ECLI:NL:RBGEL:2017:3925

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
C/05/268463 / HA ZA 14-431 / 546 / 560
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele aansprakelijkheid van een vennootschap onder firma in verband met heling van gestolen voertuigen en de uitkering van verzekeringspenningen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de civiele aansprakelijkheid van een vennootschap onder firma (V.O.F.) centraal, in het bijzonder in verband met de heling van gestolen voertuigen. De eiseres, de Stichting Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (VbV), heeft de V.O.F. en haar vennoten aangeklaagd voor schadevergoeding na de ontdekking van gestolen auto-onderdelen en voertuigen op de locatie van de V.O.F. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis gewezen waarin de schuld van een van de vennoten, [gedaagde sub 3], aan heling werd vastgesteld. In het vervolg van de procedure heeft VbV haar vordering verder toegelicht en bewijsstukken overgelegd die de schadevergoeding onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat VbV niet voor alle auto’s kan aantonen dat verzekeringspenningen zijn uitgekeerd, en heeft de vordering voor een aantal auto’s afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de V.O.F. mede aansprakelijk is voor de onrechtmatige daden van haar vennoten, voor zover deze hebben plaatsgevonden na het aangaan van de V.O.F. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere aktewisseling, waarbij VbV in de gelegenheid wordt gesteld om betalingsbewijzen te overleggen voor de gevorderde schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/268463 / HA ZA 14-431 / 546 / 560
Vonnis van 26 juli 2017
in de zaak van
de stichting
STICHTING VERZEKERINGSBUREAU VOERTUIGCRIMINALITEIT,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. R.R. Schuldink te Hardenberg,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde] ,

gevestigd te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.J.H. Siebelt te Best.
Eiseres wordt hierna VbV genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk [gedaagden] genoemd en afzonderlijk de V.O.F., [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 december 2016,
  • de akte uitlating na tussenvonnis, alsmede akte wijziging eis van de zijde van VbV,
  • de antwoordakte van de zijde van de V.O.F. en [gedaagde sub 3]
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

samenstellingen

2.1.
In het tussenvonnis is onder meer het volgende, kort weergegeven, overwogen. [gedaagde sub 3] is schuldig aan heling van de auto’s op lijst deel 1 voor zover hij daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld (4.7). Hij is ook schuldig aan heling van de andere auto’s op die lijst en/of onderdelen daarvan voor zover deze auto’s in hun geheel bij [gedaagden] zijn aangetroffen of VbV het verband aantoont tussen die auto’s en de bij [gedaagden] aangetroffen onderdelen (4.9). VbV is in de gelegenheid gesteld om van deze andere auto’s duidelijk te maken welke compleet bij [gedaagden] zijn aangetroffen en welke zijn samengesteld (5.1.) en voor elke auto van deze laatste categorie nader toe te lichten hoe het verband is gelegd tussen bij [gedaagden] aangetroffen onderdelen en specifieke op de lijst deel 1 vermelde gestolen auto’s (5.2).
2.2.
In haar akte na tussenvonnis stelt VbV dat de politie tijdens de inval en het onderzoek op 4, 5 en 6 december 2013 geen complete voertuigen bij [gedaagden] heeft aangetroffen ter zake waarvan schadevergoeding wordt gevorderd. Wat zij bij [gedaagden] heeft aangetroffen zijn onderdelen. Vervolgens licht zij toe hoe zij het verband heeft gelegd tussen deze bij [gedaagden] aangetroffen onderdelen en de op lijst deel 1 vermelde gestolen auto’s. Zij brengt daartoe een nieuw ‘schadelastoverzicht’ in het geding, waarop 140 gestolen auto’s staan vermeld. Deze auto’s zijn verdeeld in categorieën, aangeduid met de kleuren blauw, grijs, groen, oranje, geel en rood. Op deze categorieën wordt hierna ingegaan.
2.3.
