ECLI:NL:RBGEL:2017:4251

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
05/840421-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere diefstallen, heling en bedreigingen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 4 augustus 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man, geboren in 1985, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen, heling en bedreigingen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling. De man was betrokken bij verschillende diefstallen, waaronder diefstal van alcoholische dranken en cosmetica, en had ook bedreigingen geuit richting politieambtenaren. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de bewijsvoering onder andere bestond uit verklaringen van getuigen en camerabeelden. De rechtbank heeft de man vrijgesproken van enkele feiten, maar de meeste beschuldigingen zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de recidive en de problematiek van de verdachte, waaronder verslavingsproblemen, en heeft besloten tot een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden om de kans op rehabilitatie te vergroten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840421-17, 05/840544-17, 05/229631-16, 05/841172-16, 05/840198-17, 05/840228-17 (t.t.z. gevoegd) en 16/191039-16 (tul)
Datum uitspraak : 4 augustus 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer
05/840421-17ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2017,
in de gemeente Harderwijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een supermarkt heeft weggenomen
3, althans een (of meer) blikje(s) (alcoholhoudende) drank,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 07 april 2017,
in de gemeente Harderwijk,
opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een politiecel,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de politie [slachtoffer 4] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
door toen aldaar het stucwerk in voornoemde cel af te brokkelen/slaan/trappen, althans op enigerlei wijze te vernielen;
Aan verdachte is onder parketnummer
05/840544-17ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 mei 2017 te Harderwijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
(in/uit een winkel op/aan het [adres 3] )
heeft weggenomen
één of meer cosmetica artikelen (t.w.v. 84,30 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 08 mei 2017 te Apeldoorn
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] (beiden politieambtenaar en werkzaam bij de
[naam 9] )
heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door [naam 1] (tijdens een verhoor) dreigend de woorden toe te voegen
"Ik zweer je als ik die politieagent zie dn sla ik hem verrot" en/of
"Als die politieagent mij nu zou verhoren, dan zou ik die pen pakken en die keihard in
zijn nek steken. Ik zou hem dood maken" en/of
"Het zou mij niets kunnen schelen als ik hiervoor twaalf jaar zou moeten vast zitten,
ik zou dit graag voor mijn moeder hebben gedaan", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking en welke dreigende woorden door die [naam 1] aan [slachtoffer 6] en/of
[slachtoffer 7] zijn medegedeeld;
Aan verdachte is onder parketnummer
05/229631-16ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 oktober 2016,
te Harderwijk,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een (elektrische)fiets (merk Gazelle Orange C8 HF), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2016,
te Harderwijk,
(een) goed(eren) te weten twee, althans een aantal (dames)fietsen (een
Batavus Monaco en/of een Altra Premium) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van genoemde fietsen wist, althans redelijkerwijs had moeten/kunnen vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Aan verdachte is onder parketnummer
05/841172-16ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 december 2016 in de gemeente Harderwijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een fiets (merk: Cortina U4 Jeans), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 02 december 2016 in de gemeente Harderwijk
opzettelijk
een fiets (merk: Cortina U4 Jeans), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden/achtergebleven voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Aan verdachte is onder parketnummer
05/840198-17ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2017 te Harderwijk,
[slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 8] dreigend de woorden
toegevoegd :"als dat (recept) er vanmiddag niet is, zal ik je gaan neersteken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 februari 2017 te Harderwijk,
ter uitvoering en het voornemen om
[slachtoffer 8] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 8] , wederrechtelijk
te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het verstrekken
van een recept,
die [slachtoffer 8] (dreigend en/of schreeuwend) de woorden: "ik wil het recept hebben
en als het er vanmiddag niet is dan ga ik je neersteken", in elk geval woorden
van gelijke (dreigende) aard of strekking, heeft toegevoegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Aan verdachte is onder parketnummer
