ECLI:NL:RBGEL:2017:4467

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
05/720147-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van moord, vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging en smaadschrift in een zaak van een verdachte met een complexe achtergrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder voorbereiding van moord, vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging en smaadschrift. De verdachte, geboren in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op 1 mei 2017 naar de woning van de slachtoffers gegaan, waar hij hen met geweld heeft benaderd. Hij had een gitaarkoffer bij zich met daarin verschillende voorwerpen die bestemd waren voor het begaan van een misdrijf. De verdachte heeft de slachtoffers bedreigd en mishandeld, en heeft flyers verspreid met ongefundeerde beschuldigingen tegen een van de slachtoffers, wat leidde tot smaadschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft geoordeeld dat hij niet strafbaar is voor de voorbereiding van moord, omdat hij zich tijdens de daad heeft bedacht en de situatie niet verder heeft geëscaleerd. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de andere feiten en heeft hem een gevangenisstraf opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de handelingen van de verdachte.

De zaak illustreert de complexe interactie tussen emotionele problemen van de verdachte en de ernstige gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, en heeft besloten dat behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720147-17
Datum uitspraak : 29 augustus 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te Zwolle PPC te Zwolle.
raadsman: mr. B.J.H. Sijbom, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij, op of omstreeks 1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] , danwel een of meer anderen, van het leven te beroven, opzettelijk een of meer voorwerpen, te weten:
- een honkbalknuppel
- een of meerdere messen
- een rol tape
- touw
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair
hij, op of omstreeks 1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] , danwel een of meer anderen, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk een of meer voorwerpen, te weten:
- een honkbalknuppel
- een of meerdere messen
- een rol tape
- touw
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij, op of omstreeks 1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door de woning van die [slachtoffer 2] binnen te dringen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen de grond te duwen en/of
- ( vervolgens) te zeggen: 'Ga naar binnen' en/of 'Ga op de bank zitten', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 2] trachtte via de keukendeur van voornoemde woning te vluchten) die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of vast te houden en/of (met kracht) tegen een muur aan te duwen en/of die [slachtoffer 2] (op die wijze) te beletten om uit voornoemde woning te vluchten;
3.
hij, op of omstreeks 1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar (met kracht) tegen de grond te duwen en/of (met kracht) tegen een muur te duwen en/of door haar bij de nek vast te pakken en/of vast te houden;
4.
hij, op of omstreeks 1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: 'als je nog één keer zegt dat [naam 1] ziek is dan vermoord ik je' en/of 'als je nog één keer zo'n kaartje naar [naam 1] stuurt dan vermoord ik jou', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of heeft hij, verdachte, de nek van die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of vastgehouden;
5.
hij, op één of meer tijdstippen op of omstreeks 1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, immers heeft verdachte met voormeld doel flyers/pamfletten/geschriften in de brievenbus(sen) van (een) woning(en) in de directe woonomgeving van die [slachtoffer 1] gedeponeerd, welke flyers/pamfletten/geschriften de navolgende tekst(en) bevatten:
- ‘ [slachtoffer 1] is een pedofiel en een verkrachter!!!!’ en/of
- ‘ Deze man is een hele zieke man. Hij heeft zijn dochter jarenlang sexueel misbruikt op gruwelijke wijze tot verminking toe’ en/of
- ‘ Van haar 6de tot haar 12de is ze misbruikt door deze zieke man’ en/of
- ‘ De allerlaatste keer dat hij wat heeft gedaan was op 7 januari 2017’ en/of
- ‘ Ten slotte [slachtoffer 1] is niet eens de vader van het slachtoffer, maar zijn broer [naam 2] is de biologische vader’, althans tekst(en) van soortgelijke aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 mei 2017 heeft verdachte bij de woning van aangeefster [slachtoffer 2] en haar man [slachtoffer 1] aan de [adres] , gemeente Lingewaal, aangebeld. Aangeefster en [slachtoffer 1] zijn de ouders van [naam 1] , de vriendin van verdachte. [2]
Toen de deur openging is verdachte naar binnengegaan. Verdachte had een gitaarkoffer bij zich. [3] In die koffer zaten een honkbalknuppel, messen, een schaar, tape, touw en flyers. [4]
Op de flyers stond een foto van [slachtoffer 1] en de volgende tekst:

[slachtoffer 1] is een pedofiel en een verkrachter
Deze man is een hele zieke man. hij heeft zijn dochter jarenlang sexueel misbruikt op gruwelijke wijze tot verminking toe.