VbV vermindert haar eis tot bedragen van € 1.757.602,00 plus € 25.214,00. Zij laat haar vordering vallen voor 61 auto’s, namelijk zeven waarvoor geen volmacht is verleend (grijs gemarkeerd, akte 5, tussenvonnis 4.4.) en 54 waarvan zij niet kan bewijzen dat verzekeringspenningen zijn uitgekeerd, te weten drie uit het strafvonnis van [gedaagde sub 3] . (akte 6), acht door het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV) beoordeeld (akte 8), twee uit het strafvonnis van [gedaagde sub 2] (akte 17) en 41 andere (blanco, akte 18). Aldus resteren 79 auto’s waarvoor VbV schadevergoeding vordert, namelijk 140 op het schadelastoverzicht verminderd met 61. Van die 79 zijn er 21 blauw gemarkeerd, 34 groen, 1 oranje, 19 geel en 4 rood.
blauw gemarkeerde auto’s (strafvonnis [gedaagde sub 3] .)
2.4.
Blauw gemarkeerd zijn 24 auto’s uit het strafvonnis van [gedaagde sub 3] . waarvan in het tussenvonnis is geoordeeld dat [gedaagde sub 3] . deze heeft geheeld (akte VbV 6). Voor twee van de 26 auto’s uit het strafvonnis heeft VbV geen machtiging (41 en 63) en van drie van de resterende 24 kan zij de betaling niet aantonen (59, 60 en 114). Een toelichting op de samenstelling van deze auto’s is gezien het oordeel in het tussenvonnis onder 4.7 niet aan de orde.
grijs gemarkeerde auto’s (volmacht onvoldoende)
2.5.
Grijs gemarkeerd zijn zeven auto’s ter zake waarvan VbV niet-ontvankelijk is omdat de inschrijving in het VAR als volmacht niet voldoende is (akte VbV 5, tussenvonnis 4.4). Het zijn de auto’s met nummers 1, 30, 41, 63, 84, 123 en 139. VbV vordert voor deze auto’s geen schadevergoeding meer, dus ook voor deze auto’s is een toelichting niet aan de orde.
groen gemarkeerde auto’s (LIV)
2.6.
Groen gemarkeerd zijn 39 auto’s waarvan de samenstelling wordt toegelicht in een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2017 van het LIV aan de hand van unieke nummers (akte VbV 8, productie 43). De rechtbank stelt vast dat de auto’s met volgnummers 28, 72 en 134 op het schadelastoverzicht niet zijn gemarkeerd, maar volgens het systeem ook groen hadden moeten zijn.
2.7.
Uit het proces-verbaal van bevindingen wordt geciteerd:
Ik,
[opsporingsambtenaar], Buitengewoon Opsporingsambtenaar, Nummer akte van beëdiging
[nummer], aangesteld in Domein Generieke Opsporing en werkzaam bij het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV) te Veendam, verklaar het volgende:
Mijn werkzaamheden bestaan voornamelijk uit het leveren van ondersteuning aan opsporingsonderzoeken op het gebied van voertuigcriminaliteit en daaraan gerelateerde zaken. (...) Het LIV is een samenwerkingsverband tussen drie (3) zowel publiek als private partijen, te weten Landelijke Eenheid Nationale Politie, de RDW en de Stichting VbV (Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit).
Met enige regelmaat krijg ik, uit hoofde van mijn functie, vragen met betrekking tot het identificeren van voertuigen op basis van uniek identificeerbare voertuigonderdelen.
Bij de politie eenheid Oost-Nederland│Gelderland-Zuid is een onderzoek genaamd 08Geel geweest, gericht op handel in gestolen auto-onderdelen. Op of omstreeks woensdag 4 december 2013 is er tijdens een georganiseerde actie door de politie eenheid Oost-Nederland│Gelderland-Zuid een inval gedaan op de locatie [woonplaats] [Autodemontage [gedaagden] ]. Op deze locatie zijn er, naast een groot aantal (schade)voertuigen, tevens een groot aantal uniek identificeerbare voertuigonderdelen aangetroffen.
Ontvangen informatie:
Van de strafrechtelijke bewaarder ‘Stichting VbV Derden’ heeft het LIV overzichtslijsten met aangetroffen uniek identificeerbare voertuigonderdelen, te weten interieurdelen, motornummers en versnellingsbaknummers ontvangen.
Vraagstelling:
Uit welk voertuig is het aangetroffen en uniek identificeerbaar voertuigonderdeel Af-fabriek afkomstig en zijn er eventueel bijzonderheden te melden omtrent dit voertuig?
