ECLI:NL:RBGEL:2017:4238

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
14 augustus 2017
Zaaknummer
C/05/305946 / HA ZA 16-368
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen recht op uitkering door opzettelijke misleiding in verzekeringsrecht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] een vordering ingesteld tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een geschil over een autoverzekering. De eisers stellen dat op 29 april 2015 onderdelen van hun auto zijn ontvreemd en dat Achmea ten onrechte heeft geweigerd om de schade te vergoeden. Achmea betwist de claim en stelt dat er sprake is van opzettelijke misleiding door de eisers, wat zou leiden tot verval van het recht op uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers de meldingsplicht hebben geschonden door onjuiste informatie te verstrekken over de diefstal van de auto-onderdelen. Dit werd ondersteund door rapportages van deskundigen die verschillende kilometerstanden en storingsinformatie hebben vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de eisers niet hebben voldaan aan hun verplichtingen onder de verzekeringsovereenkomst, waardoor Achmea niet gehouden is tot uitkering. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. In reconventie wordt Achmea in het gelijk gesteld en worden de eisers hoofdelijk veroordeeld tot betaling van onderzoekskosten aan Achmea.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/305946 / HA ZA 16-368
Vonnis van 26 juli 2017
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te Helmond,
2.
[eiser 2],
wonende te Helmond,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
eisers in conventie,
gedaagden in reconventie,
advocaat mr. H.J.M. Smelt te Helmond,
tegen
naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en Achmea genoemd worden. Eisers in conventie tezamen zullen [eisers] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2016 en de daarin genoemde processtukken;
- het verkort proces-verbaal van comparitie van 2 december 2016 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte na comparitie, tevens vermeerdering van eis aan de zijde van [eisers] ;
- de antwoordakte, tevens vermeerdering van eis aan de zijde van Achmea;
- de antwoordakte vermeerdering van eis aan de zijde van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] heeft op 31 januari 2015 bij Achmea een autoverzekering afgesloten ten behoeve van een op haar naam staande Mercedes Benz ( [kenteken] ) met cataloguswaarde € 47.092,00 (verder: de auto). Op de verzekeringsovereenkomst zijn, onder meer, de polisvoorwaarden AV-01-141 (Algemene Rechten & Plichten) van toepassing.
2.2.
In deze polisvoorwaarden staat, voor zover relevant, het volgende:
“5. Wanneer mogen wij een verzekering stoppen zonder opzegtermijn?
(…)
U of een verzekerde pleegt fraude.
 Wij mogen alle verzekeringen binnen de Schadepolis stoppen.
 U moet uitkeringen en kosten terugbetalen.
 (…)
 Wij mogen de fraude registreren.
- Alle verzekeraars in Nederland kunnen dit zien.
Bij begrippen ziet u wat wij onder fraude verstaan.
(…)
7. Wanneer is schade niet verzekerd?
(…)
U of een verzekerde pleegt fraude.
(…)
U of een verzekerde houdt zich niet aan deze rechten & plichten.
 En dit is voor ons nadelig
(…)
Begrippen
(…)
Fraude
U of een verzekerde vertelt niet de waarheid of vertelt niet alles:
 Of om een vergoeding van ons te krijgen.
 (…)”
2.3.
Op 29 april 2015 heeft [eiser 2] , de partner van [eiser 1] , aangifte gedaan van diefstal/vernieling van de auto. [eiser 2] geeft aan dat hij de auto omstreeks 19:00 uur geparkeerd heeft bij visvijver [naam visvijver] en dat omstreeks 22:00 uur, bij terugkomst bij de auto - aan hem en [eiser 3] - bleek dat alle deuren van de auto open stonden en een groot gedeelte van het interieur ontbrak.
2.4.
De auto is op 29 april 2015 door de heer [eigenaar autobedrijf] , eigenaar van [naam autobedrijf] en goede bekende van [eiser 3] , per autoambulance vervoerd naar diens bedrijf. Op 30 april 2015 heeft [eigenaar autobedrijf] de auto naar [naam autobedrijf 2] te [plaats] gereden.
2.5.
Nadat de schade was gemeld bij Achmea, heeft Achmea ing. [naam ingenieur] van Post-Crah Voertuig Diagnose (verder: [de ingenieur] ) gevraagd de voertuigelektronica van de auto uit te lezen. [de ingenieur] heeft de auto op 8 mei 2015 bij [naam autobedrijf 2] geïnspecteerd en uitgelezen. [de ingenieur] geeft onder verwijzing naar bijgevoegde meetgegevens aan dat bij het uitlezen van de voertuigelektronica is gebleken dat niet alle als gestolen opgegeven onderdelen van de auto op hetzelfde moment (te weten bij dezelfde kilometerstand) elektronisch werden losgekoppeld, danwel als zijnde elektronisch onderbroken werden waargenomen en opgeslagen.
