ECLI:NL:RBGEL:2017:4435

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
05/760136-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor het niet opvolgen van een dienstbevel tijdens een schietoefening

Op 28 augustus 2017 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige militair, die werd beschuldigd van het niet opvolgen van een dienstbevel. De verdachte, soldaat der eerste klasse, had op 19 juli 2016 tijdens een schietoefening op de Johannes Postkazerne te Steenwijk, in strijd met een bevel van zijn meerdere, zelfstandig een patroonmagazijn in zijn dienstpistool (Glock 17) geplaatst. Dit leidde tot een gevaarlijke situatie waarbij hij met een geladen wapen in een onveilige richting schoot, wat levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte grovelijk onvoorzichtig en nalatig had gehandeld. De officier van justitie eiste een geldboete van €750, wat door de militaire kamer werd opgelegd. De verdachte had geen relevante strafdocumentatie en de kamer hield rekening met de gevolgen van het incident voor zijn carrière. De uitspraak is gedaan na een zitting op 14 augustus 2017, waar de verdachte en getuigen hun verklaringen hebben afgelegd. De militaire kamer concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk het bevel had overtreden, maar wel in ernstige mate nalatig was geweest. De uitspraak is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 130 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760136-16
Datum uitspraak : 28 augustus 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 augustus 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij als militair, in de rang/stand van soldaat der eerste klasse, op of
omstreeks 19 juli 2016, te of nabij Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,, in
elk geval in Nederland, nadat verdachtes meerdere, baancommandant en Hoofd
Schiet Instructeur (HSI) sergeant der eerste klasse [naam 1] , aan hem,
verdachte, het bevel had gegeven om
- ( een) patroonmagazijn(en) (patroonhouder(s)) alleen te plaatsen in opdracht/na toestemming van die voornoemde [naam 1] (HSI), en/of
- wapenhandelingen in een veilige richting uit te voeren,
opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig dat dienstbevel niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij, verdachte, toen aldaar na een cadansoefening zelfstandig (althans, niet in opdracht van [naam 1] ) een gevulde patroonhouder (met daarin vijf scherpe patronen) in zijn dienstpistool (Glock 17) heeft geplaatst, waarna hij, verdachte, ten behoeve van het (droog)
oefenen van de transitiehandeling, zijn dienstpistool ter hand heeft genomen
en/of (zonder zich er volledig van overtuigd te hebben dat dit pistool
ongeladen was en er zich geen patroon in het wapen bevond) vervolgens dit
pistool heeft doorgeladen (de slede van dit wapen naar achter heeft getrokken)
en/of vervolgens, zonder het wapen in een veilige richting te houden, de
trekker van dat pistool heeft overgehaald en/althans een schot met dat pistool
heeft gelost, terwijl daardoor levensgevaar voor anderen of een ander, te
weten de zich in de directe nabijheid van hem, verdachte bevindende [naam 2]
en/of [naam 3] en/of [naam 4] , en/of [naam 5] en/of [naam 6]
en/althans gemeen gevaar voor die [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4]
en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of gemeen gevaar voor goederen, te weten
een enkelsteens bakstenen gebouw en/of een houten bank en/of overige in de
directe nabijheid van hem, verdachte, bevindende goederen, is ontstaan,
althans te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 juli 2016 vonden er op de Johannes Postkazerne te Steenwijk verschillende schietoefeningen plaats, waar verdachte, soldaat der eerste klasse, aan deelnam. Sergeant der eerste klasse (Sgt1) [naam 1] , baancommandant en tevens Hoofd Schiet Instructeur (HSI) van die dag, heeft voorafgaand aan de schietoefeningen een veiligheidsinstructie gegeven. [2] Na deze instructie vond eerst een gewenningsoefening plaats en daarna een cadansoefening. Na de cadansoefening heeft verdachte munitie voor de transitieoefening opgehaald en zijn patroonhouders gevuld. Verdachte heeft daarna een gevulde patroonhouder met vijf patronen in zijn Glock geplaatst, [3] zonder daartoe een bevel te hebben gekregen. [4] Vervolgens werd er onder leiding van Korporaal (Kpl) [naam 2] , buiten de schietbaan, een droogoefening uitgevoerd, voorafgaande aan de transitieoefening. [5] Verdachte heeft voor deze droogoefening niet gecontroleerd of de Glock ongeladen was en er zich geen patroon in het wapen bevond. [6] Tijdens de droogoefening heeft verdachte zijn Glock gepakt, dit pistool doorgeladen door de slede naar achteren te trekken, en terwijl hij op de muur richtte, een schot met dat pistool gelost. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, waarbij hij niet opzettelijk maar wel in ernstige mate nalatig heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de overtuiging had dat hij wel halfgeladen mocht rondlopen op het terrein. Toen hij droog gingen oefenen, heeft hij er niet bij nagedacht dat zijn Glock nog halfgeladen was.
