ECLI:NL:RBGEL:2017:4176

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
05/840445-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na meerdere diefstallen

Op 2 augustus 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man, geboren in 1979 en destijds woonachtig in Lunteren, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte, die inmiddels gedetineerd was in Zwolle, veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat op 19 juli 2017 plaatsvond. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor de feiten 1, 3 en 4 schuldig werd bevonden, terwijl voor feit 2 vrijspraak werd gevorderd. De rechtbank oordeelde dat de diefstal van een fiets op 11 maart 2017 niet wettig kon worden bewezen, omdat de getuigenverklaringen onvoldoende bewijs boden. Echter, de rechtbank achtte de diefstallen van alcoholische dranken en lingerie/sokken wel bewezen, op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte had een geschiedenis van recidive en alcoholmisbruik, wat leidde tot de beslissing om de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet in staat was om zich sociaal-maatschappelijk staande te houden en dat zijn problematiek, waaronder alcoholmisbruik en een verstandelijke beperking, bijdroeg aan zijn delictgedrag. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat onduidelijk was welke goederen precies waren gestolen. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840445-17
Datum uitspraak : 2 augustus 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
thans echter gedetineerd te Zwolle PPC te Zwolle.
Raadsman: mr. E.P.H. van Esser, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij:
op of omstreeks 10 april 2017 te Barneveld (alcoholische) drank van [benadeelde 4] heeft gestolen;
op of omstreeks 11 maart 2017 te Barneveld een fiets van [benadeelde 1] heeft gestolen;
op of omstreeks 15 maart 2017 te Barneveld (alcoholische) drank van de [benadeelde 2] heeft gestolen;
in de periode van 1 april 2017 tot en met 3 april 2017 meermalen lingerie en/of sokken, dan wel enig goed, van [benadeelde 5] heeft gestolen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft zij partiële vrijspraak gevorderd, omdat de diefstal op 1 april 2017 niet kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak ten aanzien van het onder 2 en 4 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2 kan niet worden bewezenverklaard dat verdachte de fiets heeft gestolen. Aangeefster heeft de diefstal zelf niet gezien. Zij herkende de gestelde dader op de beelden, maar is daarbij afgegaan op een opgegeven, onduidelijk, signalement. Uit het dossier volgt niet welk signalement getuige [getuige] aan haar heeft doorgegeven. De getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard de dader op een foto te herkennen, maar uit het dossier blijkt vervolgens niet welke foto haar is getoond.
Ten aanzien van feit 4 kan niet worden bewezenverklaard dat verdachte op 1 en 3 april 2017 goederen heeft gestolen. Aangeefster heeft verdachte op 1 april 2017 niet de winkel in zien komen, enkel de winkel uit zien gaan met een tas vol goederen. Het is onduidelijk waar die goederen vandaan komen en het is onduidelijk dat de goederen zijn gestolen. Op 3 april 2017 is verdachte niet ter plekke staande gehouden. Op camerabeelden is niet zichtbaar dat hij spullen uit de rekken haalt en in zijn tas stopt, noch is te zien dat hij op enig moment met sokken loopt.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat personeel van supermarkt [benadeelde 4] in Barneveld, gelegen aan het [adres 2] , verdachte op 10 april 2017 de winkel in zag lopen. Zij zagen verdachte bij het wijngangpad een aantal blikjes Red Dragon en Vodka en Orange en een fles Pina Colada in zijn jaszak stoppen. Vervolgens zagen zij hem de kassa passeren zonder te betalen. [3] Verdachte wordt hierop aangehouden door personeel van de supermarkt. [4]
Verdachte heeft op 13 april 2017 verklaard: ‘Ik heb spijt dat ik weer aan de drank ben gegaan en weer hier zit. (...) Ik was net anderhalve week gestopt. We gingen wandelen en toen kwamen bij de supermarkt. Toen ging het gelijk weer mis.’ [5]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een aantal blikjes drank en een fles alcoholische drank heeft gestolen.
Feit 2
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat niet wettig kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die de fiets op 11 maart 2017 in Barneveld heeft gestolen.