De conclusie van het rapport van [de ingenieur] d.d. 24 juni 2015 luidt als volgt:
“Op basis van het onderzoek en analyse wordt het volgende geconcludeerd:
 De stuurwiel-, de knie-airbag, de rechter hoofdairbag, de linker en rechter zij-airbag, de voorste gordelspanners en de gordelsluitingen (bestuurder en bijrijder), het COMAND bedieningspaneel en de bijrijderstoel regeleenheid oftewel de bijrijderstoel werden elektronisch losgekoppeld danwel voor het éérst als zijnde elektronisch onderbroken waargenomen en opgeslagen in de kilometerstand actualiseringsstap van 21.840 - 21.856 oftewel bij een kilometerstand liggend tussen de 21.840 en 21.855,99.
 De bestuurderstoelregeleenheid oftewel de bestuurderstoel, de gordelspanners voor de zitplaatsen achterin de Mercedes en de voorste portierpanelen werden op een ander moment – bij een kilometerstand van 21.856 km – elektronisch losgekoppeld danwel als zijnde elektronisch onderbroken waargenomen en opgeslagen.
2.6.
Op 2 juni 2015 heeft een toedrachtonderzoeker van Achmea een verklaring opgenomen van [eiser 1] . Bij het opnemen van deze verklaring was ook [eiser 3] aanwezig. [eiser 1] heeft, aangevuld door [eiser 3] , verklaard dat alle als gestolen opgegeven auto-onderdelen tijdens de inbraak uit de auto zijn gehaald.
2.7.
In een e-mail van [de ingenieur] van 10 juni 2015 staat, onder meer, het volgende:
“De storingen betreffende de gordelspanners achterin en de elektronische onderdelen die in de deurpanelen van het bestuurder- en bijrijder portier zijn bevestigd werden waargenomen bij een kilometerstand van 21.856 km. De kilometerstand van de Mercedes afgelezen in het instrumentenpaneel tijdens de schade-expertise en de inspectie en uitlezing bedroeg 21.856 km. Dit betekent dat de gordelspanners achterin en de onderdelen van de deurpanelen van het bestuurder- en bijrijderportier elektronisch werden losgekoppeld danwel voor het eerst als zijnde elektronisch onderbroken werden waargenomen bij [naam autobedrijf 2] . Immers, de Mercedes werd al rijdend van Son en Breugel naar Schijndel gebracht, een afstand van ± 17 km.
In deze ± 17 km werd de kilometerstand in de airbagregeleenheden geactualiseerd van actualiseringsstap 21.840 – 21.856 km naar 21.856 – 21.872 km.”
2.8.
Bij brief van 30 juni 2015 heeft Achmea aan [eiser 1] aangegeven de schade niet te vergoeden en de verzekeringsovereenkomst te beëindigen. [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] zijn door Achmea opgenomen in verschillende registers.
2.9.
[eisers] heeft Dekra Automotive B.V. (verder: Dekra) ingeschakeld voor een contra-expertise. De heer [medewerker Dekra] van Dekra heeft de auto op 9 september 2015 geïnspecteerd bij [medewerker autobedrijf 3] Autobedrijven . In het rapport van Dekra van 16 september 2015 staat, voor zover van belang, het volgende:
“Samenvattend werd door ons uit de voertuigelektronica vastgesteld dat alle ontbrekende componenten in het interieur bij een tellerstand van 21.840 kilometer als eerste als zijnde elektronisch onderbroken werden waargenomen en opgeslagen. Door ons is in de voertuig elektronica geen enkele tellerstand van 21.856 kilometer waargenomen zoals door de heer [de ingenieur] is vastgesteld.
Onze bevindingen wijken af met de bevindingen zoals gerapporteerd door de heer [de ingenieur] van de firma Post-Crash Voertuig Diagnose. Wij hebben vastgesteld dat alle ontbrekende componenten in het interieur een registratie hebben van een eerste elektronische onderbreking bij een tellerstand van 21.840 kilometer.”
2.10.
Nadat [eisers] hiermee uiteindelijk hebben ingestemd, heeft op 22 januari 2016 een gesprek plaatsgevonden tussen [de ingenieur] en [medewerker Dekra] (Dekra) over de verschillende in de meetgegevens bij de twee inspecties.
2.11.