05/840228-17ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 februari 2017 in de gemeente Harderwijk
[slachtoffer 9] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend op zeer korte afstand met zijn,
verdachtes, hoofd en/of (overige) lichaam voor die [slachtoffer 9] gaan staan en/of
heeft verdachte (daarbij) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 9] dreigend de woorden
toegevoegd: "De volgende keer als jij weer iets doet, maak ik je af", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd onder parketnummer:
- 05/840421-17
- 05/840544-17
- 05/841172-16 subsidiaire feit
- 05/229631-16 feit 1 en feit 2, voor zover de tenlastelegging ziet op damesfiets Batavus Monaco
- 05/840198-17 primaire feit
- 05/840228-17
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van hetgeen ten laste is gelegd onder parketnummer:
- 05/840421-17
- 05/229631-16 feit 2, voor zover dit ziet op de Altra Premium fiets
- 05/841172-16 primaire feit
- 05/840198-17 primaire feit
- 05/840228-17
Voor de overige zaken is geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer
05/840421-17 [1]
Feit 1
Bewijsmiddelen
Aangever [naam 2] , assistent-bedrijfsleider van [slachtoffer 3] supermarkt aan de [adres 2] in Harderwijk, heeft verklaard dat op 31 maart 2017 om 08:30 uur een jongen de supermarkt binnenkwam. Een medewerker herkende de jongen en vertelde aangever dat hij de jongen niet vertrouwde. Hierop heeft aangever de jongen via de camerabewakings-systemen gevolgd. De jongen droeg een grijze pet en een auberginekleurige jas. Aangever zag op de beelden dat de jongen doelloos door de winkel liep en alert om zich heen keek. Hij zag dat de jongen bleef staan bij het rek met blikjes met alcoholische dranken en uit het rek drie blikjes, te weten Bacardi Cola, Malibu Cola en Captain Morgan, pakte en in zijn rechter jaszak deed. Vervolgens zag aangever dat de jongen bij het rek van de frisdranken stond en uit het rek een blikje energy drank pakte. Hierna is de jongen naar de kassa gelopen en heeft hij enkel het blikje energy drank afgerekend. [2]
Wijkagent [slachtoffer 7] heeft gerelateerd dat hij camerabeelden heeft bekeken, afkomstig van supermarkt [slachtoffer 3] in Harderwijk, opgenomen op 31 maart 2017 van 08:30 uur tot 08:40 uur. Op de beelden is een man te zien, die hij ambtshalve kent als veelpleger [verdachte] , verdachte. [slachtoffer 7] ziet dat verdachte in de supermarkt bij het rek een blikje drinken pakt met zijn rechterhand en overpakt met zijn linkerhand. Hierna pakt verdachte vanuit een ander rek uit dezelfde schap met zijn rechterhand nog een blikje drinken. Te zien is dat verdachte hierna een stap achteruit doet en schichtig om zich heen kijkt. Vervolgens doet verdachte een stap naar voren en pakt hij met zijn rechterhand vanuit dezelfde schap nog een blikje drinken, dat hij doorgeeft naar zijn linkerhand. Hierna loopt verdachte naar de kassa en stopt hij de drie blikjes in zijn rechterhand – schichtig om zich heen kijkend – in zijn rechter jaszak. Bij het frisdrankenrek pakt hij opnieuw een blikje drinken. Op de beelden is duidelijk te zien dat verdachte uitsluitend het blikje energy drank afrekent en de supermarkt verlaat zonder de overige drie blikjes drinken af te rekenen. [3]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit procesdossier niet is op te maken dat verdachte de drie blikjes die hij eerder uit het rek had gepakt, nog bij zich had toen hij bij de kassa stond zodat er ruimte is voor twijfel en dus vrijspraak moet volgen. Het verweer wordt verworpen. Immers, niet wordt betwist dat verdachte deze blikjes bij het rek c.q. voor aankomst bij de kassa in zijn jaszak heeft gedaan. Door deze handelswijze heeft verdachte de goederen zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken, dat de wegneming daarmee reeds was voltooid.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij op 2 april 2017 is mishandeld en zich daardoor niet kan herinneren wat hij op 31 maart 2017 heeft gedaan. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank echter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal.
Feit 2
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting niet is vast te stellen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op beschadiging van het stucwerk in de politiecel waar hij werd opgehouden voor onderzoek. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat verdachte blijkens zijn verklaringen enkel met zijn slippers tegen het stucwerk heeft getikt, toen hij urenlang in de cel op het bankje zat en gespannen was, waarna stukjes stucwerk onder het bankje loslieten. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte te twijfelen, te minder nu de ervaring leert dat stucwerk niet door tikken of iets dergelijks loskomt, tenzij dit stucwerk niet goed gehecht heeft. Ook de foto’s in het dossier duiden op deze mogelijkheid. Evenmin is uit het dossier op te maken dat verdachte agressief of opstandig was tijdens zijn insluiting c.q. ophouding. Gezien het bovenstaande dient verdachte van het feit te worden vrijgesproken.
