar zij verdachte niets vermoedend heeft uitgenodigd.
Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat verdachte de familie en vrienden van [slachtoffer] onherstelbaar veel leed heeft toegebracht. Zij missen [slachtoffer] nog dagelijks.
Haar zuster [naam 1] heeft [slachtoffer] badend in het bloed gevonden. Op aanwijzingen van de meldkamer heeft zij eerste hulp geboden. Zij heeft haar moeder moeten vertellen hoe zij [slachtoffer] heeft gevonden. Dit alles moet verschrikkelijk voor haar zijn geweest en een onuitwisbare indruk op haar hebben gemaakt. Voor de gevolgen hiervan is zij nog steeds onder behandeling. [naam 1] en haar vader en moeder worstelen nog dagelijks met de vraag waarom [slachtoffer] is gedood. De slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] was kort, maar zeer duidelijk:
[verdachte] ,
Waarom ben je niet weggegaan?Waarom heb je gedaan wat je hebt gedaan?
De media meldden dat het overlijden van [slachtoffer] het gevolg is van uit de hand gelopen “betaalde seks”. Deze omschrijving doet echter geen recht aan de feitelijke situatie. Alle contacten van [slachtoffer] zijn verhoord en er is geen enkele aanwijzing gevonden dat er sprake was van prostitutie. Op de rechtbank maakt het eerder de indruk dat twee jongeren op een onhandige manier contact met elkaar hebben gelegd.
In verband met de strafoplegging moet de rechtbank de volgende vragen beantwoorden:
  • moet het volwassenen- of jeugdstrafrecht worden toegepast?
  • is verdachte toerekeningsvatbaar?
  • is er recidivegevaar?
  • hoe hoog moet de straf zijn en
  • welke maatregel moet worden opgelegd?
Verdachte is geobserveerd in Forensisch Centrum Teylingereind. In het rapport van dit Multidisciplinair onderzoek (verder: observatierapport) staat dat verdachte een persoonlijkheidsstoornis heeft waardoor hij op verschillende leefgebieden niet goed functioneert. Hij heeft een zeer verstoorde agressieregulatie met een volledige afsplitsing van agressieve gevoelens en fantasieën. Ook heeft verdachte problemen met de verwerking van de informatie die hij ontvangt. Verdachte heeft deze stoornissen al lang en deze waren aanwezig toen verdachte het feit pleegde. Er was toen sprake van een impulsdoorbraak, een explosie van agressie die niet kan worden verklaard door de situatie waarin verdachte zich bevond. Het advies is om verdachte de doodslag op [slachtoffer] in verminderde mate toe te rekenen.
In het observatierapport staat dat verdachte naast de eerder genoemde stoornissen een laag zelfbeeld heeft en een gebrekkig invoelend vermogen. Ook zijn geweten is gebrekkig ontwikkeld. Verder heeft hij zichzelf onvoldoende onder controle en heeft hij mogelijk problemen met het gebruik van alcohol en cannabis. Onduidelijk is welke factoren invloed hebben op het recidiverisico en er zijn geen factoren gevonden die het recidiverisico verminderen. Hierdoor, samen met verdachtes volledige afsplitsing van agressieve gevoelens en fantasieën, bestaat er een hoog risico dat hij weer ernstige gewelddadige feiten pleegt.
Uit het observatierapport en de verklaring ter terechtzitting van [naam 5] , GZ-psycholoog, volgt dat bij verdachte sprake is van een ontwikkelingsachterstand. Dit zou aanleiding kunnen zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De ontwikkelingsachterstand hangt echter samen met de persoonlijkheidsstoornissen van verdachte. Een persoonlijkheidsstoornis is een “volwassenstoornis” die langdurig en intensief moet worden behandeld. Dit betekend dat verdachte geen gezins- of schoolgerichte behandeling nodig heeft, die kan worden geboden binnen Justietiele Jeugdinrichtingen. De behandeling die verdachte nodig heeft, kan dan beter in het kader van de Terbeschikkingstelling (verder: TBS) worden gegeven. Alleen bij de oplegging van TBS met dwangverpleging kan een afdoende beveiligingsniveau worden geboden, aldus het observatierapport.