Ik kan niet meer accepteren dat zulke mensen kunnen doen wat ze willen zonder daarvoor gestraft te worden.
Van haar 6de tot haar l2de is ze misbruikt door deze zieke man. Daarna is ze uit huis gegaan maar een paar jaar later toen ze weer terug in huis ging begon t weer van voor af aan. De allerlaatste keer dat hij wat heeft gedaan was 7 januari 2017 Zijn vrouw de moeder dus doet hier niks aan ze doet net alsof er niks is gebeurd en ze noemt haar dochter een ziek manipulatief kind. Ik heb de oudere zus van het slachtoffer dit ook allemaal verteld maar de zus is veel te druk met haar bruiloft en doet ook alsof het er niet is.
Ten slotte [slachtoffer 1] is niet eens de vader van het slachtoffer, maar zijn broer [naam 2] is de biologische vader.
Tegen de tijd dat dit wordt gelezen heb ik al een verschrikkelijke misdaad gepleegd en iedereen die van mij houdt waaronder dus het slachtoffer zal mij haten en zal ik kwijt raken, maar ik kan niet meer zo verder leven.
Kinderverkrachters moeten verdwijnen uit deze wereld.
[slachtoffer 1]
[adres] ”. [5]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, voorbereiding van moord.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezenverklaard dat sprake was van voorbereiding van moord. Daartoe heeft hij aangevoerd dat bij de verdachte niet de intentie bestond om [slachtoffer 1] van het leven te beroven, zodat niet kan worden bewezen dat sprake was van voorbedachte raad.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte in de woning tegen haar heeft gezegd: “ik wacht hier op jouw man tot hij thuis is en dan vermoord ik hem”. [6]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de tekst op de flyers “tegen de tijd dat dit wordt gelezen heb ik al een verschrikkelijke misdaad gepleegd” al had getypt voordat hij in de woning was, omdat hij echt in zijn hoofd had om [slachtoffer 1] iets aan te doen. Verdachte verklaart daar ook dat hij tegen aangeefster heeft gezegd dat hij zou wachten tot [slachtoffer 1] thuiskwam, maar ontkent dat hij heeft gezegd dat hij [slachtoffer 1] wilde vermoorden. Verdachte zegt daarover: “Ik had dat wel in mijn hoofd, maar ik heb dat zeker niet gezegd. Maar dat kon ze zelf ook wel invullen”. [7]
Uit de verklaring van verdachte en de door verdachte vooraf getypte tekst op de flyer leidt de rechtbank af dat verdachte van plan was [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarbij in het midden blijven – en is voor de bewijsvoering ook niet van belang – of verdachte dat plan ook expliciet aan aangeefster kenbaar heeft gemaakt.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de voorwerpen in de gitaarkoffer voorhanden heeft gehad en naar de woning van aangeefster en [slachtoffer 1] heeft meegenomen, omdat hij voornemens was [slachtoffer 1] met die meegenomen voorwerpen – en dus met voorbedachte raad – van het leven te beroven.
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 2, wederrechtelijke vrijheidsberoving 3, de mishandeling en 4, de bedreiging, tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar de woning van aangeefster is binnengedrongen, maar dat hij aangeefster daarna niet fysiek heeft belet de woning te verlaten. Volgens de raadsman is er om die reden geen sprake geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd.