Parketnummer
05/840544-17 [4]
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte p. 8-9;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juli 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 11-12.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant 6] heeft gerelateerd dat verdachte tijdens zijn politieverhoor op 8 mei 2017 heeft gezegd dat hij heel boos is op de politieagenten die de vrijdag ervoor bij zijn moeder zijn geweest en haar bang hebben gemaakt. De politie was bij zijn moeder aan de deur geweest omdat hij zich bij de politie zou melden maar dit niet had gedaan. Juist toen verdachte met zijn moeder belde, vertelde zij dat de politie bij haar voor de deur stond. Zijn moeder gaf de telefoon aan een van de politieagenten zodat die met verdachte kon spreken. Hij heeft toen met een politieman van Turkse afkomst gesproken. Deze politieman zei dat hij net zolang bij zijn moeder zou langs gaan totdat verdachte zich zou melden, aldus verdachte. Tijdens het verhoor zwoer verdachte dat hij die politieman verrot zou slaan als hij hem zou zien. Als die politieagent hem nu zou verhoren, dan zou hij die pen pakken en die keihard in zijn nek steken. Verbalisant hoorde verdachte zeggen dat hij die agent dood zou maken. Het zou hem niets kunnen schelen als hij hiervoor twaalf jaar zou moeten vastzitten. [5] Verdachte riep dit met luide stem. Verbalisant voelde zich niet prettig bij de uitlatingen van verdachte. Ook de wijze waarop verdachte zich gedroeg, het spreken met stemverheffing en de boosheid die hij in zijn houding tentoonspreidde, gaven haar een unheimisch gevoel. Ze hoorde verdachte zeggen dat hij helemaal gek werd in zijn hoofd. Verbalisant heeft collega [naam 1] gevraagd de politiemedewerker die de vrijdag ervoor telefonisch met verdachte had gesproken op de hoogte te brengen van de bedreiging van verdachte jegens zijn persoon. [6]
Aangever [slachtoffer 6] , volgens het dossier werkzaam als politieagent bij de [naam 9]
,heeft op 8 mei 2017 verklaard dat hij van collega [naam 1] heeft gehoord dat verdachte tijdens diens verhoor bovenstaande bedreigingen heeft geuit richting zijn persoon. Aangever was de vrijdag ervoor bij de moeder van verdachte aan de deur omdat verdachte zijn afspraak om zich te melden op het politiebureau niet was nagekomen. Juist op dat moment belde verdachte zijn moeder. Aangever heeft toen telefonisch met verdachte gesproken. Aangever voelt zich door de uitlatingen van verdachte ernstig bedreigd en is bang dat verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zal brengen. Volgens aangever is verdachte onberekenbaar. [7]
Ter zitting van 21 juli 2017 heeft verdachte verklaard dat hij heel boos werd toen de politieagent die bij zijn moeder aan de deur was, telefonisch tegen hem zei dat ze zijn moeder zouden blijven lastig vallen. Hij is hier het hele weekend boos over geweest en de maandag erop was hij nog boos. Hij kan zich wel voorstellen dat ze bang werden van hem. Hij heeft dingen gezegd en daar niet goed over nagedacht. [8]
Bewijsoverwegingen
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich niet herinneren wat hij heeft gezegd. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank echter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging van politieambtenaar [slachtoffer 6] . Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank niet vast te stellen dat verdachte de ten laste gelegde bedreigende woorden (tevens) heeft geuit richting politieambtenaar [slachtoffer 7] , zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
Parketnummer
05/229631-16 [9]
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte p. 28;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juli 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 40 en 42, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen p. 44.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Op 8 november 2016 zagen verbalisanten dat verdachte op zijn adres aan de [adres 1] in de achtertuin in het donker aan het sleutelen was aan een witte fiets Batavus Monaco damesmodel (frame [nummer 1] ). Middels cameraverlichting van zijn telefoon scheen hij op de fiets en tegelijkertijd probeerde hij met gereedschap het slot open te breken
. [10]
[naam 3] uit [plaats] heeft aangifte gedaan (naar de rechtbank aanneemt: mede namens [naam 4] ) van diefstal van een witte Batavus Monaco fiets, bouwjaar 2015, met een beugelslot, die tussen 29 oktober 2016 en 31 oktober 2016 uit hun schuur is weggenomen. [11]
[naam 4] uit [plaats] heeft op 9 november 2016 bij de politie verklaard dat de fiets die bij haar is weggenomen, een Batavus Monaco betreft, wit met lichtblauw, met voorop een zwarte, metalen mand en achterop een verlengde bagagedrager voor fietstassen. Opvallend is dat er een witte kras zit op de instap, aldus benadeelde. [naam 4] toont foto’s van haar fiets en herkent de door de politie aan haar getoonde fiets, als haar fiets. Het slot is onbruikbaar gemaakt en het fietsstoeltje is gedemonteerd. [12]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft verklaard dat hij op het station van Harderwijk is benaderd door een jongen die hem vroeg het slot van bovenstaande fiets tegen betaling te verwijderen omdat deze de sleutel van de fiets kwijt was. Ook heeft hij gevraagd om het fietskinderzitje eraf te halen. Verdachte is hiermee akkoord gegaan, waarna de jongen de fiets met een busje bij verdachte heeft afgeleverd, aldus verdachte, om deze later weer op te halen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat het om een gestolen fiets ging. De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden. Door onder bovenstaande omstandigheden een fiets, bouwjaar 2015, aan te nemen teneinde desgevraagd het slot hiervan open te breken en het fietskinderzitje te demonteren, heeft verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat de fiets van diefstal afkomstig was. Hierbij betrekt de rechtbank tevens dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de jongen van de fiets niet kende en dat hij hem geen vragen heeft gesteld over de (herkomst van) de fiets. Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring.
Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat voor zover de tenlastelegging ziet op de Altra Premium (dames)fiets, dit onderdeel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat niet duidelijk is wat de herkomst is van de fiets, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Parketnummer
05/841172-16 [13]
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 2 december 2016 op bezoek waren bij vrienden woonachtig in het appartementencomplex [naam 5] aan de [adres 4] . Zij hadden hun fietsen gestald bij de ingang in de fietsenstalling bovenaan de trap. Zij kwamen daar rond 17:45 uur aan en rond 22:30 uur zijn ze weer vertrokken. In de tussentijd is de jeansblauwe Cortina U4 Jeans fiets van haar dochter meegenomen. Haar dochter was vergeten haar fiets af te sluiten. [14]
Verdachte heeft bij de politie op 5 december 2016 verklaard – en ter zitting gehandhaafd - dat hij de week ervoor een fiets had aangetroffen met de sleutel erin. De fiets lag in de bosjes op het Sypelpad in Harderwijk. Verdachte is naar de fiets toe gelopen en zag dat deze in goede staat was. Vervolgens heeft hij de fiets rond middernacht meegenomen naar huis. De volgende dag bedacht hij dat hij geen fiets nodig had en heeft hij de fiets verkocht. [15]
Bewijsoverwegingen
Ter zitting heeft verdachte herhaald dat hij dacht dat de rechthebbende de fiets niet meer nodig had, aangezien de fiets in de bosjes lag “als een hoop puin” en de sleutel nog in het slot zat. De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden. Immers, uit de verklaringen van verdachte volgt dat hij zich ervan bewust was dat de fiets er goed uitzag toen hij deze meenam. Ook wist hij dat de fiets een bepaalde economische waarde vertegenwoordigde. Ook overigens is het niet aannemelijk dat een goede, niet afgesloten fiets aan niemand zou toebehoren. Gezien het bovenstaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte de fiets op een andere plaats heeft aangetroffen dan waar aangeefster deze heeft achtergelaten staat aan een bewezenverklaring niet in de weg. Immers, verdachte wordt niet verweten dat hij de fiets heeft weggenomen bij het appartementencomplex aan de [adres 4] . Ook staat een eerdere diefstal aan de [adres 4] niet aan de latere diefstal door verdachte in de weg; ook een gestolen goed kan gestolen worden.
Parketnummer
05/840198-17 [16]
Bewijsmiddelen
Getuige [slachtoffer 8] , op 10 februari 2017 werkzaam als verpleegkundige bij [naam 10] gevestigd aan de [adres 5] , heeft het volgende verklaard. Op 10 februari 2017 gaf hij medicijnen uit aan cliënten. Hij zag verdachte binnenkomen en hoorde dat hij medicatie wilde hebben. Toen hij verdachte uitlegde dat hij niet zo maar medicatie mee kon geven en dat verdachte eerst een arts moest zien, werd verdachte heel boos. Toen hij verdachte aansprak op zijn agressieve gedrag en zei dat hij weg moest gaan, hoorde hij verdachte schreeuwen dat hij het recept wilde hebben en dat als het recept er die middag niet zou zijn, hij hem, [slachtoffer 8] , zou neersteken. Hij werd bang en had de overtuiging dat verdachte deze bedreiging daadwerkelijk zou kunnen uitvoeren. [17]
Getuige [getuige 1] , op 10 februari 2017 werkzaam als maatschappelijk werker bij [naam 10] te Harderwijk, heeft verklaard dat hij die dag veel geschreeuw hoorde bij de medicatie-uitgifte. Toen hij ging kijken, zag hij dat zijn collega [slachtoffer 8] het aan de stok had met verdachte. Hij kent verdachte uit de hoedanigheid van zijn functie. Hij hoorde verdachte tegen [slachtoffer 8] iets schreeuwen over medicijnen, dat deze klaar moesten liggen en dat hij hem, [slachtoffer 8] , anders zou neersteken. [18]
Op 14 februari 2017 heeft aangeefster [naam 6] , manager bij [naam 10] regio Noord-Veluwe, het volgende verklaard. Op 10 februari 2017 werd haar collega [naam 7] gebeld door verdachte. Aangeefster hoorde van haar collega dat verdachte zich heel dominant en dwingend opstelde in het gesprek. Hij wilde een recept hebben en direct de medicatie komen ophalen. Toen [naam 7] hem uitlegde dat hij daarvoor eerst een afspraak moest maken bij hun arts, werd hij heel boos. Vervolgens hoorde ze van collega [slachtoffer 8] dat verdachte later die dag naar de medicatie-uitgifte was gekomen en heel boos was geworden toen hij hem vertelde dat hij eerst een arts moest zien. Aangeefster hoorde van [slachtoffer 8] dat verdachte tegen hem schreeuwde dat als het recept er niet zou zijn, hij hem zou neersteken. [19]
Bij de politie en ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij heel boos was toen hij de gevraagde medicatie niet meekreeg van [slachtoffer 8] en zonder na te denken dingen heeft gezegd. [20] Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij toen helemaal los is gegaan en dat het gesprek met [slachtoffer 8] niet goed ging. [21]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat hij precies heeft gezegd tegen aangever. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever en getuigen consistent en gedetailleerd zijn. Voorts constateert de rechtbank dat hun verklaringen op voor de tenlastelegging belangrijke onderdelen worden ondersteund door hetgeen verdachte heeft verklaard, zoals zijn gemoedstoestand op dat moment. Tevens zijn alle bestanddelen van de delictsomschrijving van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht vervuld. Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde bedreiging. Het verweer van de raadsvrouw dat dit feit niet bewezen kan worden nu sprake is van een voorwaardelijke bedreiging, wordt verworpen. Het gaat er om dat de bedreiging, ook al is die voorwaardelijk gedaan, van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij – voor zover hier van belang – het slachtoffer zou kunnen worden van een misdrijf tegen het leven gericht. Die situatie doet zich hier voor.
