ECLI:NL:RBGEL:2017:4202

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
c/05/306394 HA ZA 16-387
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door omgewaaide boom en zorgplicht van de eigenaar

In deze zaak vorderen eisers, eigenaren van een perceel, schadevergoeding van de erfgenamen van wijlen de heer X, die eigenaar was van een aangrenzend perceel. De schade is ontstaan door een omgewaaide zomereik die op de kantoorunits van eisers viel tijdens een storm in november 2015. Eisers stellen dat de heer X zijn zorgplicht heeft geschonden door de boom niet regelmatig te controleren en te onderhouden, wat heeft geleid tot de schade. De erfgenamen betwisten deze aansprakelijkheid en stellen dat de omwaaiing het gevolg was van een onvoorziene storm. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kern van het geschil draait om de vraag of de heer X zijn zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank overweegt dat, hoewel er sprake was van een storm, dit niet automatisch leidt tot afwezigheid van aansprakelijkheid. De rechtbank is van oordeel dat de heer X als particulier eigenaar verantwoordelijk was voor het onderhoud van de bomen en dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft behoefte aan nadere voorlichting en overweegt een deskundige te benoemen om te beoordelen of er aanwijzingen waren voor verminderde stabiliteit van de boom tijdens de laatste controle in de zomer van 2015. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/306394 / HA ZA 16-387 / 167
Vonnis van 19 juli 2017
in de zaak van

1.[Eisers]

2.
[Eisers]
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.W. Kox te Utrecht,
tegen
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN [de heer X]
laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. B.H.M. Karens te Ede.
Partijen zullen hierna [Eisers] c.s. en de erfgenamen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 23 november 2016
  • de brief van de erfgenamen van 8 maart 2017 met een productie
  • de brief van [Eisers] c.s. van 13 maart 2017 met de producties 16 en 17
  • de akte overlegging producties 12 t/m 15 van [Eisers] c.s.
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 maart 2017, waarbij mr. Karens het standpunt van de erfgenamen mede aan de hand van spreekaantekeningen heeft toegelicht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[Eisers] c.s. is eigenaar van een perceel aan de [adres] (kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , sectie [x] , nr. [x] ). Op het perceel bevinden zich onder meer een woonhuis, een schuur en een kantoorruimte, bestaande uit een aantal geschakelde units (hierna: kantoorunits).
2.2.
Wijlen [de heer X] was eigenaar van een perceel grond met een boerderij, gelegen aan de [adres] . Hij was tevens eigenaar van een weiland (kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , sectie [x] , nr. [x] ), welk weiland grenst aan het perceel van [Eisers] c.s. Op de grens tussen het weiland en het perceel van [Eisers] c.s. bevindt zich een sloot. Langs de sloot, aan de westzijde van het weiland, bevindt zich een rij zomereiken. Aan de andere kant van de sloot, langs de erfgrens met het weiland, staan de kantoorunits van [Eisers] c.s.
2.3.
[de heer X] is overleden op 4 oktober 2015. Bij akte nalatenschap van deze rechtbank van 22 oktober 2015 hebben de erfgenamen (zijn twee zussen) de nalatenschap van [de heer X] aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2.4.
In de nacht van 17 op 18 november 2015 is een zomereik op het weiland van wijlen [de heer X] omgewaaid en gedeeltelijk terechtgekomen op de kantoorunits van [Eisers] c.s.
2.5.
In opdracht van de erfgenamen heeft de heer [Hovenier A] , hovenier bij Hoveniersbedrijf [bedrijf A] de omgewaaide boom verwijderd.
2.6.
Bij e-mailbericht van 25 november 2015, gericht aan de heer [medewerker X] van [X] Notarissen te [woonplaats] , heeft [Eisers] c.s. [medewerker X] als executeur- testamentair en de erfgenamen aansprakelijk gesteld voor de schade ten gevolge van de omgewaaide boom. Bij dit e-mailbericht is een bijlage gevoegd, waarin een opsomming is gegeven van de schadeposten tot een totaalbedrag van € 38.132,50 (excl. btw).
2.7.
Bij brief van 11 december 2015 aan [Eisers] c.s. heeft mr. Karens namens de erfgenamen en de boedelnotaris de aansprakelijkstelling afgewezen.
2.8.
