ECLI:NL:RBGEL:2017:4466

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
05/840555-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging van ex-vriendin met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 29 augustus 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Doetinchem, die werd beschuldigd van belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan belaging door zijn ex-vriendin gedurende een periode van meer dan tien maanden te stalken. Hij had haar herhaaldelijk gebeld, bloemen gestuurd, en was meerdere keren langs haar woning gereden. Daarnaast had hij haar met de auto klemgereden en bedreigingen geuit, waaronder dreigementen met geweld tegen haar en haar naasten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 3 maanden en 28 dagen geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de man zich aan verschillende voorwaarden moest houden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer, meldplicht bij de reclassering, en deelname aan een behandeling. De rechtbank achtte het opleggen van een werkstraf niet wenselijk, gezien het eerdere ongepaste gedrag van de man tijdens een werkstraf. De rechtbank concludeerde dat de man door zijn handelen ernstige inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat leidde tot gevoelens van angst en onrust bij haar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840555-16
Datum uitspraak : 29 augustus 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsvrouw: mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juli 2015 tot en met 20 mei 2016 te Doetinchem en/of te Zevenaar, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- die [slachtoffer] meermalen met een of meer (mobiele) telefoon(s) op te bellen en/of te benaderen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bedreigende en/of provocerende en/of beledigende en/of hinderlijke woorden en/of teksten toe te voegen, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal mailtjes en/of berichten met bedreigende en/of provocerende en/of beledigende en/of hinderlijke woorden en/of teksten te sturen, en/of
- meermalen, althans eenmaal naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of die [slachtoffer] op te zoeken en/of door de straat, alwaar die woning staat, te rijden en/of te parkeren en/of zich bij de woning en/of de directer omgeving van die woning op te houden, en/of
- een bos bloemen bij de woning van die [slachtoffer] te (laten) bezorgen, en/of
- ( op 16 april 2016) die [slachtoffer] op/bij de [straat 1] en/of de [straat 2] te Doetinchem op te zoeken en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes auto de auto van die [slachtoffer] klem te rijden en/of te blokkeren;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2016 te Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat 'die [slachtoffer] achter haar (overleden) oma aan zou gaan' en/of "Wat rot voor je, ik vond het zo'n leuk mens (overleden oma van die [slachtoffer] ), maar jij gaat er achteraan", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, de belaging en de bedreiging, met uitzondering van het tweede gedachtestreepje van feit 1.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging bepleit dat het tweede en het vierde gedachtestreepje niet bewezen kunnen worden verklaard. De vermeende mailberichten zitten niet in het dossier en ook aangeefster heeft niet verklaard over mailberichten. Ten aanzien van het vijfde gedachtestreepje heeft de verdediging verzocht de lezing van verdachte te volgen, dat het juist aangeefster was die verdachte met haar auto blokkeerde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Op 19 juli 2015 is door de politie een ‘stalkingsbrief’ aan verdachte uitgereikt. In deze door aangeefster ondertekende brief geeft aangeefster aan dat zij verdachte de toegang tot haar woning ontzegt en dat zij communicatie, directe contacten en telefonische contacten een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer acht. [2]
Aangeefster [slachtoffer] heeft het volgende verklaard. Zij heeft een relatie met verdachte gehad. Nadat aangeefster de relatie had verbroken, bleef verdachte contact met haar zoeken. Ook na het uitreiken van de stalkingsbrief bleef verdachte bellen. Hij belde soms dagen achter elkaar, soms wel 20 à 30 keer op een dag, zoals op 10 maart 2016. De eerste tijd zei verdachte niets als hij belde. Rond december 2015 begon verdachte ook dingen te zeggen. Zo zei verdachte dat hij aangeefster terug wilde en dat hij daar alles aan zou doen. Ook zei verdachte dat hij spijt had en op het moment dat [slachtoffer] daar niet in mee ging, begon verdachte haar te bedreigen. [slachtoffer] kreeg eind februari of begin maart een telefoontje van verdachte waarin hij zei: “Als jij nu ophangt dan rij ik naar Ruurlo en vermoord ik [voornaam 1] en [voornaam 2] en steek ik je paarden dood”. [slachtoffer] raakte hierdoor in paniek. Zij verblijft regelmatig bij [voornaam 1] en [voornaam 2] en verzorgt daar paarden.