Werkwijze
Op verzoek van de politie eenheid Oost-Nederland│Gelderland-Zuid, heeft strafrechtelijk bewaarder ‘Stichting VbV Derden’ de door de fabrikant op dit onderdeel aangebrachte nummers geregistreerd en door middel van overzichtslijsten doorgeven aan het LIV. Het LIV heeft op haar beurt via de fabrikant van deze onderdelen vast kunnen stellen van welk voertuig deze aangetroffen uniek identificeerbare onderdelen afkomstig zijn.
NB: Diverse automobielfabrikanten brengen op sommige onderdelen unieke productiekenmerken aan, welke in relatie staan met het door de fabrikant toegekende unieke VIN.
Conclusie:
Bevraging bij de in aanmerking komende automobielfabrikanten leverde de volgende resultaten op.
Aangetroffen interieurdelen:
1. Interieurdeel van een Volkswagen, door de fabrikant aangebracht in het voertuig met VIN [nummer] . Bij dit VIN is afgegeven het Nederlands kenteken [kentekennummer] .
Het voertuig met dit kenteken staat sinds 21 februari 2010 in Nederland in het politiesysteem als gestolen gesignaleerd.
2. (...)
(...)
39. (...)
Aangetroffen motorblokken:
01. Motorblok van een Volkswagen, door de fabrikant aangebracht in het voertuig met VIN [nummer] . Bij dit VIN is afgegeven het Nederlands kenteken [kentekennummer 2] .
Het voertuig met dit kenteken staat sinds 18 juni 2010 in Nederland in het politiesysteem als gestolen gesignaleerd.
02. (...)
03. (...)
Ondertekening:
Opgemaakt op ambtsbelofte, gesloten en ondertekend te Veendam, op 12 januari 2017.
2.8.
Bij de volgnummers in dit proces-verbaal van bevindingen heeft VbV met de hand de corresponderende nummers van het schadelastoverzicht genoteerd. Onder het kopje “Aangetroffen interieurdelen” volgen de vermeldingen achter de auto’s met nummers 2 tot en met 39, hierboven niet geciteerd, het patroon van de vermelding achter nummer 1, hierboven wel geciteerd. Dat geldt niet voor de auto’s met nummers 5, 17 en 31 in het proces-verbaal, dat zijn de auto’s met nummers 16, 61 en 99 op het schadelastoverzicht. Daar staat namelijk achter dat deze auto’s thans niet meer in Nederland in het politiesysteem als gestolen zijn gesignaleerd, met de toevoeging: ‘(schoning na 10 jaar)’. Onder het kopje “Aangetroffen motorblokken” volgen de vermeldingen achter de auto’s met nummers 02 en 03 het patroon van de vermelding achter nummer 01.
2.9.
[gedaagden] voert verweer (akte 14 – 18). Daartoe voert zij ten eerste aan dat het LIV bij haar onderzoek is uitgegaan van gegevens die VbV zelf heeft aangeleverd. [gedaagden] concludeert dat het onderzoek niet onafhankelijk is, wat de bewijswaarde ervan aantast. Voorts maakt [gedaagden] er bezwaar tegen dat in het rapport niet wordt gespecificeerd welke interieurdelen zijn onderzocht en welke nummers daarin zijn aangetroffen. Ten slotte wijst [gedaagden] erop dat bij de auto’s met volgnummers 16, 61 en 99 wordt vermeld dat deze thans niet meer in Nederland in het politiesysteem als gestolen staan gesignaleerd omdat dat systeem na tien jaar wordt geschoond. [gedaagde sub 3] . betoogt dat hij tien jaar voor de zoeking op 4 december 2013 tien jaar oud was, zodat het hem ontgaat welk verwijt hem ten aanzien van deze auto’s wordt gemaakt.