Dat sprake is geweest van mishandeling kan wel worden bewezen verklaard, maar alleen voor zover het gaat om het vastpakken van de arm van aangeefster. Volgens de raadsman is er onvoldoende bewijs dat verdachte aangeefster ook bij de keel heeft vastgepakt. In zoverre moet verdachte van het onder 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Tot slot is er volgens de raadsman onvoldoende bewijs dat verdachte aangeefster heeft bedreigd. Verdachte moet daarom ook van het onder 4 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat toen zij de voordeur openmaakte verdachte de deur met kracht openduwde. Verdachte duwde aangeefster vervolgens met twee handen op de schouders naar beneden, waardoor aangeefster op haar knieën op de grond in de gang kwam te zitten. Ze hoorde verdachte zeggen: “Ik ben [verdachte] ga naar binnen”. Ze wilde niet doen wat verdachte zei en voelde dat verdachte haar daarop naar de woonkamer duwde. Verdachte zei: “Ga op de bank zitten”. Aangeefster kon naar de keuken rennen en wilde het slot van de keukendeur opendraaien. Ze was niet snel genoeg. Ze voelde dat ze door verdachte werd vastgepakt en met kracht tegen de muur werd gegooid.
In de keuken heeft zij met verdachte gesproken. Op een gegeven moment bewoog verdachte zijn handen naar voren en klemde deze om de nek van aangeefster. Aangeefster kon nog wel ademhalen, maar het werd wel bemoeilijkt. Verdachte zei: “Als je nog één keer zegt dat [naam 1] ziek is dan vermoord ik je”. Verdachte liep naar zijn jas en haalde uit de binnenzak een witte envelop. Het was een kaartje dat aangeefster aan [naam 1] had gestuurd. Verdachte verscheurde het kaartje en zei: “Als je nog één keer zo’n kaartje naar [naam 1] stuurt dan vermoord ik jou”. Aangeefster stond helemaal te shaken. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat toen de voordeur open ging hij tegen de voordeur heeft geduwd, zodat aangeefster de deur niet dicht kon doen. Hij is naar binnen gestormd en heeft aangeefster vervolgens vastgepakt. Hij wilde dat dat aangeefster op de bank ging zitten, maar aangeefster luisterde niet naar hem. Aangeefster stribbelde tegen. [9]
In de keuken wilde aangeefster de keukendeur opendraaien. Verdachte verklaart dat hij toen de handen van aangeefster heeft weggehaald en dat hij aangeefster een stukje verder heeft gezet. Hij pakte aangeefster bij de arm en heeft haar weggetrokken. [10]
Verdachte verklaart dat hij op een gegeven moment een brief van aangeefster aan [naam 1] voor de neus van aangeefster door midden heeft gescheurd. Hij zegt daarover dat aangeefster iedere week aan [naam 1] een brief stuurt dat ze veel van haar houdt. Maar dat [naam 1] en hij daarvan gek worden. Verdachte heeft gezegd dat aangeefster daarmee moet stoppen. Kort daarna is verdachte weggegaan. [11]
In het dossier bevindt zich een medische verklaring van huisarts J.G. Nassier, die daarin verklaart dat hij aangeefster op 3 mei 2017 lichamelijk heeft onderzocht. De huisarts rapporteert de volgende bevindingen:
“1/ schaafwonden thv dorsale deel re elleboog van 2 bij 2 cm en meerdere hematomen van 2/2 cm re bovenarm, tevens groot hematoom dorsale deel re elleboog van 3 bij 10 cm
2/ meerdere hematomen mn mediale deel li elleboog
3/ meerdere hyperemische (hematoom die verbleekt is?) gebieden ventrale deel van hals”. [12]
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de woning van aangeefster is binnengedrongen en aangeefster toen met kracht naar de grond heeft geduwd. Verdachte heeft gezegd dat aangeefster naar binnen moest gaan en op de bank moest gaan zitten. Omdat aangeefster tegenstribbelde, heeft verdachte aangeefster vervolgens geduwd. Toen aangeefster via de keukendeur wilde vluchten, heeft verdachte aangeefster vastgepakt en weggetrokken.