Daarnaast zag [slachtoffer] verdachte minstens twee keer per week in zijn auto langs haar woning in Doetinchem rijden. Op de momenten dat verdachte [slachtoffer] zag, stopte hij met zijn auto en keek hij naar [slachtoffer] . Ook zag [slachtoffer] wekelijks de auto van verdachte naast haar auto op de parkeerplaats bij haar woning staan terwijl verdachte daar volgens haar niets te zoeken had.
Op 14 februari 2016 stond er een bos rozen voor de voordeur van de woning van [slachtoffer] . Aan de rozen hing een kaartje met de tekst: ‘Ik heb geen hart van zilver en geen hart van goud maar een hart dat van jou houdt’. [3]
Op 16 april 2016 tussen 16:30 uur en 17:00 uur was [slachtoffer] bij haar vader op de [straat 1] te Doetinchem. Toen zij met de auto wilde wegrijden in de richting van de [straat 2] , zag zij verdachte met zijn auto op haar afkomen. [slachtoffer] zag dat verdachte zijn auto midden op de weg zette waardoor zij niet kon wegrijden. [slachtoffer] hoorde verdachte zeggen dat hij haar nooit met rust zou laten en dat zij nog wel een keer aan de beurt zou komen. [slachtoffer] reed naar huis. [4] Toen [slachtoffer] de auto bij haar woning had geparkeerd, zag zij verdachte aan komen rijden. [slachtoffer] zag dat verdachte zijn auto achter haar auto zette. [slachtoffer] voelde zich hierdoor in het nauw gedreven. [slachtoffer] schreeuwde tegen verdachte dat haar oma was overleden en dat zij dit er niet bij kon hebben. Verdachte condoleerde [slachtoffer] en zei toen tegen [slachtoffer] dat hij ervoor zou zorgen dat zij achter haar oma aan zou gaan. [slachtoffer] voelde zich hierdoor bedreigd. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte ook na de stalkingsbrief contact bleef zoeken met [slachtoffer] . Verdachte belde [slachtoffer] veelvuldig. [getuige 1] zag verdachte minstens één keer per week bij de woning van [slachtoffer] . Ze heeft verdachte meerdere keren zien staan in de bosjes bij het appartementencomplex waar [slachtoffer] woont. Ze heeft verdachte ten minste drie keer aangesproken. Verdachte zei dan: “ik mag gaan en staan waar ik wil”. Ook zag zij dat verdachte rondjes reed rondom het appartementencomplex en regelmatig zijn auto naast de auto van [slachtoffer] parkeerde. Dit deed hij ook op momenten dat er elders genoeg lege parkeerplekken waren. Op 14 februari 2016 kreeg [getuige 1] een foto toegestuurd van [slachtoffer] . [getuige 1] zag op deze foto een bos bloemen met een kaartje voor de deur van [slachtoffer] staan. [6]
Op 16 april 2016 was [getuige 1] op de [straat 3] te Doetinchem. Zij zag dat [slachtoffer] haar auto parkeerde. Nog geen minuut later zag zij dat verdachte aan kwam rijden in zijn auto. [getuige 1] zag dat verdachte zijn auto haaks achter de auto van [slachtoffer] parkeerde. Zij hoorde dat [slachtoffer] zei: “Je moet mij met rust laten, mijn oma is overleden”. Zij hoorde dat verdachte toen zei: “Wat rot voor je, ik vond het zo’n leuk mens, maar jij gaat er achteraan”. [getuige 1] zag dat [slachtoffer] begon te trillen. [7]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij vaker telefoongesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] heeft gehoord. Als verdachte belde, zette [slachtoffer] de telefoon op luidspreker. De gesprekken begonnen rustig. Uiteindelijk werd [slachtoffer] telkens weer met de dood bedreigd. Een keer zei hij letterlijk: “Ik laat je niet los, ik maak je dood. Ik maak je kapot. Als je mijn leven kapot maakt, maak ik jou en jouw zussen ook dood”. Ook heeft [getuige 2] verdachte meerdere keren langs zijn zorgboerderij zien rijden, alwaar [slachtoffer] cliënt is. [8]
