ECLI:NL:RBGEL:2017:4169

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
C/05/324039 KG RK 17-712
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in kort geding met betrekking tot ontruiming

Op 26 juli 2017 heeft de rechtbank Gelderland, in de persoon van de meervoudige wrakingskamer, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van twee verzoekers tegen mr. R.J.B. Boonekamp, de rechter in een kort geding. Het wrakingsverzoek werd afgewezen. De verzoekers stelden dat de rechter vooringenomen was, omdat hij een verzoek om aanhouding had afgewezen zonder voldoende motivering. Dit verzoek was ingediend vanwege de korte voorbereidingstijd die de verzoekers hadden gehad door de verkorte dagvaardingstermijn. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet zodanig onbegrijpelijk was dat daaruit de schijn van vooringenomenheid kon worden afgeleid. De wrakingskamer benadrukte dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank concludeerde dat de verzoekers hun bezwaren tegen de ontruiming bij de inhoudelijke behandeling van de kort gedingzaak konden aanvoeren. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen als het enkel is gebaseerd op een afgewezen aanhoudingsverzoek, om misbruik van procesrecht te voorkomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/324039 KG RK 17-712
Beschikking van 26 juli 2017
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
1. [verzoeker sub 1]
2. [verzoeker sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats verzoekers] ,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde: mr. A. Huigens te Deventer,
strekkende tot de wraking van
mr. R.J.B. Boonekamp,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 26 juli 2017 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekers, bijgestaan door hun raadsman, mr. A. Huigens,
- de rechter,
- ABN Amro Bank, vertegenwoordigd door [naam gemachtigden] (hierna: derde-partij).

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking strekt tot wraking van de rechter, als voorzieningenrechter in het kort geding met nummer C/05/323806 / KG ZA 17-365 tussen verzoekers en de derde-partij. Derde-partij heeft in het kort geding ontruiming van de onroerende zaak door verzoekers gevorderd en verzocht de ontruimingstermijn te bepalen op nihil, zodat het onderpand nog vóór 28 juli 2017 ontruimd kan worden en de reeds uitgestelde levering aan de kopers uiterlijk op die dag doorgang kan vinden.
2.2
Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal van het mondelinge wrakingsverzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. Ter zitting van de voorzieningenrechter hebben zij een verzoek om aanhouding ingediend, omdat er door de verkorte dagvaardingstermijn onvoldoende gelegenheid is geweest tot voorbereiding om inhoudelijk verweer te voeren. De rechter heeft dit verzoek onvoldoende gemotiveerd afgewezen. Daaruit blijkt volgens de verzoekers de schijn van vooringenomenheid van de rechter. Uit de motivering van de rechter om het verzoek tot aanhouding af te wijzen blijkt volgens hen dat hij de zaak kennelijk al als spoedeisend heeft beoordeeld.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2
De strekking van het instrument van de wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Uit deze strekking vloeit voort dat het wrakingsinstrument niet is bedoeld als rechtsmiddel om een voor verzoekers onwelgevallige processuele beslissing aan te vechten. Een processuele beslissing levert in beginsel, ook niet als deze onjuist zou zijn, geen feit of omstandigheid op waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dit zo is gerechtvaardigd is. Dit is alleen anders, indien een dergelijke beslissing zo onbegrijpelijk of ontoereikend is gemotiveerd dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te vinden dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.3
In onderhavig geval is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van een processuele beslissing, namelijk de afwijzing van een aanhoudingsverzoek. Het verzoek is afgewezen, omdat - zo staat in het proces-verbaal van 26 juli 2017 van de kortgedingzaak - gelet op de door de derde-partij (gestelde) spoedeisendheid een zittingsdatum op zeer korte termijn is bepaald en er gezien de lengte van de voorgeschiedenis sinds het uitbrengen van de dagvaarding op 24 juli 2017 voldoende tijd is geweest om adequaat verweer voor te bereiden. Verzoekers kunnen hun bezwaren tegen de ontruiming per 28 juli 2017 bij de inhoudelijke behandeling van de kortgedingzaak nog naar voren brengen. Dit is, naar het oordeel van de wrakingskamer, niet een zodanig onbegrijpelijke motivering dat daaruit schijn van vooringenomenheid volgt of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Daarbij is van belang dat het vooralsnog gaat om de door de derde-partij gestelde spoedeisendheid, op basis waarvan op verkorte termijn een zitting is gepland, maar dat de voorzieningenrechter zich nog dient te buigen over de vraag of er daadwerkelijk sprake is van spoedeisendheid.
3.4
De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek daarom af.
3.5
De rechter heeft gesteld dat verzoekers misbruik hebben gemaakt van hun recht om te wraken en dat aan hen daarom een wrakingsverbod opgelegd dient te worden.
3.6
Voor het opleggen van een algemeen wrakingsverbod ziet de wrakingskamer op dit moment geen aanleiding. Wel ziet de wrakingskamer aanleiding om een wrakingsverbod op te leggen aan verzoekers, indien een nieuw verzoek enkel is gebaseerd op een afgewezen aanhoudingsverzoek. In dat geval zou het middel van wraking immers met geen ander doel zijn ingegeven dan om de voortgang van de kortgedingprocedure te frustreren. Een dergelijk volgend verzoek tot wraking in deze zaak zal daarom op voet van artikel 39, vierde lid, Rv niet in behandeling worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, indien dat verzoek enkel is gebaseerd op een afgewezen aanhoudingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. L. van Gijn, W.L.F. Prisse en S.J. Peerdeman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier] en in openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.