Verdachte heeft op deze wijze de bewegingsvrijheid van aangeefster beperkt en haar belet de woning te verlaten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld, zoals onder 3 is ten laste gelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij aangeefster met kracht naar de grond heeft geduwd en dat hij de nek van aangeefster heeft vastgepakt en vastgehouden. De rechtbank acht echter de verklaring van aangeefster ook op die onderdelen betrouwbaar. Ten aanzien van het vastpakken en –houden van de keel vindt die verklaring steun in het letsel dat aan de hals van aangeefster is geconstateerd. Dat is anders bij het onderdeel van de verklaring waarin aangeefster beschrijft dat zij naar de grond is geduwd. Nu echter de verklaring van aangeefster over wat er in de middag van 1 mei 2017 is gebeurd grotendeels steun vindt in de verklaring van verdachte en ook past bij het geconstateerde letsel, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit onderdeel.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij aangeefster heeft bedreigd, zoals onder 4 is ten laste gelegd. Ook hier volgt de rechtbank echter de verklaring van aangeefster dat verdachte, toen hij zijn handen om de nek van aangeefster hield, heeft gezegd aangeefster te zullen vermoorden als zij nogmaals zou zeggen dat [naam 1] ziek is alsook dat hij heeft gezegd aangeefster te zullen vermoorden als zij nogmaals een kaartje zou sturen. De rechtbank is van oordeel dat die verklaring voldoende betrouwbaar is om daarop de bewezenverklaring te baseren. De verklaring vindt op opvallende punten steun in de verklaringen die verdachte zelf heeft afgelegd. Zo heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad een envelop kapot heeft gescheurd om aangeefster duidelijk te maken dat aangeefster moet stoppen met het sturen van brieven. Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij, toen aangeefster zei dat [naam 1] ziek is, aangeefster heeft vastgepakt en toen heeft gezegd dat zij zelf degene is die ziek is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen van dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 tenlastegelegde, smaadschrift.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij de tekst op de flyers heeft gebaseerd op verhalen van zijn vriendin. [13] Hij heeft de flyers gemaakt. Nadat hij de woning van aangeefster had verlaten, heeft hij flyers in de buurt verspreid. Verdachte heeft daarover gezegd dat hij dat deed omdat hij wanhopig op zoek was naar bewijs voor de beschuldigingen die in de flyer worden geuit. Verdachte dacht dat er misschien mensen uit de buurt zijn die hetzelfde is overkomen. [14] Verdachte heeft zo’n 7 of 8 flyers uitgedeeld of door een brievenbus gedaan. [15]
Op grond van de hiervoor weergegeven en eerder aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte flyers met de hiervoor geciteerde tekst in brievenbussen in de directe woonomgeving van [slachtoffer 1] heeft verspreid. De rechtbank acht het onder 5 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
of omstreeks1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal,
althans in Nederland,ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1]
, danwel een of meer anderen,van het leven te beroven, opzettelijk een of meer voorwerpen, te weten:
- een honkbalknuppel
-
een ofmeerdere messen
-
een roltape
- touw
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/ofvoorhanden heeft gehad;
2.
hij, op
of omstreeks1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, door de woning van die [slachtoffer 2] binnen te dringen en
/of
-
(vervolgens
)die [slachtoffer 2]
(met kracht
)tegen de grond te duwen en
/of
-
(vervolgens
)te zeggen: 'Ga naar binnen' en/of 'Ga op de bank zitten'
, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,en
/of
-
(vervolgens
) (terwijl die [slachtoffer 2] trachtte via de keukendeur van voornoemde woning te vluchten
)die [slachtoffer 2] vast te pakken
en/of vast te houdenen
/of (met kracht
)tegen een muur aan te duwen en
/ofdie [slachtoffer 2]
(op die wijze
)te beletten om uit voornoemde woning te vluchten;
3.