Beoordeling door de militaire kamer
Dienstbevel
Om te spreken van een dienstbevel als bedoeld in artikel 125 van het Wetboek van Militair Strafrecht moet in de eerste plaats sprake zijn van een bevel. Een bevel is een opdracht die geen algemene strekking heeft (zoals een dienstvoorschrift). Dit bevel moet betrekking hebben op enig militair dienstbelang. Verder moet het bevel zijn gegeven door een meerdere aan een mindere. Tot slot moet het de mindere tot wie het bevel is gericht, duidelijk zijn dat hem dit bevel is gegeven en wat van hem wordt verwacht.
Sgt1 [naam 1] heeft verklaard dat hij op 19 juli 2016 een veiligheidsinstructie heeft gegeven voor de schietoefeningen. Deze veiligheidsinstructie houdt onder andere in dat patroonmagazijnen alleen geplaatst mogen worden in opdracht van de HSI en dat wapenhandelingen in een veilige richting moeten worden uitgevoerd. [8] Een veilige richting wil zeggen vanaf het schietpunt richting de kogelvanger. [9]
Kpl [naam 2] heeft verklaard dat Sgt1 [naam 1] tijdens de veiligheidsinstructie duidelijk heeft uitgelegd dat je op de schietpunten half geladen bent en daarbuiten niet. [10] Kpl [naam 2] heeft verder verklaard dat hij voor de droogoefening een demo heeft gegeven aan de soldaten. Hierbij heeft hij laten zien dat zijn Colt ongeladen was. Twee jongens lieten hem ook ongevraagd zien dat zij ongeladen waren. Als derde van de oefening was [verdachte] aan de beurt. [naam 2] bevond zich twee meter voor [verdachte] . Hij heeft voor de oefening een stap opzij gezet zodat hij niet in de vuurlinie van [verdachte] stond. Voor zijn gevoel ging het schot van de Glock ongeveer twee meter langs hem. Als hij echter naar de inslag in de muur kijkt, denkt hij dat het minder dan twee meter is geweest. [11]
[naam 4] , een van de soldaten die samen met verdachte de schietoefeningen deed, heeft verklaard dat hij en de anderen bij de gewenningsoefening op het schietpunt zelfstandig mochten halfladen. De HSI gaf aan: “schutters ga uw gang”, zodat de schutters wisten dat zij zelfstandig het wapen mochten laden en de oefening mochten schieten. Na deze oefening moesten zij weer ontladen. [12] Daarna kwamen de schutters weer terug op het schietpunt en kregen ze weer de opdracht om half te laden. [13]
Verdachte heeft verklaard dat in de veiligheidsinstructies met betrekking tot wapenhandelingen is aangegeven dat dit in een veilige richting moest gebeuren. [14] Hij heeft in de richting van de muur gericht bij het afgaan van het schot. [15] De afstand tussen [naam 2] en de baan van het schot was één tot twee meter. [16] Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij bij de eerste twee schietoefeningen telkens een bevel van Sgt1 [naam 1] kreeg dat hij de patroonhouder in zijn pistool mocht plaatsen. Hij heeft ook nooit een schietoefening gedaan waarbij hij uit eigen initiatief zijn patroonhouder mocht plaatsen. Tijdens de droogoefening heeft verdachte gezien dat een aantal soldaten aan [naam 2] liet zien dat ze ongeladen waren. [17]
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de militaire kamer vast dat Sgt1 [naam 1] , een meerdere, tijdens de veiligheidsinstructie aan onder andere verdachte, een mindere, het dienstbevel heeft gegeven om patroonmagazijnen alleen in zijn opdracht te plaatsen, namelijk op bevel van de HSI, en dat wapenhandelingen in een veilige richting moeten worden uitgevoerd. Dit leidt de militaire kamer af uit de verklaring van Sgt1 [naam 1] , de verklaring van [naam 2] en uit de verklaringen van verdachte en de getuige [naam 4] waaruit onder meer blijkt dat de soldaten tijdens de eerste twee schietoefeningen telkens het bevel kregen om half te laden op de schietpunten. De militaire kamer is van oordeel dat het bevel duidelijk is geweest. Dat verdachte de indruk had dat hij buiten de schietbaan ook halfgeladen mocht rondlopen doet daar niet aan af. Deze uitleg van verdachte wordt ook niet door anderen ondersteund. Nu verdachte de patroonmagazijnen heeft geplaatst zonder hiervoor het bevel van Sgt1 [naam 1] te krijgen en zijn wapenhandelingen niet in de veilige richting heeft uitgevoerd, heeft hij dit dienstbevel niet opgevolgd.