Bemiddeling nadien door het door [Eisers] c.s. ingeschakelde bureau “Claimshulp.nl” heeft niet geleid tot overeenstemming tussen partijen.
2.9.
In opdracht van [Eisers] c.s. hebben de heren [adviseur 1] en [adviseur 2] , verbonden aan [adviesbureau Y] (hierna: [adviesbureau Y] ) onderzoek verricht naar de gezondheidstoestand van de omgewaaide boom. [adviesbureau Y] komt in zijn rapport d.d. 9 maart 2016 tot onder meer de volgende bevindingen:
“De boom is omgewaaid in oostelijke richting. De stam is doorgezaagd op ongeveer 200 cm vanaf de stamvoet. Bij de beoordeling van het restant van de boom zijn de volgende zaken waargenomen (…):
  • Houtrot (bast en spinthout) in de stamvoet boven en onder maaiveld aan trekzijde (zuidwestzijde van de boom).
  • Een holte in de stamvoet aan de westzijde van de boom.
  • Inzinkingen in de stamvoet aan de westzijde van de boom.
  • Een afwijkend schorspatroon aan de westzijde van de boom.
  • Een asymmetrisch patroon van groeiringen bij de dwarsdoorsnede van de stam.
(…)
De boom vertoonde ten tijde van het omwaaien duidelijke visueel waarneembare symptomen van verminderde stabiliteit en breukvastheid. Het aantastingsproces dat in de stamvoet van de boom aanwezig was, was reeds jaren gaande en kon gedurende die tijd ook opgemerkt worden door uiterlijk waarneembare kenmerken: een holte in de stamvoet, houtrot, inzinkingen in de stamvoet aan de trekzijde, veranderen bastpatroon, afstervende schors, “insnoering” van de stamvoet ter hoogte van de wortelaanzetten.
(…)
Gezien de destijds aanwezige symptomen (houtrot, inzinking, ontbreken stabiliteitswortels aan de trekzijde, afwijkend bastweefsel) was een verhoogde kans op windworp te voorzien geweest.
(…)
De boom stond op een locatie met een hoge gevaarzetting. Dit in combinatie met de grootte van de boom maakt dat deze boom valt binnen de categorie bomen waarbij minimaal 1x per jaar een Visuele Boomveiligheidscontrole (BVC) plaats moet vinden.
Op grond van de visueel waarneembare afwijkingen en gebreken die ten tijde van het bezwijken, maar ook in de jaren daar aan voorafgaand, aanwezig waren, had de boom als risicoboom aangemerkt moeten worden.”
2.10.
In opdracht van [Eisers] c.s. heeft de heer [bouwkundige P] , [bedrijf Z] (hierna: [bedrijf Z] ) onderzoek gedaan naar de schade. In een rapport d.d. 3 februari 2016 begroot [bedrijf Z] de schade op € 82.349,09 (incl. btw).
2.11.
Bij brief van 15 april 2016 heeft mr. Kox namens [Eisers] c.s. de erfgenamen gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 52.349,09 binnen acht dagen (het door [bedrijf Z] begrote bedrag ad € 82.349,09 minus uitkering door de verzekering ad € 30.000,00).
2.12.