hij, op
of omstreeks1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar
(met kracht
)tegen de grond te duwen en
/of (met kracht
)tegen een muur te duwen en
/ofdoor haar bij de nek vast te pakken en
/ofvast te houden;
4.
hij, op
of omstreeks1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: 'als je nog één keer zegt dat [naam 1] ziek is dan vermoord ik je' en
/of'als je nog één keer zo'n kaartje naar [naam 1] stuurt dan vermoord ik jou',
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,en
/of heeft hij, verdachte,de nek van die [slachtoffer 2] vastgepakt en
/ofvastgehouden;
5.
hij,
op één of meer tijdstippenop
of omstreeks1 mei 2017 te Spijk, gemeente Lingewaal, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, immers heeft verdachte met voormeld doel flyers
/pamfletten/geschriftenin de brievenbus
(sen
)van
(een)woning
(en
)in de directe woonomgeving van die [slachtoffer 1] gedeponeerd, welke flyers
/pamfletten/geschriftende navolgende tekst(en) bevatten:
- ‘ [slachtoffer 1] is een pedofiel en een verkrachter!!!!’ en
/of
- ‘ Deze man is een hele zieke man. Hij heeft zijn dochter jarenlang seksueel misbruikt op gruwelijke wijze tot verminking toe’ en
/of
- ‘ Van haar 6de tot haar 12de is ze misbruikt door deze zieke man’ en
/of
- ‘ De allerlaatste keer dat hij wat heeft gedaan was op 7 januari 2017’ en
/of
- ‘ Ten slotte [slachtoffer 1] is niet eens de vader van het slachtoffer, maar zijn broer [naam 2] is de biologische vader’
, althans tekst(en) van soortgelijke aard en/of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
“voorbereiding van moord”
Ten aanzien van feit 2:
“opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden”
Ten aanzien van feit 3:
“mishandeling”
Ten aanzien van feit 4:
“bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd”
Ten aanzien van feit 5:
“smaadschrift”

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.
Ten aanzien van feit 5 merkt de rechtbank op dat wat verdachte heeft aangevoerd over de intentie waarmee hij de flyers heeft verspreid niet afdoet aan de strafbaarheid van dat feit.
Uit de verklaringen van verdachte leidt de rechtbank dat verdachte zonder meer is uitgegaan van de juistheid van wat zijn vriendin hem heeft verteld en dat verdachte stelt dat hij de flyers heeft verspreid omdat hij bewijs wilde verzamelen voor de beschuldigingen die in de flyers worden geuit.
Ook al zou verdachte te goeder trouw hebben gehandeld, moet worden geconstateerd dat verdachte wist dat zijn vriendin geen aangifte heeft gedaan en ook door verdachte van het vermeende seksuele misbruik geen melding bij de politie is gedaan. Onder die omstandigheden had het voor de hand gelegen dat verdachte en zijn vriendin eerst in overleg zouden treden met de autoriteiten. Er stonden dus andere, en lichtere middelen open om het door verdachte gestelde doel te bereiken. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden aangenomen dat verdachte gerechtvaardigd heeft gehandeld.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van feit 1
De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op vrijwillige terugtred. Hij heeft daartoe gewezen op de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Verdachte stelt daarin dat toen hij in de woning van aangeefster was hij het voornemen om [slachtoffer 1] op te wachten heeft geannuleerd en de woning heeft verlaten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een beroep op vrijwillige terugtred geen sprake meer kan zijn, omdat de (fase van) voorbereidingshandelingen reeds was voltooid toen verdachte de woning verliet.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij boos en geëmotioneerd was door de verhalen van zijn vriendin. Hij stelt dat hij in een waas de flyers heeft gemaakt, een gitaarkoffer met voorwerpen heeft gevuld en naar de woning van aangeefster en [slachtoffer 1] is gereisd. Bij de politie heeft verdachte daarover verklaard dat toen hij de flyer typte hij echt in zijn hoofd had om [slachtoffer 1] iets aan te doen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, leidt de rechtbank onder meer uit de tekst op de flyer af dat verdachte het voornemen had [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De verklaring van verdachte houdt echter ook in dat verdachte zich bedacht toen hij in de woning was. Hij was wanhopig en zag geen oplossing. Verdachte stelt dat hij zijn voornemen heeft geannuleerd.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de woning nog wel van plan was [slachtoffer 1] te bedreigen en hem letsel toe te brengen om hem op die manier te dwingen een bekentenis van het vermeende seksuele misbruik af te leggen. Verdachte stelt dat hij vervolgens ook van dat voornemen is afgestapt. Dat was op het moment dat aangeefster aangaf hartproblemen te hebben en benauwd te worden.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte toen zij in de keuken stonden tegen haar heeft gezegd dat zij van [slachtoffer 1] moest scheiden en aangifte tegen hem moest doen. Zij heeft verdachte daarna ook horen zeggen dat hij er klaar mee was. Ze zag dat verdachte daarna richting de voordeur liep en naar buiten liep.