[de ingenieur] koppelt hierover in een e-mail van 22 januari 2016, onder meer, het volgende terug aan Achmea:
“Ik heb vanmorgen een overleg gehad met de heer [medewerker Dekra] van Dekra. Tijdens het onderhoud heb ik de heer [medewerker Dekra] kunnen wijzen op de omstandigheid dat in de periode tussen mijn onderzoek (08-05-2015) en het onderzoek van Dekra (09-09-2015) werkzaamheden aan de voertuigelektronica werden uitgevoerd c.q. het storingsgeheugen werd gewist, de storingsvolgorde in de airbagregeleenheid anders is en enkele storingen – waaronder de elektronische onderbreking van het radio-/navigatiesysteem – bij afwijkende c.q. andere kilometerstanden werden waargenomen en opgeslagen dan tijdens mijn uitlezing. (…)”
2.12.
Op verzoek van de rechtbank heeft [eisers] de door haar van [medewerker Dekra] ontvangen terugkoppeling van het gesprek op 22 januari 2016 in het geding gebracht. [medewerker Dekra] schrijft op 26 januari 2016 aan (de advocaat van) [eisers] , onder andere, het volgende:
“(…) Wij hebben met de heer [de ingenieur] op 22 januari 2016 gesproken op ons kantoor te Uden. Als eerste zijn door ons de bevindingen van elkaar vergeleken, evenals de aanwezige uitdraaien/registraties van de voertuigelektronica.
Samenvattend concluderen wij uit de vergelijking van de uitdraaien/registraties van de voertuigelektronica het navolgende:
1. Er blijken na het uitlezen van de voertuigelektronica door de heer [de ingenieur] en voorafgaand aan onze inspectie aan de controle van de voertuigelektronica werkzaamheden uitgevoerd aan de voertuigelektronica. Dit blijkt uit de diverse gewiste storingen in de versnellingsbakelektronica (DKG), de stuurkolom-module (MRM) en de regeleenheid “Collision Prevention Assist”(SG AWF);
2. Er is sprake van afwijkende tellerstanden in meerdere regeleenheden van de voertuigelektronica zoals vastgesteld door de heer [de ingenieur] op 8 mei 2015 en zoals door ons vastgesteld op 9 september 2015.
De heer [de ingenieur] vermoedt dat na zijn bezoek de tellerstand van het voertuig is gemanipuleerd en is teruggezet op 21.840 kilometer, de ontbrekende componenten zijn aangesloten, de storingen in de voertuigelektronica zijn gereset en dat vervolgens de componenten wederom zijn gedemonteerd. Dit alles om de storingen op een tellerstand van 21.840 kilometer te kunnen registreren in de voertuigelektronica.
Wij achten het vermoeden van de heer [de ingenieur] niet uitgesloten, dit kan het verschil in de door hem geconstateerde storingen en de door ons geconstateerde storingen in de voertuigelektronica verklaren.
Teneinde het vermoeden van de heer [de ingenieur] te bevestigen achten wij het beiden noodzakelijk het voertuig nogmaals te onderzoeken en de voertuigelektronica te controleren op manipulatie van de tellerstand, de controle of het mogelijk is om storingen te wissen met ontbrekende airbagdelen en ontbrekende audiodelen en de actualisatiestap van 16 kilometer te bevestigen. (…)”
2.13.
Nader onderzoek aan de auto heeft niet plaats kunnen vinden, omdat [eiser 1] de auto heeft verkocht.
2.14.
[eisers] heeft de heer [medewerker autobedrijf 3] van [naam autobedrijf 3] uit Valkenswaard (verder: [medewerker autobedrijf 3] ), aanwezig bij de inspectie door Dekra, een aantal vragen voorgelegd. Op de vraag of [medewerker autobedrijf 3] een oorzaak kan geven voor de verschillen die de beide deskundigen hebben gemeten, antwoord [medewerker autobedrijf 3] op 18 juni 2016, onder meer, het volgende:
“(…) De gedragingen van de elektronica en van de verschillende meetwaarden zijn mi niet altijd te verklaren. Wel komt het voor dat indien een component zichzelf gereset heeft of dat componenten door gebruik opnieuw zijn aangemeld of dat bv de accu los is geweest meldingen anders kunnen zijn. Componenten meten en slaan deze op. Het is aan ons om de metingen te interpreteren en daar conclusies aan te verbinden. Dat wij componenten los hebben gehaald, gordelsloten achter, en deze niet zijn geregistreerd in de verschillende componenten wijst mij erop dat de waardes niet zwart wit zijn.
2.15.