De rechtbank neemt deze adviezen over.
De rechtbank past het volwassenenrecht toe.
De hoofdregel is dat verdachten tot 18 jaar onder het jeugdstrafrecht vallen. Verdachten vanaf 18 jaar zijn volwassen en vallen onder het volwassenenstrafrecht. Als sancties uit het jeugdstrafrecht beter aansluiten bij hun ontwikkelingsniveau, kunnen verdachten van 18 tot 23 jaar onder het strafrecht voor jongvolwassenen vallen.
Verdachte is minder ver in zijn ontwikkeling, dan hij gezien zijn leeftijd zou moeten zijn. Hij heeft een persoonlijkheidsstoornis die de oorzaak is van zijn ontwikkelingsachterstand. De rechtbank vindt dat de behandeling van verdachte het beste gericht kan worden op de oorzaak van zijn ontwikkelingsachterstand, dus op zijn persoonlijkheidsstoornis. Deze behandeling kan het beste in een Tbs-kliniek plaatsvinden, een kliniek voor volwassenen. Daarom ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de hoofdregel en past zij het volwassenstrafrecht toe.
Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar.
Verdachte leed toen hij het feit pleegde aan een persoonlijkheidsstoornis en hij kon informatie die hij ontving niet snel verwerken. De verstoorde agressieregulatie leidde tot een impulsdoorbraak, een explosie van geweld. De stoornissen van verdachte hebben dus in belangrijke mate bijgedragen aan het feit. Daarom is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Dat betekent dat de dood van [slachtoffer] verdachte niet volledig kan worden aangerekend. Daarom zal er een lagere gevangenisstraf kunnen worden opgelegd dan normaal bij dit soort ernstige feiten. Maar daarnaast zal verdachte ter beschikking worden gesteld.
Het recidivegevaar is hoog.
Verdachte heeft in een explosie van geweld een jonge vrouw gedood. De vraag waarom, kan hij niet beantwoorden. Verder schreef verdachte gewelddadige songteksten over, verzamelde hij wapens en draaide hij schroeven in een honkbalknuppel. Dit veroorzaakt meer letsel als iemand met de knuppel wordt geslagen. In de Justitiële jeugdinrichting is hij twee keer met een zelfgemaakt wapen betrapt. Verdachte lijkt een ongezonde belangstelling voor wapens en voor geweld te hebben. Dit beangstigd de rechtbank. Ook uit het observatieverslag blijkt niet alleen dat het recidivegevaar hoog is, maar dat verdachte bij recidive het weer een zeer gewelddadig feit kan plegen. Bij het opleggen van de strafrechtelijke maatregel, gaat de rechtbank uit van een hoog recidivegevaar.
De hoogte van de gevangenisstraf.
Bij het opleggen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte nog jong is en dat hij een blanco strafblad had. Verder realiseert de rechtbank zich dat het in het belang van verdachte is dat hij zo snel mogelijk met zijn behandeling kan beginnen. Verdachte heeft echter een zeer ernstig feit gepleegd. In een explosie van geweld heeft hij een jonge vrouw gedood. De rechtbank ontkomt er dan ook niet aan om naast de TBS, ook een forse gevangenisstraf op te leggen. De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 6 jaren. De rechtbank vindt dat de officier met deze eis, een goede afweging heeft gemaakt tussen het belang van verdachte, zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en het belang dat de samenleving heeft bij het bestraffen van ernstige strafbare feiten. De rechtbank volgt de eis van de officier van justitie.
Geen ruimte voor een voorwaardelijke TBS.
Verdachte werkt overal aan mee en hij is niet eerder veroordeeld. Daarom heeft de verdediging verzocht om bij het toepassen van het volwassenstrafrecht, een voorwaardelijke TBS op te leggen.