2.10.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. VbV heeft de samenstellingen van de auto’s zoals deze staan vermeld op het proces-verbaal van bevindingen afdoende toegelicht. Zij heeft immers gesteld dat op de onderzochte interieurdelen en motorblokken unieke kenmerken staan, dat zij deze heeft geïnventariseerd en dat het LIV op basis van deze inventarisatie via de fabrikanten heeft onderzocht of laten onderzoeken met welke VIN-nummers deze kenmerken corresponderen. De VIN-nummers zijn vervolgens gekoppeld aan kentekens. In het proces-verbaal is opgenomen dat er matches zijn gevonden tussen aangetroffen interieurdelen en motorblokken met VIN-nummers en vervolgens met kentekens van gestolen auto’s, zoals in het proces-verbaal gespecificeerd. Het proces-verbaal is op ambtsbelofte opgemaakt door een buitengewoon opsporingsambtenaar. Dat het onderzoek is uitgevoerd op de hierboven weergegeven wijze is door [gedaagden] niet betwist. [gedaagden] heeft niet toegelicht hoe VbV de gebruikte gegevens of de gevonden resultaten zou hebben gemanipuleerd, hetzij in haar hoedanigheid van degene die de gegevens heeft aangeleverd, hetzij als onderdeel van het samenwerkingsverband dat het LIV is. Evenmin heeft [gedaagden] , los van de samenstellingen, van ook maar een van de auto’s die staan vermeld in het proces-verbaal met concrete stukken onderbouwd dat deze een legale herkomst heeft, waardoor de samenstelling van die auto dan in twijfel zou kunnen worden getrokken. [gedaagden] heeft de samenstellingen van de auto’s in dit proces-verbaal daarmee niet voldoende gemotiveerd betwist. Aldus is afdoende aangetoond dat de aangetroffen onderdelen afkomstig zijn van de vermelde gestolen auto's. De conclusie is dat [gedaagde sub 3] . naar het oordeel van de rechtbank schuldig is aan de heling van de auto’s die zijn vermeld in het proces-verbaal.
2.11.
Dit geldt niet voor de drie auto’s die volgens het proces-verbaal niet meer zijn gesignaleerd als gestolen, te weten de auto’s met nummers 5, 17 en 31 in het proces-verbaal, 16, 61 en 99 op het schadelastoverzicht. Dat zijn de auto’s met de kentekens [kentekennummer 3] , [kentekennummer 4] en [kentekennummer 5] . Als niet kan worden vastgesteld dat deze zijn gestolen of door een ander misdrijf zijn verkregen, dan kan [gedaagde sub 3] . niet worden verweten dat hij ze heeft geheeld.
oranje gemarkeerde auto (BMW)
2.12.
Oranje gemarkeerd is één auto waarvan een versnellingsbak is aangetroffen en waarvan de identificatie is gebaseerd op een brief van 25 januari 2017 van BMW Group Nederland.
2.13.
[gedaagden] betoogt dat de bewijswaarde van deze brief nihil is omdat BMW Group Nederland zich heeft gebaseerd op foto’s die door VbV zijn aangeleverd (akte 19).
2.14.
Ook hiervoor geldt dat de herkomst van het onderdeel met de brief van BMW afdoende is toegelicht, terwijl [gedaagden] geen omstandigheden stelt op grond waarvan de verdenking gerechtvaardigd is dat VbV onjuiste informatie heeft aangeleverd. De conclusie is dat [gedaagde sub 3] . naar het oordeel van de rechtbank schuldig is aan de heling van de auto met het kenteken [kentekennummer 6] (nummer 94 op het schadelastoverzicht).
geel gemarkeerde auto’s (BR16 en VAR)
2.15.
Geel gemarkeerd zijn negentien auto’s waarvan de samenstelling wordt toegelicht in productie 45 (akte 10 – 16). VbV redeneert daarbij kennelijk als volgt. Zij treft bij [gedaagden] auto-onderdelen aan. Zij ordent deze onderdelen in groepen die afkomstig zouden kunnen zijn van een auto met bepaalde kenmerken. Vervolgens zoekt zij naar auto’s met die kenmerken in de registers BR 16 en VAR, waarin auto’s zijn opgenomen die verzekeraars laten slopen (BR16) en auto’s die zijn vermist (VAR). Dat leidt tot een aantal treffers. Uit nader genoemde omstandigheden zoals de plaats van diefstal of de kilometerstand leidt VbV vervolgens af bij welke van de treffers de aangetroffen onderdelen horen.
2.16.
[gedaagden] brengt hier onder meer tegen in dat het maar de vraag is of de beide registers volledig zijn (akte 23). Volgens [gedaagden] zijn er omstandigheden denkbaar waaronder auto’s die worden gesloopt niet in die registers zijn opgenomen, bijvoorbeeld omdat schade tussen partijen onderling is geregeld zonder tussenkomst van een verzekeringsmaatschappij.