Getuige [getuige 3] heeft het volgende verklaard. Op 16 april 2016 tussen 16:30 uur en 17:00 uur bevond zij zich in de woning aan de [straat 1] [huisnummer 1] te Doetinchem. Nadat [slachtoffer] de woning had verlaten, hoorde zij buiten een claxon. Buiten zag zij dat verdachte met zijn auto de straat blokkeerde waardoor [slachtoffer] niet verder kon rijden. [getuige 3] zei tegen verdachte dat hij [slachtoffer] met rust moest laten. Zij hoorde verdachte zeggen dat hij contact met [slachtoffer] wilde. [9]
Zij hoorde later van [slachtoffer] dat verdachte hierna naar de woning van [slachtoffer] was gereden. [10]
Getuige [getuige 4] (vader van de aangeefster) heeft verklaard dat hij op 16 april 2016 tussen 16:30 uur en 17:00 uur in zijn woning aan de [straat 1] [huisnummer 1] te Doetinchem was. Nadat zijn dochter de woning verlaten had, hoorde hij getoeter op straat. [getuige 4] is toen naar buiten gelopen en zag de auto van verdachte bij de auto van zijn dochter staan. Verdachte had zijn auto zo neergezet dat hij de straat blokkeerde en zijn dochter niet weg kon rijden. [getuige 4] hoorde dat verdachte tegen hem zei dat hij zijn dochter wilde zien. [11]
Blijkens de historische gegevens heeft verdachte in de periode van 10 maart 2016 tot en met 26 april 2016 49 keer naar aangeefster gebeld. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 juli 2015 de ‘stalkingsbrief’ ontvangen heeft. Vanaf 19 juli 2015 is hij aangeefster blijven bellen. Volgens verdachte is het één keer voorgekomen dat hij haar 20 à 30 keer op een dag heeft gebeld. Dit was op 10 maart 2016. Daarnaast heeft verdachte op 14 februari 2016 een bos rozen laten afleveren bij aangeefster.
Op 16 april 2016 reed verdachte over de [straat 1] te Doetinchem. [slachtoffer] was op dat moment ook met haar auto op de [straat 1] . De auto van verdachte en de auto van [slachtoffer] stonden met de neuzen tegen elkaar aan. Verdachte is daarna naar zijn ouders gereden. Toen hij parkeerde, was [slachtoffer] daar ook samen met [getuige 1] . Hij heeft [slachtoffer] toen een beetje geprovoceerd. [13]
Betrouwbaarheid verklaring
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Volgens de verdediging is [getuige 1] geen onafhankelijke getuige omdat zij bevriend is met aangeefster en een hekel heeft aan verdachte.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaring van [getuige 1] is gedetailleerd en stemt op doorslaggevende punten overeen met de verklaring van aangeefster. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat [getuige 1] enkel heeft verklaard vanwege haar vriendschap met aangeefster en een afkeer van verdachte. De rechtbank acht de verklaring dan ook betrouwbaar en derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit bovenstaande bewijsmiddelen dat verdachte op stelselmatige en intensieve wijze getracht heeft in contact te komen met aangeefster. Ook is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte als wederrechtelijk is aan te merken. Het was verdachte in de ten laste gelegde periode bekend dat aangeefster geen contact met verdachte wilde. Op 19 juli 2015 heeft aangeefster door de politie een ‘stalkingsbrief’ laten uitreiken. Daarnaast heeft aangeefster eerder aangifte gedaan tegen verdachte wegens belaging. Desondanks bleef verdachte contact met aangeefster zoeken. Door het handelen van verdachte is aldus met het daarvoor vereiste opzet inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank is voorts van oordeel dat de handelingen van verdachte plaatsvonden met het oogmerk aangeefster te dwingen te dulden dat stelselmatig contact met haar werd gezocht en/of haar vrees aan te jagen. Uit het handelen van verdachte kan worden afgeleid dat aangeefster geen keus werd gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact. Op grond van genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde belaging.
