ECLI:NL:RBGEL:2017:4345

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2017
Zaaknummer
C/05/322200 / KZ RK 17/112
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard, herhaald verzoek niet in behandeling

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 21 augustus 2017, is het wrakingsverzoek van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster had op 13 juni 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. H.C.A. Walda, de rechter in deze zaak. In haar verzoek stelde verzoekster dat de rechter geen reden voor de gevangenhouding had kunnen geven en dat de maatregel niet overeenkwam met de vertaling die anderen eraan gaven. Tevens gaf verzoekster aan dat er geen begrenzer op de maatregel was geplaatst, wat haar hoger beroepzaken in de weg stond.

De rechter, mr. H.C.A. Walda, heeft in een email van 23 juli 2017 gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven dat hij verzoekster niet kent en recentelijk geen zaak heeft behandeld waarbij zij betrokken was. De rechtbank oordeelde dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank concludeerde dat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter.

Daarom werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard en werd bepaald dat een volgend vergelijkbaar verzoek niet in behandeling zou worden genomen. De rechtbank wees erop dat verzoekster eerder een wrakingsverzoek had ingediend zonder voldoende onderbouwing, wat leidde tot de conclusie dat zij het middel van wraking misbruikte. De beschikking werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/322200 / KZ RK 17/112
Beschikking van 21 augustus 2017
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. H.C.A. Walda,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.1. De procedure

1.1
Verzoekster heeft op 13 juni 2017 een wrakingsverzoek ingediend, dat is aangemerkt als een wrakingsverzoek gericht tegen mr. H.C.A. Walda.
1.2
De rechter heeft bij emailbericht van 23 juli 2017 gereageerd op het verzoek tot wraking.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Verzoekster stelt dat de rechter geen reden voor de gevangenhouding op heeft kunnen geven. De maatregel past niet bij de vertaling die anderen daaraan geven. Daarnaast is er geen begrenzer op de maatregel geplaatst waar verzoekster om vroeg. Nu staat de rechter hierdoor de hoger beroepzaken van verzoekster in de weg.
2.2
Volgens de rechter is verzoekster, zover hij kan nagaan, niet bij hem bekend en heeft hij recentelijk geen zaak behandeld waarbij verzoekster betrokken zou zijn geweest. Bovendien heeft hij de afgelopen 20 jaar niet met gevangenhouding van doen gehad.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)/ 512 en 513 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)/ 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat de rechter recentelijk een beslissing over een vrijheidsbenemende maatregel jegens verzoekster heeft genomen. Verzoekster heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit de rechtbank kan afleiden dat sprake is van rechterlijke onpartijdigheid, laat staan zodanige omstandigheden waardoor verzoekster schade zou kunnen leiden. Gelet hierop komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek. Een mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven. De rechtbank zal verzoekster niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
3.3
Verzoekster heeft eerder een wrakingsverzoek gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De beschikking van 23 december 2016 heeft tot de conclusie geleid dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 39 lid 4 Rv/515 lid 4 Sv/ 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een nieuw, vergelijkbaar verzoek tot wraking niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek om wraking,
- bepaalt dat een volgend vergelijkbaar wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. L.J.P. Lambooij (voorzitter), Y.M.J.I. Baauw en J.R. Veerman in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Verhagen en in openbaar uitgesproken op 21 augustus 2017.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.