De rechtbank gaat hier niet in mee. Verdachte heeft laten zien dat hij zonder aanwijsbare reden letterlijk levensgevaarlijk kan worden. Daarom vindt de rechtbank dat de ernst van het feit, de ernst van de stoornis van verdachte en het hoge herhalingsgevaar aan het opleggen van een voorwaardelijke TBS in de weg staat. De veiligheid van anderen, of de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling met de verpleging van overheidswege wordt opgelegd. Verdachte heeft [slachtoffer] gedood, een grotere inbreuk op haar lichamelijke integriteit is niet mogelijk. Daarom is de duur van de maatregel onbeperkt.
Wat betekent deze gevangenisstraf en de TBS in de praktijk?
Verdachte wordt na twee derde deel van de gevangenisstraf, dus na vier jaar, in een besloten afdeling van een Tbs-kliniek geplaatst. De TBS heeft niet als doel om verdachte te straffen, maar het doel is beveiliging van de maatschappij en resocialisatie van verdachte. Verdachte zal voor zijn persoonlijkheidsstoornis worden behandeld. Maar verdachte is dan nog steeds opgesloten. Pas als het recidivegevaar voldoende is afgenomen, krijgt hij meer vrijheid. Hij gaat eerst met begeleid verlof en later met onbegeleid verlof. Uiteindelijk kan de TBS worden beëindigd. Hoe lang de plaatsing van verdachte in de Tbs-kliniek duurt, valt nu nog niet te voorspellen. In het observatieverslag wordt vermeld dat een langdurige intensieve behandeling nodig is. In de praktijk blijkt dit jaren te duren. In 2011 was de gemiddelde duur van de TBS 10 jaar. Een verdachte die volledig toerekeningsvatbaar is en de maximale gevangenisstraf voor doodslag krijgt, kan na 10 jaar voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Het is waarschijnlijk dat de TBS van verdachte later wordt beëindigd.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 7] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Door de benadeelde partij [naam 7] wordt een bedrag gevorderd van € 64,52 aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag bedraagt € 20.064,52, met daarbij de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [naam 8] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Door de benadeelde partij [naam 8] wordt een bedrag gevorderd van € 11.490,45 aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag bedraagt € 31.490,45, met daarbij de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Door de benadeelde partij [naam 1] wordt een bedrag gevorderd van € 2.425,89 aan materiële schade en € 40.000,- aan immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag bedraagt € 42.425,89, met daarbij de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 7] en [naam 8] voor wat betreft de materiële schade kunnen worden toegewezen, met de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente vanaf 8 november 2016. Dit geldt niet voor de immateriële schade die door beiden benadeelde partijen is gevorderd.
Naar mening van de officier van justitie kan de vordering van de benadeelde partij [naam 1] in haar geheel worden toegewezen, met de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente vanaf 8 november 2016.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 7] en [naam 8] voor wat betreft de materiële schade. De immateriële schade, de affectieschade, dient ten aanzien van beide benadeelde partijen, niet-ontvankelijk te worden verklaard. De wettelijke basis voor vordering van dergelijke schade ontbreekt.
Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [naam 1] heeft de raadsman van verdachte voor wat betreft de materiële schade enkel verweer gevoerd ten aanzien van de gederfde inkomsten. Naar zijn mening dient het gevorderde bedrag omgezet te worden in een netto bedrag. Voor wat betreft de immateriële schade, de shockschade, is voldaan aan de vereiste criteria en refereert de raadsman van verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van het bedrag.