E. [Boomtechnisch adviseur Q] , als boomtechnisch adviseur verbonden aan [bedrijf B] . (hierna: [Boomtechnisch adviseur Q] ), heeft in opdracht van de erfgenamen een contra-expertise verricht. In zijn rapport d.d. 6 juni 2016 schrijft [Boomtechnisch adviseur Q] dat de rapportage van [adviesbureau Y] is uitgegaan van de Richtlijn Boomveiligheidsregistratie en het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen. Hoewel een en ander inzage geeft in de wijze waarop visuele controles worden uitgevoerd, dient te worden beseft dat de daarin ontwikkelde checklist en registratieplicht is bedoeld voor ‘openbaar groen’. De daarin genoemde normen en verplichtingen kunnen niet één op één worden opgelegd voor een situatie als de onderhavige: een houtsingel aan de rand van een weiland in bezit van een particulier en grenzend aan een particulier terrein, aldus [Boomtechnisch adviseur Q] . Verder concludeert [Boomtechnisch adviseur Q] :
“De bevindingen van [adviesbureau Y] zijn eenzijdig en onvolledig. [adviesbureau Y] vermeldt niets over de overige bij de beoordeling relevante aspecten zoals:
- Er was geen sprake van zichtbare zwamaantasting c.q. vruchtlichamen op de stamvoet (…);
- Er was geen sprake van aangetaste bladeren; in tegendeel: de foto’s van de boom laten een kerngezonde zomereik zien met een kroon die nog vol in blad stond (…);
- Er is geen dood hout geconstateerd;
- De stam was niet hol;
- Er zijn geen grote mechanische afwijkingen geconstateerd;
- De stam vertoonde ook overigens geen beschadigingen;
- Er zijn geen symptomen geconstateerd van ziekten en houtboorders;
- Er zijn geen conditionele afwijkingen of gebreken geconstateerd;
- In het maaiveld rondom de boom zijn geen afwijkingen of gebreken geconstateerd;
- Het weiland wordt veelvuldig gebruikt voor inscharing van vee, waardoor alle voor het vee bereikbare bomen een afwijkend bastpatroon vertonen;
- De zomereik is ontworteld tijdens een storm. Uit de foto’s valt af te leiden dat de stamvoet zelfs met één van de stabiliteitswortels aan de trekzijde volledig is ontworteld, wat de indruk geeft van een stabiele boom die ten gevolge van een plotselinge hevige rukwind is omgewaaid;
- Van belang is tot slot dat een voor het oog gezonde zomereik nog lange tijd als boom gehandhaafd kan blijven zonder instabiel te worden.
(…)
[adviesbureau Y] stelt dat de boom stond op een locatie met een hoge gevaarzetting. Die mening deel ik zeker niet. [adviesbureau Y] lijkt te refereren aan de omgevingsrisicoklassen uit het Handboek Bomen 2014. Van een hoge gevaarzetting is sprake bij een locatie met intensief omgevingsgebruik. Een boom op particuliere grond, aan de rand van een weiland, grenzend aan een achter terrein, staat niet op een locatie met intensief omgevingsgebruik. Van een verhoogde gevaarzetting is dan ook geen sprake.
(…)
Alles overwegende is mijn conclusie dat er geen grote zichtbare uiterlijke kenmerken van de boom of andere feiten of omstandigheden waren, die voor [de heer X] of zijn erven aanleiding hadden moeten vormen om bedacht te zijn op de aanwezigheid van houtrot of andere gebreken in die mate dat van verminderde breukvastheid/stabiliteit sprake was. Op basis van de uiterlijke kenmerken die de boom had voorafgaand aan de storm van 17 op 18 november 2015, kon worden uitgegaan van een goede toekomstverwachting.
De conclusie van [adviesbureau Y] dat de boom ten tijde van het omwaaien “duidelijke visueel waarneembare symptomen van verminderde stabiliteit en breukvastheid vertoonde”, deel ik zeker niet. Houtrotsymptomen waren voor het omwaaien waarschijnlijk niet zichtbaar. De door [adviesbureau Y] genoemde symptomen als een holte in de stamvoet, een inzinking, een veranderend bastpatroon, etc. hoeven niet per sé te duiden op verminderde stabiliteit of verminderde breukvastheid.
Ook de vraag naar de voorzienbaarheid van windworp wordt door [adviesbureau Y] “met de wijsheid achteraf” beantwoord. Windworp was in mijn visie niet voorzienbaar. Op de foto’s is juist te zien dat de boom is omgegaan met het uit de grond trekken van één van de grote stabiliteitswortels die de boom aan de trekzijde had.”
2.13.
Naar aanleiding van voormeld rapport van [Boomtechnisch adviseur Q] heeft [adviesbureau Y] in een aanvullend rapport d.d. 15 juni 2016 de gebruikte onderzoeksmethodiek als volgt beschreven:
“Boomadviesbureau [adviesbureau Y] is licentiehouder van het Handboek Bomen [2014]. In het handboek wordt in hoofdstuk 10 de Visuele Boomveiligheidscontrole (BVC) omschreven. De definitie van BVC is als volgt: ‘het uitvoeren van een visuele controle, inclusief de bijbehorende registratie, ter beoordeling van de veiligheid van bomen in het kader van de voor bomen geldende wettelijke zorgplichten. De methodiek is afgestemd op het juridisch kader van de wettelijke zorgplicht (art. 6:162 BW) en de Richtlijn BVR (= ‘Richtlijn Boomveiligheidsregistratie 2014’).”
