ECLI:NL:RBGEL:2017:4171

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
05/190223-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met stokken en staven op schoolplein in Doetinchem

Op 21 juli 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee broers uit Doetinchem, die betrokken waren bij een geweldsincident op 14 september 2016. De verdachten hebben samen met een derde persoon het slachtoffer, [benadeelde], op een schoolplein aangevallen. Het slachtoffer zat op een bankje te wachten op zijn dochter toen de broers hem van achteren aanvielen met stokken en een ijzeren staaf. Het geweld resulteerde in letsel, maar niet in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor voorbedachte raad, waardoor de verdachten niet voor dat deel van de tenlastelegging konden worden veroordeeld. De rechtbank legde een werkstraf op van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, en veroordeelde de verdachten tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het geweld plaatsvond, waaronder het feit dat het incident zich op een schoolplein afspeelde, zichtbaar voor kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/190223-16
Datum uitspraak : 21 juli 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamerin de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederlandtegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. P.H. Vestiens, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 14 september 2016, in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, en/althans alleen aan een persoon genaamd [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraard en rustig overleg meermalen, althans eenmaal, - met een (of meer) (ijzeren) sta(a)v(f)(en) en/of een (of meer) hout(en) stok(ken) in/op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de arm(en), althans in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben geslagen en/of - met een (scherp) voorwerp in het lichaam van die [benadeelde] heeft geprikt/gestoken en/of - -terwijl die [benadeelde] al dan niet op de grond ligt- (met kracht) in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [benadeelde] heeft getrapt en/of geslagen zijnde/terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 14 september 2016, in de gemeente Doetinchem, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de " [adres 2] ", op het schoolplein van basisschool " [naam 1] ", openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde] , welk geweld bestond uit het - onverhoeds (van achter) aanvallen van die [benadeelde] en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan met een (of meer) (ijzeren)
sta(a)v(f)(en) en/of een (of meer) hout(en) stok(ken) in/op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de arm(en), althans in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [benadeelde] en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of schoppen -terwijl die [benadeelde] al dan niet op de grond ligt- in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [benadeelde] en/of - (meermalen) met een scherp voorwerp, althans een dergelijke scherp (steek)voorwerp in de (linker)onderarm en/of/althans het lichaam van die [benadeelde] steken/prikken;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 14 september 2016, in de gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, met voorbedachten rade een persoon genaamd [benadeelde] heeft mishandeld door toen aldaar; - met een (of meer) (ijzeren) sta(a)v(f)(en) en/of een (of meer) hout(en) stok(ken) in/op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de borst en/of de arm(en), althans in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [benadeelde] te slaan - met een (scherp) voorwerp in het lichaam van die [benadeelde] te prikken/steken en/of - -terwijl die [benadeelde] al dan niet op de grond ligt- (met kracht) in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [benadeelde] te slaan en/of te schoppen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Bij de politie kwam op 14 september 2016 een melding binnen dat op het schoolplein van [naam 1] in Doetinchem een vechtpartij plaatsvond. Hierbij waren vier personen betrokken. Bij dit voorval raakte een man – naar later bleek [benadeelde] – gewond. [benadeelde] heeft vervolgens aangifte gedaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is primair aangevoerd dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, nu de voorbedachte raad niet kan worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het subsidiair tenlastegelegde feit wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [benadeelde] was op 14 september 2016 bij de basisschool in Doetinchem. Hij zat op een bankje te wachten op zijn schoolgaande dochter [naam 2] . Uit het niets kwamen de broers [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] van achter naar hem toe. Hij zag ze niet aankomen. Ze begonnen alle drie op hem in te slaan. Hij zag dat twee van hen houten stokken vast hadden en één had een stalen pijp vast. Ze begonnen direct op hem in te slaan. Hij voelde direct pijn op zijn achterhoofd, voorhoofd, rug, borst en armen. Aangever werd in zijn linkeronderarm gestoken. Vervolgens sloeg [verdachte] met een stalen pijp op zijn onderarm. Naar aanleiding van de mishandeling heeft hij letsel opgelopen. Verbalisant zag dat aangever een gehechte snee boven het rechteroog had, een gehechte wond op het achterhoofd en de linkerpols in het verband. [2]