Ook gedurende onderhavige procedure hebben [de ingenieur] en [medewerker Dekra] nog (nader) gerapporteerd waarbij zij (steeds) over en weer hebben gereageerd op elkaars rapportages en op de antwoorden van [medewerker autobedrijf 3] .
2.16.
In een rapportage van 28 november 2016 beschrijft [de ingenieur] , onder verwijzing naar bijgevoegde meetgegevens, de afwijkingen en tegenstrijdigheden in de storingsinformatie tussen de uitlezing op 8 mei 2015 en die op 9 september 2015. In reactie op het in r.o. 2.14 weergegeven antwoord van [medewerker autobedrijf 3] , schrijft [de ingenieur] daarnaast het volgende:
“Getuige de storingsinformatie die op 09-09-2015 door de heer [medewerker autobedrijf 3] werd uitgelezen werden er aantoonbaar wijzigingen in het voertuig aangebracht en storingsinformatie gewist. De storingsinformatie wijzigt niet zomaar door het loshalen van een accu of de reset van een component zoals geopperd door de heer [medewerker autobedrijf 3] . Verder kan ik uit de reactie van de heer [medewerker autobedrijf 3] herleiden dat op 09-09-2015 naast de bijrijderairbag ook de gordelsluiting elektronisch werd onderbroken voor het testen van de kilometerstand actualisatie. Deze onderbreking werd volgens hem niet waargenomen en opgeslagen als storing. Dit is mogelijk omdat het storingsgeheugen in de airbagregeleenheid beperkt is en zeer waarschijnlijk vol was door de aanwezigheid van de actuele airbagstoringen in het systeem. Omdat de actuele airbagstoringen in de Mercedes niet kunnen worden gewist, worden deze ook niet overschreven indien het storingsgeheugen vol is en er een nieuwe onderbreking c.q. storing wordt aangebracht.
Het contra-onderzoek van de heer [medewerker Dekra] van Dekra, de brief van de her [medewerker Dekra] en de e-mailreactie van de heer [medewerker autobedrijf 3] (…) is voor mij geen reden om mijn conclusie in het rapport (…) te moeten bijstellen.
2.17.
[medewerker Dekra] schrijft in een rapportage van 18 januari 2017, onder meer:
“(…) Samenvattend is uit het gesprek met de heer [de ingenieur] op 22 januari 2016 geconcludeerd dat er een drietal storingen zijn gewist en er sprake is van afwijkende kilometerstanden in meerdere regeleenheden van de voertuig elektronica. (…)
Nader onderzoek aan het voertuig danwel een soortgelijk voertuig achten wij noodzakelijk om te controleren of de storingen kunnen worden gewist door het ontkoppelen van de boordspanning danwel een te lage accuspanning. (…)”
2.18.
In zijn rapportage van 20 februari 2017 concludeert [de ingenieur] dat het rapport van [medewerker Dekra] van 18 januari 2017 geen reden geeft om de conclusies in zijn eerdere rapporten bij te stellen. In reactie op een eerdere opmerking van [medewerker Dekra] schrijft [de ingenieur] onder andere:
“(…) Voorts oppert de heer [medewerker Dekra] de mogelijkheid dat de storingen werden gewist door een te lage boord(accu)spanning of een losgekoppelde accu. Dit is echter niet mogelijk. Het storingsgeheugen in de elektronische regeleenheden van de Mercedes wordt namelijk opgeslagen op een geheugenchip (EEPROM geheugen) die het storingsgeheugen ook na onderbreking van de boord(accu)spanning vasthoudt. (…)”

3.De vordering in conventie

3.1.
[eisers] vordert, na vermeerdering van eis, - samengevat - dat rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Achmea veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 19.153,78 aan [eiser 1] (schade aan de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente;
2. Achmea veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 8.846,22 aan [eiser 1] (extra schade door verkoop van de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. Achmea veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.466,52 inclusief btw aan [eiser 1] (totale kosten expertise), te vermeerderen met de wettelijke rente;
4. Achmea veroordeelt tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 1.276,55, dan wel € 1.169,51, althans een door de rechtbank te in goede justitie en naar billijkheid te betalen bedrag ter zake de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
5. Achmea te veroordelen tot het uitschrijven van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] uit het Incidentenregister van Achmea en uit het Extern Verwijzingsregister en het intrekken van de melding aan het CVB binnen 7 dagen na betekening van het vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,00 per eiser, te vermeerderen met € 1.000,00 per dag dat Achmea hiermee in strijd blijft handelen;
6. Achmea veroordeelt tot vergoeding van de nakosten;
7. Achmea veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente wanneer voldoening niet binnen een termijn van 14 dagen plaatsvindt.