Aangeefster heeft de diefstal zelf niet gezien. Zij verklaarde de dader op camerabeelden te herkennen, maar is daarbij afgegaan op een aan haar door getuige [getuige] opgegeven signalement. Het signalement dat [getuige] aan aangeefster heeft gegeven is echter niet in het dossier vermeld. De getuige [getuige] herkende de fietsendief op een foto, maar uit de dossier is niet af te leiden of een foto van verdachte aan [getuige] is getoond. Dat verbalisant [verbalisant 1] verdachte op een foto herkende, is onvoldoende om te bewijzen dat het verdachte is geweest die de fiets heeft gestolen. De rechtbank weet immers niet of de foto van verdachte aan [getuige] is getoond.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Feit 3
Aangever [naam 2] heeft verklaard dat hij op 15 maart 2017 in de [benadeelde 2] in Barneveld, gelegen aan het [adres 3] , werd geïnformeerd over een diefstal. Een klant had gezien dat een kale man blikjes onder zijn witte vest had gestopt en de winkel wilde verlaten zonder te betalen. Aangever rende naar de uitgang van de winkel en zag een kale man met wit vest wegrijden op een de fiets. Op de camerabeelden zag aangever dat de betreffende man naast blikjes ook een fles uit de schap pakte. Vervolgens liep deze man langs de kassa zonder af te rekenen en liep de winkel uit. Aangever is naar het betreffende schap gelopen en zag dat er zes blikjes Bacardi Razz & Up en een fles Martini uit het schap waren verdwenen. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden uitgekeken en heeft de verklaring van aangever bevestigd. [7] De camerabeelden zijn ook bekeken door verbalisant [verbalisant 1] en hij herkende verdachte aan zijn kale hoofd, zijn gelaat en zijn postuur. [8]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal heeft gepleegd.
Feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel, dat niet kan worden bewezen dat verdachte het op 1 april 2017 ook een diefstal heeft gepleegd zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Aangeefster [naam 3] van [benadeelde 5] heeft verklaard dat op 3 april 2017 omstreeks 15.25 uur het alarm af ging bij de [naam 4] in Barneveld, gelegen in de [adres 4] . Zij zag een man in een witte jas op een fiets wegrijden. Hij had een groene plastic zak van de Plus bij zich die vol leek te zitten met goederen.
Ze bekijkt camerabeelden van 3 april 2017 en ziet een man met een witte jas en een kaal hoofd de winkel binnen komen. Hij heeft een opgevouwen groene tas bij zich. Ze ziet dat hij bij verschillende stellingen staat en goederen pakt. Als deze man de roltrap op gaat, heeft hij sokken in zijn hand. Even later komt hij met de roltrap naar beneden en heeft hij een groene Plus tas vast. Aan het volume van de tas is te zien dat er goederen in de tas zitten. De man zet de tas in de winkel, loopt naar buiten, pakt zijn fiets en stalt deze voor de toegangsdeur van de winkel. Dit terwijl de fiets van het slot af is. Vervolgens loopt hij terug de winkel in, pakt de groene Plus tas, loopt snel de winkel uit naar de fiets en fietst weg.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden uitgekeken en bevestigt de verklaring van aangeefster. Hij beschrijft de man op de camerabeelden als een kale man met een wit vest. [9]
Tevens herkent hij op deze camerabeelden de verdachte aan zijn kale hoofd, zijn gelaat en zijn postuur, als zijnde de persoon die op 3 april 2017 winkeldiefstal bij de [naam 4] pleegt. [10]
Verdachte is niet aangehouden en de inhoud van de tas waarmee hij de winkel verliet is onbekend. Wel is duidelijk dat verdachte de tas met goederen uit de winkel heeft gevuld en de daarna winkel heeft verlaten. Aangever leidt uit de voorraad administratie af dat verdachte lingerie en sokken heeft gestolen. Uit het dossier blijkt niet hoe vaak in het bedrijf een voorraadcheck wordt uitgevoerd. Ook is onduidelijk wanneer de laatste uitgevoerde voorraadcheck heeft plaatsgevonden. Het is daardoor onbekend of de administratieve voorraad vlak voor het moment van de diefstal door verdachte overeenkwam met wat er daadwerkelijk in de schappen lag. Ook is onbekend of voor of na de diefstal door een of meer andere personen goederen zijn weggenomen. Het is volgens de rechtbank niet ondenkbaar dat de administratieve voorraad op het moment van de diefstal door verdachte al niet overeenkwam met de werkelijke voorraad. Daarom is onduidelijk welke goederen en in welke hoeveelheden verdachte heeft gestolen.