Opzet en schuld
De militaire kamer is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte opzettelijk het dienstbevel niet heeft opgevolgd, ook nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij er met zijn hoofd niet bij was. Hierdoor heeft hij op het moment dat hij de magazijnen in zijn wapen stopte niet het opzet gehad hiermee een dienstbevel te overtreden. Daarnaast heeft verdachte niet opzettelijk met een geladen vuurwapen op de muur geschoten.
Om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in iedere geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling van de mate van schuld in deze strafzaak gaat de militaire kamer uit van het navolgende.
Verdachte heeft in strijd met het dienstbevel van zijn meerdere zijn patroonmagazijnen in zijn Glock geplaatst, zonder dat hij hiertoe het bevel had gekregen.
Vervolgens heeft verdachte tijdens de droogoefening buiten de schietpunten zijn wapen doorgeladen en heeft hij op de muur geschoten, waarbij daadwerkelijk een schot werd gelost. Verdachte heeft voor de droogoefening niet gecontroleerd of zijn Glock ongeladen was en er zich geen patronen in het wapen bevonden. Dit heeft hij ook niet gedaan nadat Kpl [naam 2] en twee soldaten tijdens de oefening hebben laten zien dat zij ongeladen waren. Voor deze gedragingen heeft verdachte de verklaring gegeven dat hij er met zijn hoofd niet bij was. [18]
De militaire kamer is van oordeel dat de omgang met wapens altijd met zekere risico’s gepaard gaat. Zeker als er tijdens schietoefeningen met scherpe munitie wordt geschoten. Gelet hierop had verdachte bij de veiligheidsinstructie voor de schietoefening attent dienen te zijn op de gegeven instructies en bevelen en zich vervolgens aan de hier gegeven bevelen moeten houden.
Voorts had verdachte voor het schieten tijdens de droogoefening, moeten controleren of er munitie in zijn wapen zat en deze wapenhandeling vervolgens in een veilige richting moeten uitvoeren.
Door dit alles niet te doen, is de militaire kamer van oordeel dat het gedrag van verdachte in deze omstandigheden te beschouwen is als grovelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig.
Gevaar voor personen en/of goederen
De militaire kamer dient vervolgens de vraag te beoordelen of er gemeen gevaar voor goederen, gemeen gevaar voor personen of levensgevaar is ontstaan. Om dat aan te kunnen nemen, dient dat gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar te zijn geweest. Hiertoe overweegt de militaire kamer als volgt.
Uit de verklaring van Kpl [naam 2] en de verklaring van verdachte volgt dat Kpl [naam 2] op een afstand van één a twee meter voor verdachte stond en op één stap buiten de vuurlinie van verdachte op het moment dat verdachte schoot. Wanneer verdachte met zijn (geladen) wapen een fractie meer naar de kant van Kpl [naam 2] had uitgeweken, had het schot van verdachte Kpl [naam 2] kunnen raken. Gezien de korte afstand waarop het schot werd gelost en nu er met scherpe munitie werd geschoten had dit schot naar algemene ervaringsregels de dood van Kpl [naam 2] ten gevolge kunnen hebben. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat er door het niet opvolgen van het dienstbevel levensgevaar voor een ander, namelijk Kpl [naam 2] , te duchten was.
De militaire kamer neemt niet aan dat er gevaar is ontstaan voor de medesoldaten die naast verdachte op linie stonden op het moment van het schot. De militaire kamer overweegt hierbij dat de muur waar verdachte tegen heeft geschoten van poreus materiaal is, waardoor de kans dat de kogel was afgeketst niet aanmerkelijk was.