3.2.
[eiser 1] grondt haar vorderingen onder 1 tot en met 4 op nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Zij stelt dat sprake is geweest van diefstal waarbij verschillende onderdelen uit de auto zijn ontvreemd, hetgeen onder de dekking van de verzekering valt. Achmea is volgens [eiser 1] ten onrechte niet tot uitkering over gegaan en dient dat alsnog te doen. Achmea dient hierbij de (diefstal)schade aan de auto, maar ook de extra schade als gevolg van de verkoop van de auto (tegen een lagere prijs) te voldoen aan [eiser 1] . Daarnaast dient Achmea alle expertisekosten en de buitengerechtelijke incassoskosten te voldoen, aldus [eiser 1] .
Van opzettelijke misleiding van de verzekeraar, zoals gesteld door Achmea is geen sprake, aldus [eiser 1] . Achmea stelt volgens [eiser 1] ten onrechte dat de geclaimde onderdelen op verschillende momenten uit de auto zijn ontvreemd. Uit het rapport van Dekra (r.o. 2.9) blijkt immers dat alle onderdelen op hetzelfde moment uit de auto zijn gehaald, aldus [eiser 1] .
Achmea heeft [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] dan ook ten onrechte geregistreerd in zowel interne als externe verwijzingsregisters. Deze inschrijvingen moeten ongedaan worden gemaakt, aldus [eisers]
3.3.
Achmea voert verweer. Op de stellingen zal, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De vordering in reconventie

4.1.
Achmea vordert, na vermeerdering van eis, - samengevat - dat rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eisers] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan Achmea van een bedrag van € 4.727,71, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.317,15 vanaf 29 juni 2015, over een bedrag van € 77,04 vanaf 7 mei 2015, over een bedrag van € 1.025,04 vanaf 2 juni 2015, over een bedrag van € 1.565,74 vanaf 29 november 2016 en over een bedrag van 767,74 vanaf 21 februari 2017;
2. [eisers] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente wanneer voldoening niet binnen een termijn van 14 dagen plaatsvindt;
3. [eisers] veroordeelt in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente wanneer voldoening niet binnen een termijn van 14 dagen plaatsvindt.
4.2.
Achmea stelt dat zij onderzoekskosten heeft moeten maken als gevolg van het feit dat [eisers] haar onjuist heeft voorgelicht over de bij de diefstal weggenomen goederen. Zij grondt haar vordering ten aanzien van [eiser 1] op de polisvoorwaarden en ten aanzien van [eiser 2] en [eiser 3] op artikel 6:162 BW.
4.3.
[eisers] voert verweer. Op de stellingen zal, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
[eiser 1] stelt dat sprake is van diefstal en vordert nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Achmea heeft de diefstal op zichzelf niet betwist, maar voert aan dat niet alle door [eiser 1] als gestolen opgegeven onderdelen van de auto tijdens de diefstal gestolen (kunnen) zijn. Achmea werpt op dat sprake is van fraude in de zin van de polisvoorwaarden en voert aan dat zij daarom niet gehouden is tot uitkering over te gaan. Zij wijst in dit kader op de artikelen 5 en 7 van de polisvoorwaarden (r.o. 2.2) en artikel 7:941 lid 5 BW.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of Achmea gehouden is over te gaan tot uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst, artikel 7:941 lid 5 BW dient te prevaleren boven eerder genoemde polisvoorwaarden omdat in deze polisvoorwaarden niet is opgenomen dat - om tot verval van recht te kunnen komen - de schending van de meldingsplicht moet hebben plaatsgevonden met het opzet de verzekeraar te misleiden. Dit terwijl deze toevoeging uit artikel 7:941 lid 5 BW ingevolge artikel 7:943 lid 2 BW van dwingend recht is.
5.3.
[eiser 1] is ingevolge artikel 7:941 lid 2 BW gehouden om in geval van diefstal (binnen een redelijke termijn) aan Achmea alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor Achmea van belang zijn om (de hoogte van) haar uitkeringsplicht te beoordelen, de zogenaamde meldingsplicht. Komt [eiser 1] deze verplichting niet na met het opzet de verzekeraar te misleiden, dan vervalt in beginsel haar (gehele) recht op uitkering (artikel 7:941 lid 5 BW).
5.4.