Beoordeling door de rechtbank
De gevorderde immateriële schade door de benadeelde partijen [naam 7] en [naam 8]
Met betrekking tot de gevorderde affectieschade overweegt de rechtbank als volgt. Voorop staat dat de rechtbank begrijpt en erkent dat aan de benadeelde partijen, vader en moeder van [slachtoffer] , groot leed is aangedaan door het om het leven brengen van hun dochter. De vordering dient de rechtbank echter te beoordelen naar het huidige recht. In het huidige Nederlands rechts is de mogelijkheid voor vergoeding van immateriële schade ten aanzien van het verlies van een dierbare zeer beperkt. Vaste jurisprudentie is dat enkel de situatie als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, de shockschade, voor vergoeding in aanmerking kan komen. Affectieschade valt daar niet onder. Dat op 9 mei 2017 het wetsvoorstel vergoeding van Affectieschade door de Tweede Kamer is aangenomen, maakt dit niet anders. De rechter heeft immers niet de vrijheid om, vooruitlopend op een eventueel door de wetgever door te voeren wijziging van de wet, een dergelijke vergoeding toe te kennen. De rechtbank zal de benadeelde partijen ten aanzien van dit onderdeel dan ook niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 7]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam 7] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De schadepost reiskosten (€ 64,52) is door de verdediging niet betwist. Verdachte is voor deze schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarbij is ook aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, voldaan. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de benadeelde partij [naam 7] .
De gevorderde en toegewezen rente en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 november 2016.
De gevorderde immateriële schade wordt, zoals hiervoor overwogen niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam 8] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De schadeposten telefoonkosten (€ 25,-), kosten begrafenis (€ 7.446,45) en kosten grafmonument (€ 3.620,-) zijn door de verdediging niet betwist. Verdachte is voor deze schade, in totaal € 11.490,45, naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarbij is ook aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, voldaan. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de benadeelde partij [naam 8] .
De gevorderde en toegewezen rente en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 november 2016.
De gevorderde immateriële schade wordt, zoals hiervoor overwogen niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 1]
Materiële schade
De schadeposten telefoonkosten (€ 25,-), reiskosten (€ 100,12), informatieverstrekking
(€ 79,73) en kosten voor EMDR therapie (€ 700,55), zijn door de verdediging niet betwist en kunnen worden toegewezen.
De schadepost gederfde inkomsten zal door de rechtbank worden vastgesteld op een bedrag van € 1.000,-, zijnde een schatting van het netto inkomensverlies. In totaal zal een bedrag van € 1.905,40 aan materiele schadevergoeding worden toegewezen.
Immateriële schade
Degene die een misdrijf pleegt met de dood tot gevolg, handelt niet alleen onrechtmatig jegens degene die daardoor is gedood, maar ook jegens degene bij wie door het waarnemen van de door een onrechtmatige daad veroorzaakte dood of de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit.
Volgens vaste jurisprudentie zal dit zich met name kunnen voordoen, indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ongeval of de gepleegde onrechtmatige daad is gedood. De daardoor ontstane immateriële schade komt op grond van het bepaalde in art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW voor vergoeding in aanmerking (‘shockschade’). Daarvoor is wel vereist dat het geestelijk letsel, in rechte kan worden vastgesteld. Dit is over het algemeen slechts het geval als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Voor toekenning van ‘shockschade’ is het voldoende dat een rechtstreeks verband bestaat tussen het gevaarzettend handelen enerzijds en het geestelijk letsel dat een derde door de confrontatie met de gevolgen van dit handelen oploopt anderzijds. Deze confrontatie kan ook plaatsvinden (kort) nadat de gebeurtenis die tot de dood of verwonding van een ander heeft geleid, heeft plaatsgevonden (Hoge Raad 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356).