De militaire kamer overweegt dat er door het schot ook gemeen gevaar voor goederen was, namelijk voor de muur waar de kogel in terecht is gekomen en voor het bankje wat zich maar een kleine afstand onder het schot bevond.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij als militair, in de rang/stand van soldaat der eerste klasse, op
of
omstreeks19 juli 2016, te of nabij Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
in
elk geval in Nederland,nadat verdachtes meerdere, baancommandant en Hoofd
Schiet Instructeur (HSI) sergeant der eerste klasse [naam 1] , aan hem,
verdachte, het bevel had gegeven om
-
(een)patroonmagazijn
(en
) (patroonhouder(s))alleen te plaatsen in opdracht
/na toestemmingvan die voornoemde [naam 1] (HSI), en
/of
- wapenhandelingen in een veilige richting uit te voeren,
opzettelijk, althansin ernstige mate nalatig dat dienstbevel niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij, verdachte, toen aldaar na een cadansoefening zelfstandig
(althans, niet in opdracht van [naam 1] )een gevulde patroonhouder (met daarin vijf scherpe patronen) in zijn dienstpistool (Glock 17) heeft geplaatst, waarna hij, verdachte, ten behoeve van het
(droog
)
oefenen van de transitiehandeling, zijn dienstpistool ter hand heeft genomen
en
/of (zonder zich er volledig van overtuigd te hebben dat dit pistool
ongeladen was en er zich geen patroon in het wapen bevond
)vervolgens dit
pistool heeft doorgeladen (de slede van dit wapen naar achter heeft getrokken)
en
/ofvervolgens, zonder het wapen in een veilige richting te houden, de
trekker van dat pistool heeft overgehaald en
/althanseen schot met dat pistool
heeft gelost, terwijl daardoor levensgevaar voor
anderen ofeen ander, te
weten de zich in de directe nabijheid van hem, verdachte bevindende [naam 2]
en/of [naam 3] en/of [naam 4] , en/of [naam 5] en/of [naam 6]
en
/althansgemeen gevaar voor die [naam 2]
en/of [naam 3] en/of [naam 4]
en/of [naam 5] en/of [naam 6]en
/ofgemeen gevaar voor goederen, te weten
een enkelsteens bakstenen gebouw en
/ofeen houten bank
en/of overige in de
directe nabijheid van hem, verdachte, bevindende goederen, is ontstaan,
althanste duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
als militair aan zijn schuld te wijten zijn van het niet opvolgen van een dienstbevel, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en personen is ontstaan
en
als militair aan zijn schuld te wijten zijn van het niet opvolgen van een dienstbevel, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander is ontstaan

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van €750,-.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verzocht een eventuele boete in termijnen van €50 te mogen betalen.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, gedateerd 13 juli 2017.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tijdens een schietoefening zelfstandig een patroonmagazijn in zijn Glock gedaan, terwijl hij dit alleen mocht doen op bevel van zijn meerdere. In strijd met het bevel van zijn meerdere was zijn Glock hierdoor halfgeladen tijdens de droogoefening en heeft hij uiteindelijk met zijn geladen wapen in een onveilige richting geschoten. Verdachte heeft hiermee ernstige fouten gemaakt. Hij heeft niet het bevel van zijn meerdere opgevolgd, terwijl hij hier als militair wel toe verplicht is. Vervolgens heeft hij zich er voor de droogoefening niet van vergewist dat zijn wapen ongeladen was. Verdachte is een geoefend schutter en droeg op dat moment de verantwoordelijkheid over zijn wapen. Met deze verantwoordelijkheid is hij op onverschillige en onverantwoorde wijze omgegaan. Van een geoefend schutter mag meer worden verwacht. Dat Kpl [naam 2] uiteindelijk niet (dodelijk) gewond is geraakt is een kwestie van geluk geweest, en niet aan verdachte te danken.
Ten voordele van verdachte houdt de militaire kamer rekening met het feit dat hij geen relevante documentatie heeft. Daarnaast acht de militaire kamer bij de bepaling van de strafmaat van belang dat verdachte door het incident niet meer mee mocht op uitzending naar Irak, terwijl hij hier wel hard voor getraind had en erg naar had uitgekeken.
Alle omstandigheden bezien vindt de militaire kamer de straf zoals voorgesteld door de officier van justitie passend en geboden. De militaire kamer zal dus een geldboete opleggen van €750,-. Deze boete mag verdachte in termijnen gaan betalen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 130 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
geldboetevan
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen
hechtenis;
 bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in
15 maandelijkse termijnenvan telkens
€ 50.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen (voorzitter) en mr. J. Barrau, rechters, en Luitenant-kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 augustus 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester 1e klasse [verbalisant 1] en wachtmeester [verbalisant 2] , van de Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/16-002837, gesloten op 10 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p.45 en p.46 en verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2017.
3.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , p.51.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting va 14 augustus 2017.
5.Proces-verbaal van verhoor [naam 2] , p.16 en verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2017.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2017.
7.Proces-verbaal van verhoor [naam 2] , p.16 en proces-verbaal verhoor [verdachte] , p.52.
8.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p.46.
9.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p.54.
10.Proces-verbaal van verhoor [naam 2] , p.15 .
11.Proces-verbaal van verhoor [naam 2] , p.16.
12.Proces-verbaal van verhoor [naam 4] , p.32.
13.Proces-verbaal van verhoor [naam 4] , p.33.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.58.
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2017.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.59.
17.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2017.
18.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2017.