Parketnummer
05/840228-17 [22]
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 9] , woonachtig aan de [adres 6] , heeft bij de politie verklaard dat bij haar in de straat ene [verdachte] woont, althans ze kent hem met die naam. Op 26 februari 2017 liep zij met haar kleindochter en hondje een rondje. Ter hoogte van huisnummer 32 kwam zij verdachte tegen. Hij sprak Turks en sprak op dreigende toon. Hij liep een stuk door en draaide zich toen om. Aangeefster keek hem aan en ze zag dat hij dreigend en schreeuwend op haar afkwam. Hij was kwaad en heel opstandig. Hij had grote ogen van woede, het leek wel alsof hij gek was. Verdachte kwam op haar af en naderde haar (hoofd) met zijn hoofd. Aangeefster vond dit heel bedreigend. Ze hoorde hem meerdere malen tegen haar zeggen: “De volgende keer als jij weer iets doet, dan maak ik je af”. Hij bleef tegen haar schreeuwen. Volgens aangeefster loopt verdachte wel eens met een mes rond. Verdachte had zijn handen steeds in zijn zakken en aangeefster was bang dat hij haar wat aan wilde doen. [23]
Getuige [getuige 2] , woonachtig in de wijk van verdachte, heeft verklaard dat zij op 26 februari 2017 met de buren bij elkaar waren. Zij hoorde geschreeuw buiten en liep met [naam 8] naar buiten. Zij zagen aangeefster met haar kleinkind en hondje staan. Verdachte stond voor haar en schreeuwde naar aangeefster. De afstand tussen verdachte en aangeefster bedroeg ongeveer een halve meter. Verdachte had zijn capuchon over zijn hoofd en maakte dreigende en provocerende gebaren met zijn handen en lichaam richting aangeefster. Getuige hoorde verdachte woorden in de richting van aangeefster schreeuwen als “kanker dit en kanker dat”. Ze zag dat aangeefster zich erg bedreigd voelde en bang was. [24]
Getuige [naam 8] heeft verklaard dat zij geschreeuw hoorde. Buiten zag zij haar buurvrouw, aangeefster, op de stoep staan; schuin tegenover aangeefster stond verdachte. De afstand tussen verdachte en aangeefster bedroeg ongeveer een halve meter. Ze stonden niet neus aan neus maar wel dicht bij elkaar. Getuige hoorde dat verdachte tegen aangeefster schreeuwde en zag dat aangeefster bang was. [25]
Verbalisant heeft gerelateerd dat hij op 26 februari 2017 rondom het politiebureau van Harderwijk geschreeuw hoorde. Buiten zag hij een man staan die hij ambtshalve kent als de persoon van verdachte. Verbalisant zag woede in de ogen van verdachte en hij hoorde hem zeggen dat ze hem dood wilden maken, dat hij achterna werd gezeten door buurtbewoners met messen en stokken omdat ze boos op hem waren. Verbalisant hoorde verdachte zeggen dat hij de buurtbewoners een voor een ging afmaken. [26]
Bewijsoverwegingen
Verdachte ontkent dat hij aangeefster heeft bedreigd en de ten laste gelegde uitlatingen heeft gedaan. Volgens hem hebben zijn buurtgenoten het feit verzonnen. De rechtbank stelt vast dat aangeefster en bovenstaande getuigen gedetailleerd en consistent hebben verklaard over het feit. De rechtbank ziet ook overigens geen reden om aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen te twijfelen. Gezien het bovenstaande acht de rechtbank de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer
05/840421-17
1.
hij op
of omstreeks31 maart 2017,
in de gemeente Harderwijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een supermarkt heeft weggenomen
3,
althans een (of meer)blikje
(s
)(alcoholhoudende) drank,
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Parketnummer
05/840544-17
1.
hij op
of omstreeks2 mei 2017 te Harderwijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
(in
/uiteen winkel op/aan het [adres 3] )
heeft weggenomen
één of meercosmetica artikelen (t.w.v. 84,30 euro),
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5] ,
in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op
of omstreeks8 mei 2017 te Apeldoorn
[slachtoffer 6]
en/of [slachtoffer 7] (beidenpolitieambtenaar en werkzaam bij de
[naam 9] )
heeft
/hebbenbedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door [naam 1] (tijdens een verhoor) dreigend de woorden toe te voegen
"Ik zweer je als ik die politieagent zie dan sla ik hem verrot" en
/of
"Als die politieagent mij nu zou verhoren, dan zou ik die pen pakken en die keihard in
zijn nek steken. Ik zou hem dood maken" en
/of
"Het zou mij niets kunnen schelen als ik hiervoor twaalf jaar zou moeten vast zitten,
ik zou dit graag voor mijn moeder hebben gedaan",
althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekkingen welke dreigende woorden door die [naam 1] aan [slachtoffer 6]
en/of
[slachtoffer 7]zijn medegedeeld;
Parketnummer
05/229631-16
1.