Gelet op de verklaringen van verdachte en de steun die deze vinden in de verklaring van aangeefster acht de rechtbank het aannemelijk dat het in belangrijke mate aan de wil van verdachte is te danken dat [slachtoffer 1] uiteindelijk niet daadwerkelijk van het leven is beroofd. Aangenomen moet dan ook worden dat sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van de tekst van die bepaling neemt de rechtbank aan dat een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred kan worden gedaan zolang het misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zien niet is voltooid. De rechtbank wijst in dat verband op de rechtspraak waarin is uitgemaakt dat ook in het geval van een voltooide poging een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred kan worden gedaan. In lijn met die rechtspraak is de rechtbank van oordeel dat een beroep op vrijwillige terugtred ook kan slagen als de voorbereidingshandelingen zelf reeds waren voltooid.
De verdachte is ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van feit 2, 3, 4 en 5
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen als door de reclassering geadviseerd, met dien verstande dat daarbij moet worden bepaald dat de beslissing om duur van de geadviseerde klinische behandeling te bekorten door de reclassering en niet – zoals in het reclasseringsadvies is voorgesteld – door de behandelaars moet worden genomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Aan de voorwaardelijke veroordeling moeten de voorwaarden worden gekoppeld, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 29 juni 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus Reclassering Zwolle, gedateerd 7 augustus 2017;
- een rapport van drs. H.E.W. Koornstra, psycholoog, gedateerd 17 juli 2017;
- een rapport van G.J. Ploeg, forensisch milieuonderzoeker, gedateerd 4 juli 2017.
Verdachte is het huis van aangeefster en [slachtoffer 1] binnengedrongen en heeft aangeefster vervolgens met geweld belet die woning te verlaten. In de woning heeft verdachte aangeefster mishandeld en met de dood bedreigd. Nadat hij uit de woning was vertrokken, heeft verdachte in de buurt flyers verspreid waarop een foto van [slachtoffer 1] en een tekst waren afgedrukt. In die door verdachte getypte tekst beschuldigt verdachte [slachtoffer 1] onder meer van het seksueel misbruiken van diens dochter, de vriendin van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij vanuit wanhoop heeft gehandeld. Hij was boos en geëmotioneerd geraakt door de verhalen die zijn vriendin hem had verteld. Verdachte voelde zich machteloos en wilde [slachtoffer 1] voor het vermeende seksueel misbruik laten boeten door hem van het leven te beroven. Het is daartoe met een gitaarkoffer met voorwerpen en flyers naar de woning gegaan. Het plan om [slachtoffer 1] van het leven te beroven, heeft verdachte uiteindelijk laten varen. Verdachte stelt dat hij de woning van aangeefster is binnengedrongen en tegen haar te keer is gegaan omdat hij tot haar wilde doordringen en wilde bewerkstelligen dat zij aangifte tegen [slachtoffer 1] zou doen. Verdachte kon zich niet voorstellen dat aangeefster haar dochter in de kou liet staan. Toen aangeefster verdachte over de situatie van haar dochter wilde vertellen, wilde verdachte daarnaar niet luisteren. Verdachte vond aangeefster hypocriet en heeft een kaart van aangeefster aan haar dochter kapot gescheurd. Verdachte heeft vervolgens de flyers in de buurt verspreid om reacties van buurtgenoten uit te lokken in de hoop op die manier bewijsmateriaal te verzamelen.