De rechtbank acht daarbij bewezen dat verdachte door de straat van aangeefster is gereden en zijn auto heeft geparkeerd naast de auto van aangeefster om contact af te dwingen of aangeefster vrees aan te jagen, zoals onder het derde gedachtestreepje is ten laste gelegd. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte zijn auto stopte en dat verdachte omhoog keek als hij langsreed en haar zag. Het mag zo zijn dat, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, hij door de straat reed omdat hij in die gevallen op weg was naar zijn ouders, die enkele straten verderop wonen. Door op de beschreven wijze door de straat te rijden, bestond bij verdachte kennelijk de bedoeling contact af te dwingen of vrees aan te jagen. Ook de verklaring van verdachte dat hij zijn auto slechts op het parkeerterrein parkeerde om zijn ouders te bezoeken, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank wijst daarbij op de verklaring van [getuige 1] dat verdachte zijn auto naast die van aangeefster parkeerde, terwijl er ook andere parkeerplaatsen leeg waren. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte ook met het parkeren kennelijk de bedoeling had contact af te dwingen of vrees aan te jagen.
Ook de handelingen zoals ten laste gelegd onder het vijfde gedachtestreepje acht de rechtbank bewezen. De verklaring van aangeefster dat haar auto door die van verdachte werd geblokkeerd, wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 4] . Die getuigen verklaren voorts dat verdachte heeft gezegd dat hij aangeefster wilde zien. De verklaring van verdachte, dat hij toevallig in de [straat 1] reed toen aangeefster de weg op reed, acht de rechtbank daarom ongeloofwaardig.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte mailberichten naar aangeefster heeft verstuurd. Verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de verklaring van aangeefster en de verklaring van getuige [getuige 1] is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd en dat bij haar de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou kunnen brengen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 19 juli 2015 tot en met 20 mei 2016 te Doetinchem en/of te Zevenaar, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] ,
in elk geval van een ander,met het oogmerk die [slachtoffer] ,
in elk geval die anderte dwingen
iets te doen, niet te doen,te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- die [slachtoffer] meermalen met een of meer (mobiele) telefoon(s) op te bellen
en/of te benaderenen
/of (vervolgens
)die [slachtoffer] bedreigende en/of provocerende en/of beledigende en/of hinderlijke woorden
en/of tekstentoe te voegen
,en
/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal mailtjes en/of berichten met bedreigende en/of provocerende en/of beledigende en/of hinderlijke woorden en/of teksten te sturen, en/of
- meermalen
, althans eenmaalnaar de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of die [slachtoffer] op te zoeken en/of door de straat, alwaar die woning staat, te rijden en/of te parkeren en/of zich bij de woning en/of de directer omgeving van die woning op te houden, en
/of
- een bos bloemen bij de woning van die [slachtoffer] te (laten) bezorgen, en
/of
-
(op 16 april 2016
)die [slachtoffer] op/bij de [straat 1]
en/of de [straat 2]te Doetinchem op te zoeken en
/of (vervolgens
)met zijn, verdachtes auto de auto van die [slachtoffer]
klem te rijden en/ofte blokkeren;
2.