hij op
of omstreeks26 oktober 2016,
te Harderwijk,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een (elektrische)fiets (merk Gazelle Orange C8 HF),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op
of omstreeks8 november 2016,
te Harderwijk,
(een) goed(eren) te weten twee, althanseen
aantal(dames)fiets
en(een
Batavus Monaco
en/of een Altra Premium)heeft
verworven,voorhanden gehad,
en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van voormelde fiets
enwist,
althans redelijkerwijs had moeten/kunnen vermoedendat het (een) door misdrijf verkregen goed
(eren)betrof;
Parketnummer
05/841172-16
hij op
of omstreeks2 december 2016 in de gemeente Harderwijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een fiets (merk: Cortina U4 Jeans),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Parketnummer
05/840198-17
hij op
of omstreeks10 februari 2017 te Harderwijk,
[slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, althans
met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 8] dreigend de woorden
toegevoegd :"als dat (recept) er vanmiddag niet is, zal ik je gaan neersteken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer
05/840228-17
hij op
of omstreeks26 februari 2017 in de gemeente Harderwijk
[slachtoffer 9] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend op zeer korte afstand met zijn,
verdachtes, hoofd en
/of(overige) lichaam voor die [slachtoffer 9] gaan staan en
/of
heeft verdachte (daarbij) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 9] dreigend de woorden
toegevoegd: "De volgende keer als jij weer iets doet, maak ik je af",
althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer
05/840421-17
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal
Parketnummer
05/840544-17
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Parketnummer
05/229631-16
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal
Ten aanzien van feit 2:
Opzetheling
Parketnummer
05/841172-16
Diefstal
Parketnummer
05/840198-17
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Parketnummer
05/840228-17
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te koppelen, bestaande uit een meldplicht, klinische behandeling en de verplichting mee te werken aan beschermd wonen. Tot slot is verzocht bovenstaande bijzondere voorwaarden bij voorraad uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om matiging van het voorwaardelijk strafdeel en hiertoe verwezen naar de (deels) bepleite vrijspraak en de verwachte duur van het klinische deel van de medische behandeling, te weten minimaal 12 maanden. De raadsvrouw verzet zich niet tegen oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, noch tegen de onmiddellijke uitvoerbaarheid hiervan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 juni 2017;
- een verdachte betreffend trajectconsult van het NIFP, gedateerd 4 mei 2017;
- verdachte betreffende reclasseringsadviezen van 6 juli 2017, 11 mei 2017 en 12 december 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een tijdsbestek van 7 maanden meerdere vermogensdelicten gepleegd, bestaande uit (winkel)diefstallen van onder meer blikjes drinken, cosmetische artikelen en (elektrische) fietsen. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling. Deze feiten bezorgen gedupeerden veel hinder en overlast. Door zijn handelwijze heeft verdachte ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom. Ook heeft verdachte een hulpverlener, een politieambtenaar en een buurtgenoot bedreigd en bij hen ernstige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dergelijke feiten dragen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich bij het plegen van bovenstaande feiten enkel heeft laten leiden door financiële motieven dan wel verbaal agressief is geweest naar anderen uit onvrede.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de recentelijk deels voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf, evenals het lopende reclasseringstoezicht en de eerder opgelegde onvoorwaardelijke straffen hem er blijkbaar niet van hebben weerhouden om tijdens zijn proeftijd nieuwe strafbare feiten te plegen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is op een aantal van de bewezenverklaarde feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 6 juli 2017 komt naar voren dat het leven van verdachte dermate onstabiel is dat het recidiverisico als zeer hoog moet worden ingeschat. Bij verdachte bestaat een duidelijk patroon van vermogens- en agressiedelicten en er is sprake van heroïne,- cocaïne- en cannabisgebruik. Verdachte heeft geen werk of zinvolle dagbesteding. Ook ontbreekt het hem aan zelfinzicht. Direct na een korte klinische opname in het kader van detox en observatie in mei-juni 2017, die werd afgerond om verdere incidenten te voorkomen, is verdachte teruggevallen in middelengebruik. De houding van verdachte, zijn (delict)gedrag en problematiek zijn dusdanig complex dat een stevige aanpak nodig is. Van de reclassering dient verdachte nog een allerlaatste kans te krijgen om zich te bewijzen middels een langdurig klinisch traject. Mocht dit traject niet slagen, dan rest enkel nog de ISD-maatregel; alle andere mogelijkheden zijn dan uitgeput, aldus de reclassering. Er is een indicatie aangevraagd bij het IFZ, waaruit volgt dat verdachte het beste past binnen een FPA (Forensische Psychiatrische Afdeling). De verwachting is dat verdachte op zeer korte termijn geplaatst kan worden in een FPA (Roosenburg). Geadviseerd wordt om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Deze bestaan uit een meldplicht, een klinische behandeling in een FPA welk traject in zijn geheel gemiddeld 24 maanden duurt en de verplichting om mee te werken aan beschermd wonen na zijn klinische opname.