[eiser 1] heeft aan Achmea opgegeven dat bij de diefstal uit de auto tien
auto-onderdelen zijn ontvreemd. Achmea werpt op dat uit technisch onderzoek is gebleken dat niet al deze onderdelen ten tijde van de diefstal uit de auto zijn losgekoppeld. Volgens Achmea zijn zeven onderdelen bij een kilometerstand van 21.840 km losgekoppeld en drie onderdelen nadien, bij een kilometerstand van 21.856 km. [eisers] betwist dit. Zij werpt op dat alle als gestolen opgegeven auto-onderdelen tijdens de diefstal zijn ontvreemd.
5.5.
Niet in geschil tussen partijen is dat op 29 april 2015 onderdelen uit de auto zijn ontvreemd. Evenmin is in geschil dat de auto na de diefstal per autoambulance is vervoerd naar [naam autobedrijf] en vervolgens rijdend naar [naam autobedrijf 2]. De auto heeft daarmee tussen het moment van de diefstal en de inspectie door [de ingenieur] rijdend de afstand van Son en Breugel naar Schijndel afgelegd. Deze afstand bedraagt, dat is niet betwist door [eisers] , ongeveer 17 kilometer. [de ingenieur] heeft de auto op 8 mei 2015 geïnspecteerd en toen ook de voertuigelektronica uitgelezen. Op dat moment was de kilometerstand van de auto (op de kilometerteller) 21.856 km. Ten tijde van de diefstal moet de kilometerstand dus ongeveer 21.839 km zijn geweest. [medewerker Dekra] heeft de auto op
9 september 2015 geïnspecteerd en de voertuigelektronica uitgelezen. Op dat moment bedroeg de kilometerstand van de auto (op de kilometerteller) 23.592 km. [eisers] voeren aan dat zij tussen de eerste en de tweede inspecties nog ongeveer 1.700 km met de auto hebben gereden.
5.6.
[de ingenieur] heeft er in zijn rapportages op gewezen dat het storingsgeheugen van de voertuigelektronica om de 16 km actualiseert. Wanneer een storing in de voertuigelektronica wordt waargenomen bij een kilometerstand van 21.840 km betekent dit volgens [de ingenieur] dat de storing is opgetreden gedurende de actualiseringsstap van 21.840 km tot 21.856 km, oftewel bij een kilometerstand (op de kilometerteller) liggend tussen de 21.840 km en de 21.855,99 km. Wordt een storing opgeslagen bij (de eerstvolgende) kilometerstand 21.856 km, dan is de storing opgeslagen gedurende de actualiseringsstap van 21.856 km tot 21.872 km. Hoewel [medewerker Dekra] heeft aangegeven graag nader onderzoek te willen doen aan de auto om de door [de ingenieur] beschreven actualisatiestap te kunnen bevestigen, gaat de rechtbank, gelet op de door [de ingenieur] (ook later nog) met voorbeelden onderbouwde uitleg en het feit dat alle in de onderzoeken van [de ingenieur] en [medewerker Dekra] voorkomende uitgelezen storingen van de voertuigelektronica steeds een veelvoud van 16 km betreffen, uit van een actualisatiestap van (steeds) 16 km in het storingsgeheugen van de voertuigelektronica. Het enkele feit dat [medewerker Dekra] dit niet nagemeten heeft, maakt niet dat hier niet van uitgegaan zou kunnen worden.
5.7.
Achmea, op wie in ingevolge de hoofdregel van 150 Rv de stelplicht en bewijslast rusten van haar stelling dat [eiser 1] de meldingsplicht heeft geschonden met het opzet haar te misleiden, verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat niet alle onderdelen bij de diefstal zijn ontvreemd naar het onderzoeksrapport van [de ingenieur] van 24 juni 2015 (r.o. 2.5) en diens latere rapportages/bevindingen.
Bij het uitlezen van de voertuigelektronica op 8 mei 2015 door [de ingenieur] bleek uit meetgegevens dat zeven van de als gestolen onderdelen voor het eerst als elektronisch onderbroken werden waargenomen en opgeslagen bij een kilometerstand van 21.840 km, hetgeen gelet op hetgeen in r.o. 5.5 is overwogen overeenkomt met de kilometerstand van de auto ten tijde van de diefstal en drie onderdelen (de bestuurderstoel, de gordelspanners voor de zitplaatsen achterin en de voorste portierpanelen) bij een opgeslagen bij een kilometerstand van 21.856, de kilometerstand van de auto ten tijde van het onderzoek door [de ingenieur] bij [naam autobedrijf 2].