2.17.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De resultaten van de samenstelling op de hiervoor weergegeven wijze zijn alleen betrouwbaar als alle of vrijwel alle auto’s die voor sloop in aanmerking komen in een van beide registers zijn opgenomen. Dat dit het geval zou zijn, heeft VbV niet gesteld. Het ligt ook niet voor de hand. In de beide registers staan immers alleen voertuigen waarbij de verzekering een rol heeft gespeeld. Auto’s waarbij de verzekering om welke reden dan ook geen rol heeft gespeeld, staan dus niet in die registers. De conclusie is dat de samenstelling van deze negentien auto’s is gebaseerd op een redenering die niet sluitend is. De vordering van VbV zal daarom worden afgewezen voor zover zij ziet op deze negentien auto’s.
rood gemarkeerde auto’s (strafvonnis [gedaagde sub 2] )
2.18.
Rood gemarkeerd zijn zes auto’s. Voor de heling van die auto’s is [gedaagde sub 3] . niet veroordeeld maar [gedaagde sub 2] wel. Van twee van deze zes kan VbV niet bewijzen dat verzekeringspenningen zijn uitgekeerd. VbV is zich ervan bewust dat de procedure tegen [gedaagde sub 2] is geschorst, maar zij noemt deze auto’s omdat zij de schade ter zake van de vier resterende auto’s wenst te verhalen op het vermogen van de V.O.F. Het betreft de auto’s met de kentekens [kentekennummer 7] , [kentekennummer 8] , [kentekennummer 9] en [kentekennummer 10] .
2.19.
Zoals hierna zal worden overwogen, is de V.O.F. naar het oordeel van de rechtbank mede aansprakelijk voor de gevolgen van de onrechtmatige daden die haar vennoten hebben gepleegd vanaf het moment dat zij de V.O.F. zijn aangegaan. In het strafvonnis staat dat de vier auto’s met de hiervoor genoemde kentekens zijn gestolen in 2010 (zie dat vonnis, productie 12 bij repliek, auto’s in dat vonnis genummerd respectievelijk 6, 59, 24 en 43). De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat [gedaagde sub 2] deze auto’s heeft geheeld ná het aangaan van de V.O.F. op 1 januari 2012. De V.O.F. kan daarom niet mede aansprakelijk gehouden worden voor de gevolgen van de heling van deze vier auto’s. De conclusie is dat de vordering van VbV zal worden afgewezen voor zover deze ziet op deze vier auto’s.
uitkering verzekeringspenningen
2.20.
In het tussenvonnis is overwogen dat het op de weg van VbV ligt haar stelling toe te lichten dat de verzekeraars voor wie zij optreedt verzekeringspenningen hebben uitgekeerd. In dat stadium van de procedure is aan VbV nog geen bewijsopdracht gegeven, maar is zij in de gelegenheid gesteld om toe te lichten dat de door haar gestelde betalingen zoals vermeld op de lijst deel 1 (productie 18 bij repliek), waaronder die ter zake van de Porsche [kentekennummer 11] , zijn verricht, in het bijzonder door betalingsbewijzen in het geding te brengen.
2.21.
In haar akte na tussenvonnis stelt VbV dat zij van een aantal auto’s niet meer kan bewijzen dat daarvoor verzekeringspenningen zijn uitgekeerd. Zij laat haar vordering vallen voor zover deze ziet op die auto’s. Het zijn de 41 auto’s die op het schadelastoverzicht niet met een kleur zijn gemarkeerd (behalve de hiervoor genoemde drie die groen moeten zijn) en 13 die wel met een kleur zijn gemarkeerd, te weten nummers 16, 45, 61, 68, 69, 70, 76 en 118 (groen), 47 en 113 (rood) en 59, 60 en 114 (blauw). De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.3.
2.22.
Ter toelichting op de uitkering van verzekeringspenningen voor de overige auto’s brengt VbV documenten in het geding, in het bijzonder overzichten uit de administratieve systemen van de verschillende verzekeraars (screenprints) en brieven waarin deze verzekeraars aan uitkeringsgerechtigden meedelen welke betalingen zijn of worden gedaan.
2.23.