[adviesbureau Y] betwist dat sprake zou zijn van wijsheid achteraf en schrijft dat de uitwendige afwijkingen en gebreken die bij de zomereik zijn waargenomen al jaren in de boom aanwezig waren en voor een deskundig controleur eenvoudig zichtbaar waren. [adviesbureau Y] schrijft verder:
“Er wordt in de contra expertise aangegeven dat er een visuele controle is uitgevoerd in 2014 door [Hovenier A] waarbij er niets bijzonders aan de boom is opgevallen. Het zou interessant zijn om het registratieformulier van de visuele boomveiligheidscontrole in te zien om een beeld te krijgen van de wijze waarop de (in 2014 ook al aanwezige) afwijkingen en gebreken zijn beoordeeld.”
[adviesbureau Y] is van oordeel dat de omgevallen zomereik onder de zorgplicht van de boomeigenaar valt en dat het een boom betreft die aan de rand van een weiland staat en particulier eigendom daar niets aan af doet. De zomereik valt volgens [adviesbureau Y] onder de verhoogde zorgplicht, omdat de boom op een plaats staat met een verhoogde gevaarzetting. [adviesbureau Y] benadrukt nogmaals dat de zomereik bij tijdige inspectie op basis van de uitwendig zichtbare afwijkingen en gebreken beoordeeld had moeten worden als risicoboom en er nader onderzoek had moeten plaatsvinden.
2.14.
Bij de stukken bevindt zich een verklaring van de heer [Hovenier A] , werkzaam [bedrijf A] en neef van de erfgenamen, gedateerd 7 maart 2017. In die verklaring staat, voor zover van belang:
“In opdracht van wijlen [de heer X] ging ik minstens één keer per drie jaar alle bomenrijen en houtsingels van hem langs om te controleren.
Ik deed dan het onderhoud aan de bomen en houtsingels. Ook controleerde ik de bomen. Bomen die heel slecht waren, heb ik daarbij steeds verwijderd.
Dat deed ik in overleg met de wijlen [de heer X] . (…)
Bij de rondgang controleerde ik ook altijd de afrastering. De laatste keer dat ik voor wijlen [de heer X] heb gecontroleerd, was zomer 2015. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[Eisers] c.s. vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van de erfgenamen tot betaling van een bedrag van € 60.351,97, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 april 2016, alsmede hoofdelijke veroordeling in de proceskosten binnen zeven dagen, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[Eisers] c.s. stelt dat wijlen [de heer X] zijn zorgplicht met betrekking tot de zomereik heeft geschonden, als gevolg waarvan de zomereik is omgewaaid. Nu wijlen [de heer X] tekort is geschoten in de nakoming van zijn zorgplicht, zijn de erfgenamen hoofdelijk aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door [Eisers] c.s. geleden schade. De schade bedraagt volgens het [bedrijf Z] -rapport € 82.349,09 plus nadien opgetreden kosten voor de verhuizing en opslag van de inboedel van de kantoorunits ad € 4.694,80. Verder heeft [Eisers] kosten gemaakt voor de inschakeling van Claimshulp.nl (€ 1.288,89) en de rapporten van [adviesbureau Y] (€ 1.452,00) en [bedrijf Z] (€ 567,19). Het op grond van zijn afgesloten verzekeringen ontvangen bedrag van € 30.000,00 strekt daarop in mindering.
3.3.
De erfgenamen voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is de vraag of wijlen [de heer X] zijn zorgplicht heeft geschonden met betrekking tot de omgewaaide zomereik, zoals [Eisers] c.s. stelt en de erfgenamen betwisten. De erfgenamen stellen zich op het standpunt dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden (een herfststorm/onvoorziene windworp), zodat de door [Eisers] c.s. gestelde schade voor zijn eigen rekening dient te blijven.
4.2.