Nu niet valt te zeggen welke goederen verdachte heeft gestolen, heeft de rechtbank bewezenverklaard dat er (op zijn minst) ‘enig goed’ van de benadeelde partij is gestolen.
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde onder 4 voor zover dat ziet op de diefstal op 3 april 2017, wettig en overtuigend kan worden bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 1, 3 en 4 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks10 april 2017 te Barneveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(aantal
)blikje
(s
)drank en
/ofeen fles
(alcoholische
)drank,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 15 maart 2017 te Barneveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(aantal
)blikje
(s
)drank en
/ofeen fles
(alcoholische
)drank (Martini),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de [benadeelde 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op
een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met3 april 2017 te Barneveld
(telkens)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
lingerie en/of sokken, in elk gevalenig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 3 en 4, telkens:
Diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen inhoudelijk strafverweer gevoerd. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat zij zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 7 juni 2017 en het reclasseringsrapport van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, van 28 juni 2017.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal diefstallen. Dit zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan deze feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, dan wel is aan hem onherroepelijk een taakstraf opgelegd. Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Voorts blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij over een periode van vijf jaren (rekenend vanaf de datum van het laatst gepleegde misdrijffeit) processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden.
Verdachte voldoet dan ook zowel aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel als aan de beleidslijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor het vorderen van de ISD-maatregel.
Onderhavige delicten hebben plaatsgevonden ten tijde van een reclasseringstoezicht, waarbij opname in een beschermde woonvorm van Domus+ te Lunteren en begeleiding ten aanzien van zijn alcoholproblematiek waren opgelegd. Toch heeft verdachte weer nieuwe feiten gepleegd.
In het reclasseringsrapport zijn onderdelen uit eerdere rapportages ten aanzien van de persoon van verdachte opgenomen. Namelijk, dat in het Pro Justitia rapport van 1 januari 2015 bij verdachte wordt gesproken van aangeleerd antisociaal gedrag. Verder een stuk uit het reclasseringsadvies van 7 augustus 2015: ‘De heer [verdachte] blijkt zich sociaal maatschappelijk niet staande te kunnen houden dan wel in staat om adequaat te kunnen functioneren. Uit informatie is naar voren gekomen dat alcoholmisbruik in combinatie met psychiatrische problematiek veelal heeft geleid tot gewelddadig gedrag. Zijn verstandelijke beperking speelt hierbij eveneens een grote rol.’ En ook: ‘In het Pro Justitia d.d. 06-08-2015 wordt het volgende beschreven: “Vanuit de zwakbegaafdheid is betrokkene snel geneigd situaties op een achterdochtige manier te interpreteren waarbij, met name onder stress, psychotisch kan decompenseren”.’