[gedaagden] betwist dat de documenten die VbV in het geding brengt betalingsbewijzen zijn (akte 26 – 36). Voorts wijst zij op gevallen waarin de documenten niet of niet volledig met elkaar overeenstemmen. Als voorbeeld noemt zij de auto’s met nummers 4, 5 en 131. In het geval van auto 4 [kentekennummer 12] ) is volgens de niet ondertekende brief van 13 augustus 2012 een bedrag van € 18.875,00 uitgekeerd maar volgens de screenprint € 24.647,62, terwijl die screenprint bovendien een bedrag aan ontvangsten vermeldt van € 5.147,87. In het geval van auto 5 ( [kentekennummer 13] ) is volgens de niet ondertekende brief van 21 november 2011 een bedrag van € 16.907,57 uitgekeerd maar volgens de screenprint € 18.203,00. In het geval van auto 131 is volgens de niet ondertekende brief van 16 december 2013 € 11.720,00 uitgekeerd maar volgens de screenprint € 12.460,52.
2.24.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft VbV met de in het geding gebrachte documenten wel voldoende toegelicht dat verzekeringspenningen zijn uitgekeerd, maar nog niet bewezen dat de in het schadelastoverzicht genoemde bedragen in de concrete gevallen zijn betaald. Ten eerste zijn de overgelegde documenten immers geen betalingsbewijzen, een enkele uitzondering daargelaten, zoals het bankafschrift dat is overgelegd bij auto 80 ( [kentekennummer 9] ). Ten tweede roepen de documenten in concrete gevallen vragen op, zoals de door [gedaagden] gesignaleerde en hiervoor weergegeven verschillen. Ten derde worden inderdaad op verschillende screenprints ontvangsten vermeld, in het geval van bijvoorbeeld auto’s 4, 6 en 8 (de Porsche met kenteken [kentekennummer 11] ) met de vermelding ‘regres’. Het ligt op de weg van VbV om per auto duidelijk te maken en toe te lichten welk bedrag per saldo daadwerkelijk is uitgekeerd. De documenten die zij in het geding heeft gebracht, zijn daartoe niet afdoende. VbV zal opnieuw in de gelegenheid worden gesteld de door haar gestelde betalingen toe te lichten door een overzichtelijke lijst van daadwerkelijk verrichte betalingen in het geding te brengen voorzien van verwijzingen naar onderliggende stukken. De rechtbank zal VbV op de voet van artikel 22 Rv bevelen bij die stukken ook betalingsbewijzen te voegen, bij voorkeur bankafschriften. In een later stadium van de procedure zal de rechtbank bezien of zij, mede naar aanleiding van de door VbV over te leggen stukken, VbV ter zake van de betalingen een bewijsopdracht zal geven.
de vordering tegen de V.O.F.
2.25.
In het tussenvonnis is overwogen dat VbV haar vordering onvoldoende heeft toegelicht voor zover deze is gericht tegen de V.O.F. Zij is in de gelegenheid gesteld die toelichting alsnog te geven.
2.26.
In haar akte (22 – 30) stelt VbV daarover het volgende. Zij verwijt de V.O.F. dat zij binnen haar doelomschrijving onrechtmatig heeft gehandeld door:
a. a) een organisatie ter beschikking te stellen waardoor gelegenheid werd gegeven tot het plegen van misdrijven,
b) een onderneming te exploiteren waarin gestolen auto’s zijn gedemonteerd en gestolen voertuigonderdelen zijn verhandeld,
c) identificatienummers uit auto’s te verwijderen of onleesbaar te maken,
d) geen voorraadadministratie bij te houden,
e) de vennoten gelegenheid te geven om op basis van een bepaalde taakverdeling misdrijven en daarmee onrechtmatige daden te plegen.
VbV merkt hierbij op dat de V.O.F. functioneerde als dekmantel voor de onrechtmatige activiteiten van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . en voorts dat zij hun handel dreven als vennoten op naam van de V.O.F. Zij komt tot de conclusie dat de V.O.F. een gewoonte heeft gemaakt van opzetheling en dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd was uitgebleven als zij dat niet had gedaan.
2.27.
De V.O.F. voert verweer (akte 37 – 46). Zij betoogt dat een V.O.F. geen rechtspersoon is en dat zij zelf niet is veroordeeld voor heling maar alleen voor witwassen. Zij meent dat zij niet aansprakelijk is voor gedragingen van de vennoten in privé. Zij betwist voorts dat er sprake is geweest van een organisatie die jarenlang gelegenheid zou hebben gegeven tot het plegen van strafbare feiten. De V.O.F. is immers pas aangegaan per 1 januari 2012, terwijl de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is doorgehaald op 13 september 2016 wegens opheffing van de onderneming, zodat er geen sprake meer is van een afgescheiden vermogen. De V.O.F. voert verder het verweer dat VbV niet duidelijk heeft gemaakt of de helingen die zij [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . verwijt dateren van voor of na het aangaan van de V.O.F. De V.O.F. betwist tenslotte het oorzakelijk verband tussen de haar verweten gedragingen en de schade.
