ECLI:NL:RBGEL:2017:3969
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om verlof tot onderhandse verkoop van onroerende zaken op basis van artikel 3:268 BW
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 juli 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om verlof tot onderhandse verkoop van onroerende zaken, ingediend door ABN AMRO BANK N.V. Het verzoek is gedaan op basis van artikel 3:268 BW, waarbij de rechtmatigheid van de executie niet ter toetsing ligt. De procedure is gestart door ABN, die verzocht om goedkeuring voor de verkoop van onroerende zaken aan een derde partij, [belanghebbende], voor een bedrag van € 211.000,00. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2017 heeft de verweerster, een besloten vennootschap, verweer gevoerd tegen het verzoek van ABN. De verweerster stelde dat ABN misbruik maakt van haar bevoegdheid tot parate executie, omdat zij niet in verzuim zou zijn en de verkoopprijs te laag zou zijn. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de rechtmatigheid van de executie in deze procedure niet aan de orde is en dat de verweerster voldoende tijd heeft gehad om een andere procedure aanhangig te maken, maar dit heeft nagelaten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de executiewaarde van de panden op € 205.000,00 is getaxeerd, en dat de aangeboden koopprijs van € 211.000,00 niet onredelijk is. Het verzoek van ABN is toegewezen, en de voorzieningenrechter heeft verlof verleend voor de onderhandse verkoop van de onroerende zaken.