Het moet voor aangeefster zeer beangstigend zijn geweest dat verdachte – die zij daarvoor nog nooit had ontmoet – haar woning is binnengedrongen en zich daar gewelddadig en onberekenbaar gedroeg, terwijl hij haar belette de woning te verlaten. Dat het voorval een grote psychische impact heeft gehad, blijkt uit haar aangifte en de verklaring die aangeefster ter zitting heeft voorgelezen. Ook lichamelijk hebben de gebeurtenissen gevolgen gehad. Ter zitting heeft aangeefster verteld dat zij hartpatiënt is en dat haar klachten door de stress die zij tijdens en na de gebeurtenissen heeft ervaren zijn verergerd.
Door een flyer met ongefundeerde beschuldigingen te verspreiden heeft verdachte de eer en goede naam van [slachtoffer 1] geschaad. Verdachte mag dan vanuit wanhoop en zijn visie op de werkelijkheid hebben gehandeld, hij heeft daarbij de grenzen van het betamelijke ver overschreden.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij zich zo door zijn emoties heeft laten meeslepen dat hij het recht in eigen hand heeft genomen. Er moet niet aan worden gedacht hoe de situatie nog veel verder had kunnen escaleren als [slachtoffer 1] die middag thuis was geweest.
In de psychologische rapportage wordt beschreven dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een niet nader omschreven persoonlijkheidsstoornis, met borderline, paranoïde, antisociale en narcistische trekken. De ten laste gelegde feiten kwamen voort uit een sterk gevoel van onmacht. Verdachte versmolt als het ware met de problematiek van zijn vriendin. Gelet op het duidelijke verband tussen de ten laste gelegde feiten en de bij verdachte gediagnosticeerde problematiek, wordt in de rapportage geadviseerd verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive wordt als laag tot matig ingeschat als verdachte wordt behandeld. Zonder behandeling wordt de kans als groter ingeschat, omdat emotieregulatie de kernproblematiek van verdachte vormt. Geadviseerd wordt verdachte onder forensische behandeling te stellen. Gedacht wordt aan een opname in een FPA waarbij wordt toegewerkt naar zelfstandig wonen en poliklinische begeleiding.
In de reclasseringsrapportage wordt opgemerkt dat een bij aanvang forensisch klinische behandeling geïndiceerd is, gevolgd door een gefaseerd resocialisatietraject. Een behandelaanbod in FPA Roosenburg is beschikbaar per 13 september 2017. Als verdachte het voorgestelde traject afrondt, wordt het recidiverisico als laag tot matig ingeschat. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met zes in de rapportage omschreven bijzondere voorwaarden.
De rechtbank onderschrijft de conclusies die in deze rapportage worden getrokken en neemt deze over.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op de door verdachte gepleegde feiten slechts kan worden gereageerd met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf niet uitgaan van de strafeis van de officier van justitie, nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte niet strafbaar is voor het zwaarste ten laste gelegde delict: de voorbereiding van moord.
De rechtbank constateert dat verdachte zich al enige tijd in voorlopige hechtenis bevindt en dat per 13 september 2017 een behandelplek voor verdachte beschikbaar is. Gelet op wat in de psychologische rapportage wordt opgemerkt over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte vindt de rechtbank het van belang dat verdachte op korte termijn met behandeling begint. De rechtbank acht het in de afweging tussen de ernst van de feiten en de gevolgen die deze hebben gehad aan de ene kant en het belang van verdachte en de maatschappij bij behandeling van verdachte aan de andere kant passend dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal lopen tot aan de hiervoor genoemde datum.