Gelet op de verslavingsproblematiek van verdachte, zijn strafblad en het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat langdurige klinische behandeling van verdachte is aangewezen. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, een veelpleger, nog een laatste kans verdient om zich klinisch te laten behandelen op vrijwillige basis. Hiertoe acht zij van belang dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte nimmer structureel is behandeld in een passende setting. Voorts heeft verdachte zich ter zitting bereid verklaard mee te werken aan de geadviseerde klinische behandeling.
Alles afwegend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Deze straf is iets lager dan geëist door de officier van justitie omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank bovenstaande door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, waarbij zij bepaalt dat het klinische deel van de medische behandeling maximaal 18 maanden bedraagt. Nu de bewezenverklaarde feiten niet zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam, ziet de rechtbank, gelet op de bepaling van artikel 14e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, geen ruimte om de bijzondere voorwaarden bij voorraad uitvoerbaar te verklaren.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

In de zaak met parketnummer 05/840421-17 heeft de [naam 9] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 360,58 aan materiële schade.
In de zaak met parketnummer 05/840544-17 is namens benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] een vordering ingediend ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 ten laste gelegde. Beiden vorderen een bedrag van € 330,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In de zaak met parketnummer 05/229631-16 (feit 2) heeft de benadeelde partij [naam 3] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 197,90 aan materiële schade en € 76,40 aan immateriële schade. De schade ziet op nieuwe fietsonderdelen, arbeidsloon, reis- en belkosten en reistijd. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
In de zaak met parketnummer 05/841172-16 heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 26,99 aan materiële schade wegens het ontbreken van een (rieten) fietsmand na retourontvangst van haar gestolen fiets, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ingediend door de benadeelde partij de [naam 9] in de zaak met parketnummer 05/840421-17 voor volledige toewijzing in aanmerking komt.
De officier van justitie heeft gesteld dat de vorderingen ingediend namens [slachtoffer 6] en A. [slachtoffer 7] in de zaak met parketnummer 05/840544-17 geheel dienen te worden toegewezen. Hiertoe acht zij van belang dat beiden benadeelden afdoende schriftelijk hebben onderbouwd waarom de ten laste gelegde bedreigingen zoveel impact op hun dagelijks leven hebben (gehad).
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering ingediend door benadeelde partij [naam 3] in de zaak met parketnummer 05/229631-16 (feit 2) verzocht om matiging. Voor zover de geleden schade bestaat uit beschadigingen aan de fiets, is deze onvoldoende onderbouwd. De bel- en reiskosten komen wel voor volledige toewijzing in aanmerking, aldus de officier van justitie.
In de zaak met parketnummer 05/841172-16 heeft de officier van justitie gesteld dat niet duidelijk is vanaf welke datum de fietsmand is verdwenen, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarin de hand heeft gehad. De officier van justitie heeft daarom verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 05/840421-17 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering onder verwijzing naar de bepleite vrijspraak.
In de zaak met parketnummer 05/840544-17 heeft de raadsvrouw verzocht om matiging van de vordering naar billijkheid. Verdachte roept veel, maar is geen gewelddadig persoon. Verder heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de kans dat benadeelde partij [slachtoffer 6] opnieuw met verdachte wordt geconfronteerd beduidend kleiner is dan bij benadeelde partij [slachtoffer 7] , die vanuit zijn functie als wijkagent veel contact met verdachte heeft.
Ten aanzien van de zaak parketnummer 05/229631-16 (feit 2) heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu niet duidelijk is wie de schade heeft veroorzaakt.
In de zaak met parketnummer 05/841172-16 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Niet kan niet worden vastgesteld dat verdachte verantwoordelijk is voor verdwijning van de fietsmand. Verdachte heeft ook nimmer melding gemaakt van een fietsmand.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de [naam 9] in de zaak met parketnummer 05/840421-17 (feit 2) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 05/840544-17 (feit 2) acht de rechtbank de door benadeelde partij [slachtoffer 6] geleden immateriële schade onvoldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Ook de benadeelde partij A. [slachtoffer 7] (feit 2) zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu de rechtbank het ten aanzien van hem ten laste gelegde feit niet bewezen acht.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam 3] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05/229631-16 onder feit 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Immers, heeft de politie verdachte aangetroffen terwijl hij het slot van de fiets van de benadeelde partij aan het openbreken was. Ook had verdachte ermee ingestemd het kinderzitje van de fiets te verwijderen en had hij dit kinderzitje kennelijk (deels) gedemonteerd, gelet op de verklaring van de benadeelde partij hierover. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de aan de fiets toegebrachte schade, voor zover deze ziet op het slot en het kinderzitje, is veroorzaakt door het handelen van verdachte. Nu echter het kinderzitje blijkens de foto op pagina 12 van het dossier nog op de fiets zit, is het voor de rechtbank onduidelijk wat de schade hieraan is, zodat bij gebrek aan een nadere onderbouwing hiervan, de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De gemaakte reis- en belkosten komen voor volledige vergoeding in aanmerking. Nu de kosten voor tijdverlet wegens de reis naar Harderwijk niet zijn onderbouwd, zal de rechtbank het tarief hanteren zoals vermeld in het Besluit tarieven in strafzaken ad € 6,81 per uur. Bij gebrek aan onderbouwing van de overige gemaakte kosten, zal de rechtbank de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Tevens zal de rechtbank de wettelijke rente toepassen met ingang van 8 november 2016.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van benadeelde partij [naam 3] , te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 8 november 2016.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de zaak met parketnummer 05/841172-16 niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat de mand zich op de fiets bevond, toen verdachte de fiets aantrof en meenam.