hij op
of omstreeks16 april 2016 te Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat 'die [slachtoffer] achter haar (overleden) oma aan zou gaan' en/of "Wat rot voor je, ik vond het zo'n leuk mens (overleden oma van die [slachtoffer] ), maar jij gaat er achteraan", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘belaging’
Ten aanzien van feit 2 :
‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en 28 dagen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een locatieverbod gekoppeld te worden. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] met vervangende hechtenis voor de duur van 1 week per overtreding van dit contactverbod.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op de hoogte van het voorwaardelijke strafdeel kan de verdediging zich niet vinden in de geëiste werkstraf. Voorts heeft de verdediging verzocht verdachte geen locatieverbod op te leggen, nu de ouders van verdachte in de buurt wonen. Tot slot heeft de verdediging verzocht de conclusies van de psycholoog en de reclassering over te nemen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 29 juni 2017;
- een (beknopt) voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 7 juni 2016;
- een (beknopt) voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 31 juli 2017;
- een psychologisch Pro Justitia rapport van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, gedateerd 30 oktober 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt belaging van aangeefster, zijn ex-vriendin. Verdachte heeft in een periode van ruim 10 maanden veelvuldig contact gezocht met aangeefster, terwijl hij wist dat zij hier niet van gediend was. Verdachte heeft hierdoor in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Door zijn handelen heeft verdachte gevoelens van onrust, angst en overlast bij haar veroorzaakt, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank rekent verdachte in sterke mate aan dat hij met zijn handelen volkomen voorbijgegaan is aan de gevoelens en wensen van aangeefster en slechts oog heeft gehad voor zijn eigen belangen.
Uit het psychologisch rapport Pro Justitia blijkt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met schizoïde, borderline en antisociale trekken. Kenmerkend daarbij zijn de irrationele en dwangmatige trekken en een egocentrische, achterdochtige houding, evenals een antisociale stijl om relaties vorm te geven. Volgens het rapport komt het motief direct voort uit een vertekening van de werkelijkheid. Verdachte zou niet in staat geweest zijn de afwijzing van aangeefster juist te interpreteren en kon zich niet in haar perspectief verplaatsen. Tevens zou sprake zijn van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van cannabismisbruik. Geconcludeerd wordt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. Geadviseerd wordt om verdachte een ambulante behandeling op te leggen waar een op verdachtes psychopathologie toegespitste behandeling en begeleiding gerealiseerd kan worden. De rechtbank onderschrijft de conclusies en neemt deze over.
In het reclasseringsrapport van 31 juli 2017 wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster. Daarnaast ziet de reclassering een contra-indicatie voor het opleggen van een werkstraf. Deze contra-indicatie is het gevolg van een verstoorde relatie in het verleden met de werkstrafunit. Uit een eerder afloopbericht van de reclassering is gebleken dat verdachte telkens op ongepaste en grensoverschrijdende wijze de discussie aanging waardoor hij niet te handhaven was.
Gelet op de rapporten van de psycholoog en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd is door de reclassering, nodig is om de kans op herhaling in te perken. Ook dient verdachte een stok achter de deur te hebben om hem ervan te weerhouden opnieuw zulke strafbare feiten te plegen. Gelet op de contra-indicatie voor een werkstraf is de rechtbank van oordeel dat het opleggen daarvan niet wenselijk is. De rechtbank acht daarom een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal, alles afwegende, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 8 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De tijd in voorarrest doorgebracht zal in mindering worden gebracht.
Nu de rechtbank de bijzondere voorwaarden zal opleggen, zoals deze geadviseerd zijn in het rapport van 31 juli 2017, waaronder het contactverbod met aangeefster, zal de rechtbank niet de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een locatieverbod op te leggen. Gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte niet in de buurt van aangeefster gesignaleerd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten,
5 (vijf maanden) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 15b, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

de bijzondere voorwaarden:

  • dat de veroordeelde zich binnen twee werkdagen na zijn invrijheidsstelling zal melden bij Reclassering Iriszorg te Arnhem (adres: Nieuwe Oeverstraat 65, telefoonnummer: 088 – 606 1600) en zich gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de opdrachten en aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
  • dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] en wonende aan de [straat 3] [huisnummer 2] te Doetinchem);
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Bertens (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en
mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016194305, gesloten op 21 mei 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het mutatierapport, p. 37 en de brief, p. 32-33.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 5.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 6.
5.Het proces-verbaal van aangifte, p. 6.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 13.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 14.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 17-18.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 10.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 10.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 15.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15