De rechtbank zal verdachte daarnaast een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om zo te bewerkstelligen dat verdachte zich zal houden aan de voorwaarden die aan de veroordeling zullen worden verbonden.
Aan de veroordeling worden de voorwaarden verbonden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarbij volgt de rechtbank de formulering zoals die door de reclassering zelf is voorgesteld.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering tot vergoeding voor kosten van proceskosten
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.576,00. Het gaat hier om € 76,– massagekosten en € 2.500,–wegens immateriële schade.
Voorts heeft de benadeelde partij een vergoeding verzocht van € 635,– wegens proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering tot vergoeding van proceskosten moet niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is gebleken dat die kosten ook daadwerkelijk zijn betaald.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde massagekosten kunnen worden toegewezen. Het immateriële gedeelte van de vordering dient bij gebrek aan voldoende onderbouwing niet-ontvankelijk te worden verklaard. Niet blijkt dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De gevorderde proceskosten zijn volgens de raadsman niet toewijsbaar, omdat niet is gespecificeerd welke werkzaamheden tegen welk uurtarief zijn verricht. Als de rechtbank van oordeel is dat toch een vergoeding kan worden toegewezen, moet het liquidatietarief worden gevolgd.
Beoordeling door de rechtbank
De gevorderde materiële schade wegens massagekosten is door de verdediging niet betwist. In zoverre is de vordering daarom toewijsbaar.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dat een vordering tot vergoeding van immateriële schadevergoeding slechts kan worden toegewezen als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld – zoals door de raadsman is gesteld en bij een vordering wegens shockschade als uitgangspunt geldt – is een te strikte maatstaf.
De rechtbank zal de hoogte van de schade in redelijkheid schatten op een bedrag € 750,– en de vordering tot dit bedrag toe wijzen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. Deze kosten, die toewijsbaar zijn op de voet van artikel 592a Sv, worden naar maatstaven van billijkheid gesteld op 1 punt op basis van het kantonliquidatietarief en worden derhalve begroot op € 100 –.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 55, 57, 261, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart
verdachteten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
niet strafbaaren
ontslaatverdachte met betrekking tot dat feit van alle
rechtsvervolging;
 veroordeelt verdachte wegens het onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
driehonderdenzestig (360) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot tweehonderdenvijfentwintig (225) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op 13 september 2017 met justitieel vervoer laat overbrengen naar FPA Roosenburg;
- zich gedurende maximaal 12 maanden van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met zijn behandelaars nodig acht, zal laten opnemen in FPA Roosenburg (onderdeel van Fivoor), althans een soortgelijke intramurale instelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt), zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich binnen drie dagen volgend op zijn invrijheidstelling telefonisch zal melden bij Reclassering Nederland (telefoonnummer: 088 804 1404) en zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de opdrachten en aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
- zich volgend op de klinische opname zal houden aan afspraken die worden gemaakt met betrekking tot een ambulant behandeltraject bij een nader door de reclassering te bepalen instelling, ook als dit inhoudt meewerken aan een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd volgend op de klinische opname zal houden aan afspraken die met de reclassering worden gemaakt over begeleid/beschermd wonen en een (dag)programma;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de heer [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1971 te [geboorteplaats 2] ) en mevrouw [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 1971 te [geboorteplaats 3] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 10 kilometer van [adres] te Spijk, gemeente Lingewaal, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 826,–(achthonderdenzesentwintig euro);
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag
te betalen van € 826,–(achthonderdenzesentwintig euro), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 16 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij
gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 100,–(honderd euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017199813, gesloten op 3 mei 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal van aangifte, p. 7.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting en kennisgeving van inbeslagneming, p. 51.
5.Een schriftelijk bescheid, een flyer, p. 21 en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 19.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 7.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48-49.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 7-8.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 47.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 47-48.
12.Een schriftelijk bescheid, zijnde een medische verklaring, p. 16.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 49.