2.28.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Indien een vennoot als zodanig een onrechtmatige daad pleegt, dan behoort de daaruit voortvloeiende verbintenis tot de schulden waarvoor de V.O.F. op grond van artikel 18 WvK aansprakelijk is. De legale en de illegale activiteiten van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . in verband met de sloop van auto’s en de handel in onderdelen lopen door elkaar heen. Het is gesteld noch gebleken dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . vanaf het moment dat zij de V.O.F. zijn aangegaan hun legale activiteiten met betrekking tot de sloop van auto’s en de handel in onderdelen anders hebben ontplooid dan in het kader van die V.O.F. Hetzelfde moet dan gelden voor hun illegale activiteiten met betrekking tot de sloop van auto’s en de handel in onderdelen. Dat leidt tot de conclusie dat de V.O.F. mede aansprakelijk is voor de gevolgen van deze illegale activiteiten voor zover die hebben plaatsgevonden na het aangaan van de V.O.F. Of de V.O.F. ‘zelf’ onrechtmatig heeft gehandeld, kan hierbij in het midden blijven.
2.29.
De rechtbank stelt vast dat 31 van de 79 auto’s waarvoor VbV schadevergoeding vordert, gestolen zijn na het aangaan van de V.O.F. en vóór de doorhaling ervan in het handelsregister op 13 september 2016. Dat zijn de auto’s die op het laatste schadelastoverzicht zijn genummerd 4, 8, 9, 10, 13, 14, 17, 19, 22, 24, 25, 38, 50, 64, 72, 74, 83, 85, 90, 92, 93, 98, 110, 112, 117, 120, 125, 126, 129, 131 en 134. Deze auto’s zijn dus ook geheeld ten tijde van het bestaan van de V.O.F. De diefstallen die zijn gepleegd het kortst voor het aangaan van de V.O.F. op 1 januari 2012 dateren van 7 en 12 november 2011 (nummers 135 en 116). De rechtbank kan er niet van uitgaan dat de helingen van deze auto’s en van de daarvoor gestolen auto’s dateren van na het aangaan van de V.O.F. Als [gedaagde sub 3] . wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding voor de genoemde 31 auto's, dan is de V.O.F. daarvoor naast [gedaagde sub 3] . mede aansprakelijk.
2.30.
Voor zover de V.O.F. heeft willen betogen (antwoordakte 42) dat de vordering niet kan worden toegewezen omdat de V.O.F. in het handelsregister is doorgehaald wegens opheffing van de onderneming, zodat er geen sprake meer is van een afgescheiden vermogen, wordt zij daarin niet gevolgd. Ten eerste leidt doorhaling in het handelsregister noch opheffing van de onderneming tot verval van de op het moment van doorhaling of opheffing bestaande aansprakelijkheid van de V.O.F. voor enige schuld. Dat het vennootschapsvermogen is vereffend is gesteld noch gebleken, nog daargelaten dat vereffening op zichzelf evenmin een schuld doet verdwijnen. Ten tweede is in deze procedure niet de vraag aan de orde of VbV haar vordering, mocht deze ten laste van de V.O.F. worden toegewezen, daadwerkelijk op haar zal kunnen incasseren.
voorts
2.31.
Alle beslissingen worden aangehouden in afwachting van de aktewisseling.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt VbV in de gelegenheid bij akte toe te lichten dat de bedragen die voor de afzonderlijke auto’s worden genoemd op het schadelastoverzicht daadwerkelijk zijn uitgekeerd en wel door een overzichtelijke lijst van daadwerkelijk verrichte betalingen in het geding te brengen voorzien van verwijzingen naar onderliggende stukken,
3.2.
beveelt VbV op de voet van artikel 22 Rv bij die stukken ook betalingsbewijzen te voegen, bij voorkeur bankafschriften,
3.3.
verwijst de zaak daartoe naar de rol van 23 augustus 2017 voor akte aan de zijde van VbV,
3.4.
verstaat dat [gedaagden] een antwoordakte zal mogen nemen,
3.5.
houdt voor het overige alle beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, mr. J.D.A. den Tonkelaar en mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.