Getuige [getuige 1] zag dat de vader van [naam 2] op een biels zat. Zij zag dat er drie mannen om hem stonden en hem aanvielen met stokken. Alle drie mannen de hadden een stok van ruim een meter lang in hun handen. Zij zag dat de mannen deze stokken boven hun hoofd hielden en deze met twee handen met kracht op de vader van [naam 2] sloegen. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij drie jongens zag lopen met alledrie een staaf in de hand. Op het schoolplein zat een man op een paar bielzen. [4] De jongens benaderden de man van achteren. Toen de jongens achter de man stonden, sloegen ze hem sloegen met de staven. Ze sloegen er alle drie op los. Nadat de man geslagen was, viel hij op de grond. Zij zag dat ze de man meetrokken op de grond en dat de jongens de man schopten tegen zijn hoofd en in zijn zij terwijl hij op de grond lag. Ze schopten erg hard. [5] De ijzeren staven waren zeker wel een halve meter. [6]
Getuige [getuige 3] zag drie mannen rennen in de richting van de man en het kind op het schoolplein. Twee van de mannen hadden houten stok bij zich en de derde man een glinsterende metalen staaf. Toen de drie mannen op het speelterrein waren, begonnen ze direct op hem in te slaan met de ijzeren staaf en de houten stokken. Ze sloegen echt hard op die man en ze sloegen hem waar ze hem maar raken konden. De man werd door de mannen naar de grond getrokken waarna de drie mannen weer op hem insloegen met de stokken en de staaf. De mannen schopten hem op elke plek die ze maar konden raken. [7] Ze sloegen en schopten, daarna werd er iets geroepen in een buitenlandse taal en daarna werd er weer geschopt en geslagen. Dit herhaalde zich een paar keer. De jongens hebben alle drie in gelijke mate geslagen en geschopt. De metalen staaf glinsterde en leek wel op een stofzuigerslang. Deze was wel een meter lang. De houten stokken waren volgens haar houten planken met een lengte van 1,5 meter. [8]
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de verklaringen van aangever [benadeelde] en getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] komt naar voren dat [benadeelde] enerzijds en verdachte met zijn broers anderszijds bij een geweldsincident met stokken betrokken zijn geweest. Aangever heeft verklaard dat hij op een bankje zat en uit het niets van achteren door verdachte en zijn broers werd aangevallen. Hij werd door hen met stokken geslagen. [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben gezien dat alle verdachten een stok of staaf in de handen hadden. Verder is [benadeelde] – terwijl hij op de grond lag – geschopt en geslagen met een stok tegen zijn hoofd dan wel lichaam. Tot slot is [benadeelde] in zijn arm gestoken.
De rechtbank stelt op grond van de besproken bewijsmiddelen vast dat verdachte en zijn twee broers [benadeelde] hebben mishandeld door met stokken op hem in te slaan, hem te schoppen en te slaan terwijl hij op de grond lag en hem met een voorwerp in de arm te steken. Dit geweld had letsel, niet zijnde zwaar lichamelijk letsel, tot gevolg zoals uit de aangifte en de in die aangifte opgenomen verklaring van de verbalisant blijkt.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het uitgeoefende geweld een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad (primair), opengelijke geweldpleging (subsidiair) dan wel mishandeling met voorbedachte raad (meer subsidiair) oplevert. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel vormt. Het slaan met een stok of staaf tegen de het hoofd kan zwaar lichamelijk letsel bij een ander veroorzaken, zeker als meerdere personen op die manier tegelijk geweld uitoefenen. Door meerdere malen met stokken tegen het hoofd van [benadeelde] te slaan, gevolgd door schoppen en slaan toen [benadeelde] op de grond lag, hebben verdachte en zijn broers minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde] aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat minstgenomen sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het ontstane letsel is niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel zodat geen sprake is van een voltooid delict maar van een poging.
Uit voormelde bewijsmiddelen blijkt verder dat de drie broers in gelijke mate een bijdrage hebben geleverd aan het geweld, zodat van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen sprake is. In hoeverre sprake was van één of meer stokken en/of metalen staven doet voor dit alles niet ter zake.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van de voorbedachte raad overweegt de rechtbank als volgt.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu de voorbedachte raad niet bewezen kan worden.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de poging zware mishandeling met voorbedachte raad heeft gepleegd. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte voorafgaand aan het geweldsincident heeft nagedacht over een plan om [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verder is het tijdspad zoals dat volgt uit het dossier ook niet dusdanig lang dat op basis daarvan vast kan worden gesteld dat verdachte de gelegenheid heeft gehad zich te beraden en het daarom redelijk zou zijn om aan te nemen dat verdachte van die mogelijkheid tot beraad gebruik heeft gemaakt. Die tijdsspanne is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank te kort. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachte raad heeft gepleegd en dat hij moet worden vrijgesproken van dat deel van de tenlastelegging.
