Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vorderde de besloten vennootschap TECHNIP-EPG B.V. (hierna: Technip) betaling van een onbetaald bedrag van € 49.209,93, vermeerderd met rente en kosten, van de besloten vennootschap VEOLIA WATER TECHNOLOGIES TECHNO CENTER NETHERLANDS B.V. (hierna: Veolia). De vordering was gebaseerd op een eerdere veroordeling van Veolia tot betaling van € 234.333,02, die in een eerdere procedure was vastgesteld. Technip stelde dat over dit bedrag ook btw verschuldigd was, terwijl Veolia betoogde dat het eerdere vonnis gezag van gewijsde had en er niets aan kon worden toegevoegd.
De rechtbank oordeelde dat het vonnis van 20 januari 2016 Veolia verplichtte om het bedrag van € 234.333,02 te betalen, maar dat dit vonnis geen btw-verplichtingen bevatte. De rechtbank concludeerde dat Technip niet ontvankelijk was in haar vordering, omdat het eerdere vonnis definitief was en niet kon worden gewijzigd zonder hoger beroep. De rechtbank wees Technip als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, die op € 3.712,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt het belang van gezag van gewijsde en de definitieve aard van eerdere vonnissen in civiele procedures. De rechtbank bevestigde dat Technip niet in haar vordering kon worden ontvangen, omdat het eerdere vonnis de rechtsverhouding tussen partijen had vastgesteld en geen ruimte liet voor aanvullende vorderingen.