9.De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op ter griffie van deze rechtbank op 27 juni 2017 ontvangen vordering van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland in de zaak met parketnummer 16/191039-16. In deze zaak is verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 23 december 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek waarvan 3 weken voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 6 januari 2017 en loopt tot 9 januari 2019.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen, nu verdachte zich tijdens zijn proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en verlenging van de proeftijd. Hiertoe is aangevoerd dat het zowel in het belang van verdachte als in het belang van de samenleving is dat verdachte zo spoedig mogelijk klinisch behandeld wordt en dat tenuitvoerlegging van de vordering tot onnodige vertraging zal leiden in verband met het instellen van hoger beroep in geval van toewijzing van de vordering. Indien nodig, kan de vordering op een later moment ten uitvoer worden gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd aan nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis zodat tenuitvoerlegging van de vordering in beginsel op zijn plaats is. Echter, nu verdachte en de maatschappij erbij gebaat zijn dat verdachte zo spoedig mogelijk klinisch wordt behandeld, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Gelet op de totale behandelduur die volgens de reclassering gemiddeld 24 maanden duurt, ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd te verlengen met een termijn van twee jaar waardoor de totale proeftijd thans 5 jaar bedraagt.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 27, 36f, 57, 63, 310, 285 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 2 van parketnummer 05/840421-17;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van de
gevangenisstraf groot 5 (vijf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op de reeds geplande afspraken meldt bij Tactus Reclassering, mevrouw [naam 11] , Burgtstraat 2 te Harderwijk en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit nodig acht. Ook moet veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich laat opnemen op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling in FPA Roosenburg of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. Betrokkene dient zich te houden aan het traject, zolang of zo kort als nodig wordt geacht door de reclassering en de FPA, waarbij de rechtbank bepaalt dat voor zover de klinische behandeling is aan te merken als vrijheidsontnemend, dit vrijheidsontnemend deel van de behandeling maximaal 18 (achttien) maanden bedraagt;
- zal meewerken aan beschermd wonen na zijn klinische opname, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de
benadeelde partij de [naam 9] niet-ontvankelijkin haar vordering in de zaak met parketnummer 05/840421-17 (feit 2);
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 6] en A. [slachtoffer 7] niet-ontvankelijkin hun vordering in de zaak met parketnummer 05/840544-17 (feit 2);
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2]in de zaak met parketnummer 05/841172-16
niet-ontvankelijkin haar vordering;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 05/229631-15 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 3], van een bedrag van
€ 67,97(zevenenzestig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016;
 verklaart de
benadeelde partij [naam 3] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [naam 3]voor feit 2 in de zaak met parketnummer 05/229631-15 een bedrag
te betalen van € 67,97(zevenenzestig euro en zevenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 27 juni 2017, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 23 december 2016 (parketnummer 16/19139-16), te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van 3 (drie) weken;

verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland van 01 april 2015 (parketnummer 16/19139-16)
met een termijn van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof (voorzitter) mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 augustus 2017.
mr. S.A. van Hoof en mr. T. Bertens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de [naam 9] , district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017157892, gesloten op 8 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-6
3.Proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2017154703-12 van 13 april 2017, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen p. 14
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de [naam 9] , district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017210136, gesloten op 9 mei 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 34
6.Proces-verbaal van bevindingen p. 42-43
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 44-45
8.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 21 juli 2017
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de [naam 9] , district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016560499, gesloten op 15 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 10
11.Proces-verbaal van aangifte p. 24
12.Proces-verbaal van verhoor benadeelde p. 26
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de [naam 9] , district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016590817, gesloten op 6 december 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Proces-verbaal van aangifte p. 6.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte p. 20
16.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de [naam 9] , district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017071042, gesloten op 1 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 6.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 8
19.Proces-verbaal van aangifte p. 3-4
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 24-25, verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 24-25
22.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [slachtoffer 6] van de [naam 9] , district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017091044, gesloten op 27 februari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
23.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-6
24.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 14-15
25.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 16
26.Proces-verbaal van aanhouding p. 7