In het reclasseringsrapport staat verder dat verdachte op bijna alle levensgebieden problemen heeft. Hij heeft schulden, gebruikt veelvuldig alcohol en mogelijk ook (nog steeds) drugs. Hij heeft geen huisvesting, geen zinvolle dagbesteding en zit in een verkeerd sociaal netwerk. Er ligt geen actuele diagnostiek, maar van belang is om te onderzoeken of er sprake is van psychische problematiek die mogelijk zijn andere problemen en delictgedrag kunnen verklaren. Verdachte heeft echter de laatste jaren meermalen aangegeven dat hij niet wilde meewerken aan reclasserings- dan wel NIFP-onderzoek. Nieuwe diagnostiek kan binnen ISD plaatsvinden, waarna -afhankelijk van de resultaten- kan worden gekeken welk traject het beste bij hem aansluit. Verdachte heeft zich in het verleden veelvuldig niet aan afspraken gehouden, waardoor het niet mogelijk was om zaken van de grond te krijgen. Een ambulant traject heeft volgens de reclassering geen enkele kans van slagen zolang er niet eerste sprake is van langdurige abstinentie van middelen en een groeiend probleembesef. Zowel het Veiligheidshuis Amsterdam, verdachtes toezichthouder en de rapporteur van de reclassering zijn van mening dat enkel een intramuraal traject, middels de ISD-maatregel, kans van slagen heeft.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. In verhouding met de feiten is dit een zwaar middel. Verdachte valt echter keer op keer in herhaling met het plegen van strafbare feiten. Het is juist die stelselmatigheid die overlast en (overige) maatschappelijke schade teweegbrengt en waardoor burgers zich onveilig voelen. Alcoholmisbruik in combinatie met psychiatrische problematiek lijdt bij verdachte tot probleemgedrag. Dit lijkt te worden versterkt door zijn verstandelijke beperking. Ook onderhavige delicten hebben te maken met zijn alcoholmisbruik. Hij steelt om aan alcohol te komen, soms zelfs terwijl hij al onder invloed van alcohol is. De recidive van verdachte vindt aldus (deels) zijn grondslag in de problematiek van verdachte die tot nu toe onbehandelbaar is gebleken
.De ISD-maatregel is onder meer bedoeld om gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen. Daartoe heeft de reclassering, blijkens het advies, al een plan van aanpak gemaakt.
Gelet op de problematiek van verdachte en het feit dat deze problematiek direct samenhangt met de bewezenverklaarde feiten, en gezien de omstandigheid dat de feiten zijn begaan na recente veroordelingen voor (soort)gelijke delicten, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen. De veiligheid van goederen eist daarom het opleggen van de ISD-maatregel. De maatregel strekt ook tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.
De rechtbank zal de maatregel voor de (maximale) duur van twee jaren aan verdachte opleggen en zij zal de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 955,50.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het gevorderde bedrag toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Niet is komen vast te staan dat verdachte alle goederen heeft gestolen waarvan vergoeding wordt gevorderd. Er is pas een week na het incident een voorraadcheck uitgevoerd. Onduidelijk is wanneer voordien voor het laatst een voorraadcheck is gedaan en hoe vaak dergelijke checks worden uitgevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals hiervoor is beschreven, is de rechtbank, met de verdediging, van oordeel dat -hoewel bewezen is dat verdachte van het [benadeelde 5] goederen heeft gestolen- onduidelijk is hoeveel en welke goederen verdachte heeft gestolen.
Nu onduidelijk is welke goederen er door verdachte zijn gestolen en het uitzoeken daarvan een onevenredige belasting van het strafproces zal opleveren, zal de rechtbank het [benadeelde 5] in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Zodoende staat de weg naar de civiele rechter nog open.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.S. Croll (voorzitter), J.J.H. van Laethem en H. Broekhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2017.
BIJLAGE 1
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 april 2017 te Barneveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (aantal) blikje(s) drank en/of een fles (alcoholische) drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 11 maart 2017 te Barneveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 15 maart 2017 te Barneveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (aantal) blikje(s) drank en/of een fles (alcoholische) drank (Martini), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 3 april 2017 te Barneveld (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen lingerie en/of sokken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is opgenomen in Bijlage 1.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017166420, gesloten op 12 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal aangifte [naam 1] namens [benadeelde 4] en de goederenbijlage, p. 8-14, en proces-verbaal van aanhouding, p. 15.
4.Proces-verbaal aanhouding, p. 15-16.
5.Verhoor verdachte door de rechter-commissaris, 12 april 2017.
6.Proces-verbaal aangifte [naam 2] namens [benadeelde 2] , p. 37-38.
7.Proces-verbaal bevindingen, p. 40 en foto’s p. 41-44.
8.Proces-verbaal bevindingen, p. 6.
9.Proces-verbaal bevindingen (inclusief foto’s), p. 58-64.
10.Proces-verbaal bevindingen, p. 6.