Gelet op de hiervoor gegeven beschrijving van de omstandigheden waaronder mevrouw [naam 1] haar zuster op de avond van 8 november 2016 heeft aangetroffen, is sprake van een directe en rechtstreekse confrontatie met de gevolgen van het misdrijf. Het lijdt geen twijfel, en dat wordt ook niet betwist, dat zij bij deze confrontatie een ernstige psychische schok heeft opgelopen. Verder is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting genoegzaam komen vast te staan dat sprake is geweest van een dermate ernstige schok dat deze heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Uit de als bijlage 1 bij de vordering benadeelde partij overgelegde verklaring van mevrouw [naam 9] , GZ-psycholoog en psychotraumatherapeut te Ede, blijkt dat mevrouw [naam 1] vanaf 21 december 2016 onder psychologische behandeling staat. Zij lijdt onder meer aan posttraumatische stressklachten, samenhangend met de gewelddadige dood van haar jongere zuster, hetgeen tot gevolg heeft dat zij aanzienlijk wordt belemmerd in haar functioneren, terwijl zijn voordien goed functioneerde.
Dit leidt tot de slotsom dat voldaan is aan alle in de jurisprudentie geformuleerde vereisten voor het toekennen van ‘shockschade’. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte ook onrechtmatig jegens mevrouw [naam 1] heeft gehandeld en dat hij gehouden is de schade te vergoeden die zij als gevolg daarvan lijdt.
Mevrouw [naam 1] heeft naast materiële schadevergoeding ook vergoeding van schokschade gevorderd tot een bedrag van € 40.000,00.
Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade naar billijkheid dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het aan verdachte te maken verwijt en de aard en ernst van het psychische letsel. Daarbij dient tevens gekeken te worden naar hetgeen blijkens de jurisprudentie in vergelijkbare gevallen gebruikelijk is.
Het gaat in deze zaak om een buitengewoon ernstig misdrijf dat is gepleegd in de eigen, veilige woonomgeving van mevrouw [naam 1] , die destijds met het slachtoffer / haar zuster samenwoonde.
Zij heeft bij thuiskomst als eerste haar zuster gevonden onder de hiervoor reeds beschreven omstandigheden, met ernstige uiterlijke verwondingen en liggend in een plas bloed. Nadat zij het alarmnummer 112 had gebeld, is zij nog enige tijd alleen met het lichaam van haar stervende zuster in de woning geweest. Toen de politie was gearriveerd moest zij de woning direct verlaten en heeft zij haar moeder moeten opvangen.
Gelet op de brute wijze waarop verdachte haar zuster om het leven heeft gebracht, de gruwelijke omstandigheden waaronder zij in haar eigen woonomgeving haar die avond zo heeft aangetroffen, waarna zij haar moeder moest opvangen, terwijl zij eigenlijk zelf bijstand nodig had, de gevolgen die zij daarvan ondervindt en de mogelijke (ernstige) gevolgen die zij daarvan gedurende haar verdere leven nog zal ondervinden, en gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen van ‘shockschade’ worden toegekend, is een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schadevergoeding gerechtvaardigd. Dit bedrag zal worden toegewezen, evenals de gevorderde wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het beroep dat namens mevrouw [naam 1] op twee eerder gewezen vonnissen inzake ‘shockschade’ is gedaan, gaat niet op. De feiten en omstandigheden waarop de desbetreffende vorderingen waren gebaseerd verschillen te veel van de onderhavige zaak om het in die beslissingen toegewezen bedrag ook hier toe te wijzen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu de behandelingen van het overige deel van de vorderingen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de benadeelde partij [naam 1] .
De gevorderde en toegewezen rente en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 november 2016.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaar;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 7] .
veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 7] ,van een bedrag van
€ 64,52 (vierenzestig euro en tweeënvijftig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 8] .
veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 8] ,van een bedrag van
€ 11.490,45 (elfduizend vierhonderdnegentig euro en vijfenveertig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1] .
veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 1] ,van een bedrag van
€ 26.905, 40 (zesentwintigduizend negenhonderden vijf euro en veertig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. J.M. Hamaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, [naam 10] , opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2016550687, gesloten op 2 januari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, PL0600 2016550687-2, p. 200 en 201.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, PL0600 2016550687-14, p. 209.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport opgesteld door [naam 2] , Patholoog, p. 1016 e.v.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2017 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 86 e.v. en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 138 e.v.