[eisers] betwist de juistheid van het rapport van [de ingenieur] . Zij wijst in het kader van deze betwisting op het rapport van [medewerker Dekra] van 16 september 2015 (r.o. 2.9) en diens latere rapportages/bevindingen. [eiser 1] voert aan dat uit het rapport van [medewerker Dekra] volgt dat alle als gestolen opgegeven auto-onderdelen bij dezelfde kilometerstand, te weten 21.840 km - en dus tijdens van de diefstal -, als zijnde elektronisch onderbroken werden waargenomen en opgeslagen.
5.8.
Vast staat dat het uitlezen van de voertuigelektronica door [de ingenieur] en [medewerker Dekra] tot verschillende meetgegevens heeft geleid. Vast staat ook, dat is aan [de ingenieur] en [medewerker Dekra] gebleken tijdens hun gesprek op 22 januari 2016 en volgt uit hun terugkoppeling aan Achmea, respectievelijk [eisers] (r.o. 2.11 en 2.12), dat in de periode tussen de inspectie door [de ingenieur] (op 8 mei 2015) en die door [medewerker Dekra] (op 9 september 2015) werkzaamheden aan de voertuigelektronica van de auto zijn uitgevoerd. Zo is sprake van gewiste storingen in de versnellingsbakelektronica, de stuurkolom-module en de regeleenheid “Collision Prevention Assist”, andere onderdelen dus dan de onderdelen waarom het hier draait. Nu het onderzoek door [medewerker Dekra] niet is uitgevoerd onder dezelfde omstandigheden als het onderzoek door [de ingenieur] en het verschil in omstandigheden de kern van het onderzoek en de waarnemingen door [de ingenieur] betreft, kan het rapport van [medewerker Dekra] van 16 september 2015 niet dienen als (voldoende onderbouwde) betwisting van de met het rapport van [de ingenieur] van 24 juni 2015 onderbouwde stellingen van Achmea.
5.9.
De rechtbank gaat bij de verdere beoordeling dan ook uit van de juistheid van het rapport van [de ingenieur] , aangenomen moet daarom worden dat niet alle als gestolen opgegeven onderdelen ten tijde van de diefstal zijn losgekoppeld/ontvreemd. [eiser 1] heeft, door aan te geven dat alle onderdelen tijdens de diefstal zijn ontvreemd, de meldingsplicht geschonden.
5.10.
Tussen de verschillende experts is (in latere rapporten) nog gediscussieerd over de vraag hoe het kan dat [de ingenieur] en [medewerker Dekra] verschillende meetgegeven hebben uitgelezen. Zowel [medewerker Dekra] als [medewerker autobedrijf 3] hebben - door [de ingenieur] bestreden - mogelijke oorzaken voor het wissen van storingsinformatie aangedragen. Het gaat in het onderhavige geval echter niet (enkel) om het feit dat tussen de eerste en de tweede meting storingsinformatie gewist bleek te zijn. Het er om (ook) om storingsinformatie die eerst geregistreerd stond bij een kilometerstand van 21.856 km en die nadien - na het aantoonbaar uitvoeren van werkzaamheden aan de voertuigelektronica tussen de eerste en de tweede meting - geregistreerd stond bij lagere kilometerstand, die van 21.840 km, zijnde de kilometerstand ten tijde van de diefstal. Hiervoor is van de zijde van [eisers] geen enkele (logische) verklaring gegeven.
5.11.
Of [eisers] inderdaad - zoals Achmea vermoedt maar [eisers] bestrijdt - alle tien als gestolen opgegeven onderdelen heeft vervangen, waarna zij de kilometerstand heeft teruggedraaid/laten draaien naar 21.840 km om vervolgens alle teruggeplaatste onderdelen weer te verwijderen waardoor deze (alsnog) bij die kilometerstand als losgekoppeld geregistreerd zijn, kan in het midden blijven. Dit kan ook niet meer worden vastgesteld. Nader onderzoek hiernaar kan immers niet meer plaatsvinden nu [eiser 1] ervoor gekozen heeft de auto te verkopen. Voor zover het feit dat [eiser 1] haar betwisting niet (meer) voldoende kan onderbouwen het gevolg is van de verkoop van de auto, komt dit haar rekening en risico. [eiser 1] wist dat [de ingenieur] andere resultaten had uitgelezen dan [medewerker Dekra] en had kunnen verwachten dat nader onderzoek aan de auto gewenst was.
5.12.
Eerder is reeds overwogen dat [eiser 1] de meldingsplicht heeft geschonden. De vraag of dit is gebeurd met het opzet Achmea te misleiden, ligt nog ter beoordeling voor.