De rechtbank overweegt dat ook indien tot uitgangspunt wordt genomen dat in de nacht van 17 op 18 november 2015 sprake was van een herfststorm, dat niet zonder meer tot de conclusie leidt dat de erfgenamen niet aansprakelijk zijn voor de als gevolg van de omgewaaide boom ontstane schade aan de kantoorunits van [Eisers] c.s. Voor de beantwoording van die vraag is doorslaggevend of wijlen [de heer X] zijn zorgplicht heeft geschonden, doordat hij de bomen niet regelmatig heeft gecontroleerd dan wel heeft laten controleren en heeft nagelaten onderhoud te (laten) plegen aan de bomen, waarbij bomen die slecht waren of anderszins een risico vormden, werden verwijderd. De vraag die in dat kader rijst is welke eisen in de gegeven omstandigheden aan de controle en het onderhoud van de bomen kan worden gesteld, gelet op de locatie van de bomen. De rechtbank is van oordeel dat wijlen [de heer X] , die boer was en rundvee, pluimvee en varkens hield, met betrekking tot de bomenrij aan de grens van het weiland als particulier eigenaar moet worden beschouwd. Dat er sprake was van verhoogde gevaarzetting en er voor wijlen [de heer X] een verhoogde zorgplicht zou gelden, is door [Eisers] c.s. onvoldoende onderbouwd gesteld. Het enkele feit dat de rij met zomereiken aan de rand van het weiland stond en grensde aan het perceel van [Eisers] c.s. is daarvoor onvoldoende.
4.3.
[Eisers] c.s. betwist dat wijlen [de heer X] de bewuste bomenrij regelmatig controleerde en/of liet controleren en onderhoud heeft gepleegd/laten plegen. [Eisers] c.s. verwijst in dit kader naar de foto’s, die hij ter gelegenheid van de comparitie heeft overgelegd en die aan het proces-verbaal van comparitie zijn gehecht. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de door de erfgenamen gegeven toelichting op deze foto’s, op grond van die foto’s niet de conclusie kan worden getrokken dat de bomenrij niet werd gecontroleerd en werd onderhouden. Dat [Eisers] c.s. naar eigen zeggen zelf nooit heeft gezien dat de bomenrij werd gecontroleerd en werd onderhouden, is verder niet doorslaggevend. Voor zover [Eisers] c.s. wil betogen dat [de heer X] verplicht was om een registratie bij te houden van de controles van de bomenrij en het gepleegde onderhoud, dan is gesteld noch gebleken waar die verplichting op berust. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de heer [Hovenier A] dat de bomenrij elke drie jaar werd gecontroleerd en in de zomer van 2015 nog is gecontroleerd. Het komt dus aan op de vraag of [Hovenier A] bij die controle aanwijzingen had moeten waarnemen dat de bewuste zomereik verminderd stabiel en breukvast was en onderhoud behoefde.
4.4.
[Eisers] c.s. beroept zich ter onderbouwing van zijn stellingen op de conclusies in het rapport van [adviesbureau Y] . Het in opdracht van de erfgenamen door [Boomtechnisch adviseur Q] opgestelde rapport is kritisch met betrekking tot de bevindingen van [adviesbureau Y] en komt tot andere conclusies. Beide onderzoeken zijn eenzijdig verricht, buiten betrokkenheid van de andere partij. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de thans voorliggende stukken niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of er sprake was van uiterlijk waarneembare afwijkingen en/of gebreken aan de betreffende zomereik, die voor wijlen [de heer X] aanleiding hadden moeten zijn om maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door de boom te (laten) verwijderen, en wel beoordeeld naar het tijdstip van de laatste controle in de zomer van 2015, een aantal maanden voordat de bewuste zomereik is omgevallen.
4.5.
De rechtbank heeft gelet op het voorgaande behoefte aan nadere voorlichting en is voornemens een deskundige te benoemen ter beantwoording van de vraag of [de heer X] en/of [Hovenier A] in de zomer van 2015 bij de controle van de bomen in het weiland aanwijzingen had(den) moeten waarnemen dat de bewuste zomereik verminderd stabiel en breukvast was en onderhoud behoefde. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n), alsmede over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak daartoe verwijzen naar de rol.
4.6.
Op grond van art. 195 Rv zal [Eisers] c.s. worden belast met het voorschot op de kosten van de deskundige(n).
4.7.
In afwachting van de uitlating van partijen met betrekking tot de te benoemen deskundige(n), zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
30 augustus 2017voor het nemen van een akte door beide partijen gelijktijdig met betrekking tot hetgeen is overwogen in rov. 4.5,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017.