In het onderhavige geval komt de rechtbank, ondanks de partiële vrijspraak met betrekking tot het bestanddeel voorbedachte raad, tot de conclusie dat sprake is van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, zoals impliciet primair ten laste gelegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op 14 september 2016 in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon genaamd [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een ijzeren staaf en houten stokken tegen het hoofd en de rug en de borst en de arm(en) heeft/hebben geslagen en met een (scherp) voorwerp in het lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben geprikt en - terwijl die [benadeelde] al dan niet op de grond ligt - met kracht tegen het lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben getrapt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf buitenproportioneel is. De raadsman heeft bepleit dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk dient te zijn aan het voorarrest. Verdachte is bereid een werkstraf uit te voeren.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 1 juni 2017;
- een voorlichtingsrapport van de reclassering, gedateerd 15 juni 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met zijn broers schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte en zijn broers hebben een man mishandeld door hem met stokken en/of staven te slaan, hem te slaan en te schoppen terwijl hij op de grond lag en hem in zijn arm te steken. [benadeelde] had daardoor pijn en letsel aan zijn hoofd. De omstandigheid dat [benadeelde] niet meer letsel aan het incident heeft overgehouden, is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte en zijn broers te danken is. Het gevoel van veiligheid van aangever is mede door toedoen van verdachte en zijn broers aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke mishandelingen vaak langere tijd de gevolgen kunnen ondervinden. Het gaat bovendien om een geweldsincident dat kan leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit klemt te meer nu het geweld op klaarlichte dag op een schoolplein, onder de ogen van de tweejarige dochter van aangever heeft plaatsgevonden. Bovendien hebben meerdere personen waaronder minderjarigen vanuit de school het incident moeten aanschouwen, toen zij uit het raam keken wat er op het plein aan de hand was. Voorts neemt de rechtbank het verdachte en zijn broers in het bijzonder kwalijk dat zij een geschil tussen hun vader en [benadeelde] op deze gewelddadige manier proberen te beslechten.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het door de reclassering opgestelde rapport van 15 juni 2017. Vanuit enkele statistische gegevens wordt de kans op recidive laag ingeschat. Rapporteur vond geen factoren die een reclasseringsinterventie behoeven. Verdachte studeert, heeft voldoende inkomen, woont in een huurhuis, gebruikt geen drugs en er zijn geen aanwijzingen voor psychische problematiek dan wel een persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de Oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren (LOVS) voor artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling). Daarbij is rekening gehouden met het feit dat een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen is geacht, maar ook sprake is van medeplegen en het gebruik van wapens. De rechtbank heeft voorts in het voordeel van verdachte rekening gehouden met zijn blanco strafblad.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.562,43.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, hoofdelijk, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade voor toewijzing vatbaar is. Medeverdachte Lovan Hajy is veroordeeld tot betaling van € 287,-. Deze schade is inmiddels betaald en het betaalde bedrag dient van te betalen kosten aan de benadeelde partij in de onderhavige zaak te worden afgetrokken.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde scahde heeft geleden, als na te melden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De benadeelde partij heeft tot een bedrag van € 362,43 aan medische kosten heeft gemaakt. Deze schadepost is door de raadsman niet ter discussie gesteld en is derhalve voor toewijzing vatbaar.Ten aanzien van het gevorderde smartengeld is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat [benadeelde] als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht een bedrag van € 800,- redelijk en billijk en zal dit toewijzen. Hierbij neemt de rechtbank mee dat [benadeelde] moet leven met de herinneringen aan dit feit waarbij hij erg angstig moet zijn geweest. Verder heeft [benadeelde] een forse hoofdwond opgelopen en zal hij elke keer dat hij in de spiegel kijkt, worden geconfronteerd met het gebeuren, nu het litteken daarvan naar het zich laat aanzien zichtbaar in zijn gezicht zal blijven. Voor het overige wordt [benadeelde] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank wijst in totaal een bedrag van € 1.162,43 toe, waarbij de materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2016, zijnde de datum van indiening van de vordering, en waarbij de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2016. De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
De rechtbank ziet geen aanleiding op het toe te wijzen schadebedrag een bedrag van € 287,- in mindering te brengen nu deze betaling door de benadeelde partij is weersproken en verdachte een bewijsstuk van die betaling heeft overgelegd.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van [benadeelde] , met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f, 45, 47, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
240 tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
1.162,43 (duizend honderdtweeënzestig euro en drieënveertig cent), de materiële schade ad € 362,43 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en de immateriële schade vanaf 14 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag
te betalen van € 1.162,43(duizend honderdtweeënzestig euro en drieënveertig cent) de materiële schade ad € 362,43 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en de immateriële schade vanaf 14 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en mr. M.C. van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2017.
Mrs. Van Linschoten en Van der Mei zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van de politie eenheid Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016455189, gesloten op 16 september 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 6.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 12.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 16.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 17.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 18.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 19.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 20.