Tot de drie onderdelen die, afgaande op de door [de ingenieur] uitgelezen meetgegevens, pas zijn losgekoppeld bij een kilometerstand van 21.856 km, behoort ook de bestuurderstoel. [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] hebben (ook ter comparitie) aangegeven dat de bestuurderstoel bij de diefstal is ontvreemd en dat bij het vervoer van de auto naar [naam autobedrijf 2] gebruik is gemaakt van een kratje. Dit kan, gelet op hetgeen eerder is overwogen, niet juist zijn en kan - nu het om de bestuurderstoel gaat - [eisers] niet zijn ontgaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de opzet op misleiding als bedoeld in artikel 7:941 lid 5 BW daarmee gegeven. De verplichting voor Achmea tot uitkering van de schade is hierdoor vervallen. Dit zou alleen anders kunnen zijn indien zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die ertoe leiden dat het gehele verval van de uitkering niet gerechtvaardigd is. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.
5.13.
De vorderingen van [eisers] in conventie worden afgewezen.
5.14.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in de nakosten worden veroordeeld. De proceskosten in conventie aan de zijde van Achmea worden begroot op:
- griffierecht 1.929,00
- salaris advocaat
1.447,50(2,5 punt × tarief € 579,00)
Totaal € 3.376,50
5.15.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal, indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, worden toegewezen vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis.
5.16.
[eiser 1] is op grond van de polisvoorwaarden gehouden de (onderzoeks)kosten te voldoen als sprake is van fraude in de zin van de polisvoorwaarden. Zij zal, gelet op hetgeen in conventie is overwogen, in reconventie (voor een gedeelte hoofdelijk met [eiser 2] en [eiser 3] ) worden veroordeeld tot de voldoening van de onderzoekskosten van € 4.727,71. De daartegen gerichte verweren worden, gelet op de nadere stellingen van Achmea daaromtrent, als onvoldoende onderbouwd verworpen.
5.17.
Het handelen van [eiser 2] en [eiser 3] jegens Achmea kan als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW worden gezien. [eiser 2] en [eiser 3] zijn op grond daarvan gehouden de schade die Achmea hierdoor heeft geleden te vergoeden. De door Achmea geleden schade wordt begroot op een bedrag van € 3.702,67 (€ 4.727,71 -
€ 1.025,04). De kosten (van het eerste onderzoek) van [de ingenieur] zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als schade als gevolg van het onrechtmatig handelen door [eiser 2] en [eiser 3] . Achmea zou deze kosten hoe dan ook hebben gemaakt.
[eiser 2] en [eiser 3] zullen, gelet op het voorgaande, in reconventie (hoofdelijk met [eiser 1] ) worden veroordeeld tot voldoening van een bedrag van € 3.702,67.
5.18.
De wettelijke rente over de onderzoekskosten zal worden toegewezen vanaf het moment dat [eisers] in verzuim is. Ten aanzien van de facturen ad € 1.292,15,
€ 77,04 en € 1.025,04, uitgaande van hetgeen daarover door [eisers] is aangevoerd bij conclusie van antwoord in reconventie, vanaf 15 juli 2016 en ten aanzien van de facturen ad € 1.565,74 en € 767,74 vanaf 22 februari 2017, zijnde de datum van de antwoordakte, tevens vermeerdering van eis aan de zijde van Achmea. Niet gesteld of gebleken is immers dat deze facturen [eisers] eerder hebben bereikt.
5.19.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van Achmea begroot op
€ 384,00 (1/2 x 2,0 punt × tarief € 579,00 aan salaris advocaat).
5.20.
De wettelijke rente over de proceskosten zal, indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, worden toegewezen vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis.
5.21.
[eisers] is in conventie reeds veroordeeld in de nakosten aan de zijde van Achmea. Dit gedeelte van de vordering van Achmea wordt in reconventie daarom afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijste de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van Achmea begroot op € 3.376,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt;
6.3.
veroordeelt [eisers] in de nakosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van Achmea begroot op € 131,00 aan nasalaris advocaat, te vermeerderen indien betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden met, met € 68,00, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt;
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de in r.o. 6.2 en 6.3 gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.5.
veroordeelt [eiser 1] tot betaling van een bedrag van € 1.025,04 aan Achmea, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2016 tot de dag van volledige betaling;
6.6.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk, in die zin dat indien en voor zover de één betaalt de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd, tot betaling aan Achmea van een bedrag van € 3.702,67, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.369,19 vanaf 15 juli 2016 tot de dag van volledige betaling en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.333,48 vanaf 22 februari 2017 tot de dag van volledige betaling;
6.7.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van Achmea begroot op € 384,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt;
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.