ECLI:NL:RBGEL:2017:3842

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
05/760361-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapens, munitie en harddrugs met werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 17 juli 2017 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een 28-jarige man veroordeeld voor het bezit van twee vuurwapens, munitie, pepperspray en harddrugs. De man werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een Glock en een Zoraki vuurwapen, vier patroonmagazijnen, twee busjes pepperspray en een hoeveelheid cocaïne, XTC-pillen en amfetamine. De feiten vonden plaats tussen 11 en 15 december 2013 in Hoogvliet Rotterdam. Tijdens de zittingen op 13 maart en 3 juli 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet bewust was van de aanwezigheid van de wapens, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich als bewoner van de woning bewust moest zijn van de aanwezige voorwerpen.

De militaire kamer oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bezit van de vuurwapens en de drugs, maar sprak de verdachte vrij van een aantal andere tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder een eerdere veroordeling en de dood van zijn vriendin. Uiteindelijk werd een werkstraf van 240 uur opgelegd, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank besloot dat de in beslag genomen wapens en munitie onttrokken moesten worden aan het verkeer, gezien de risico's voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760361-13
Datum uitspraak : 17 juli 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
raadsman: mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 maart 2017 en 03 juli 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2013, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente
Rotterdam, een of meer wapens van categorie III, te weten
- één vuurwapen, merk: Glock, type: 17 (kaliber: 9mm) en/of
- één vuurwapen, merk: Zoraki, type: M906 (kaliber: 9mm) en/of
- vier patroonmagazijnen (specifiek bestemd voor vuurwapens van het merk Glock) en/of munitie van categorie III, te weten 33 (scherpe) patronen (kaliber: 9mm, zogenaamde "hollow point" munitie), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij in de periode gelegen van 11 december 2013 tot en met 14 december 2013, te
Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, voor handen heeft gehad
- een busje pepperspray (anti attack Pepper, Super Fog)
- een busje pepperspray (Walther, pro secur high performance pfeffer spray)
zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 15 december 2013, althans in de periode gelegen van 11
december 2013 tot en met 15 december 2013, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente
Rotterdam, een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 11 december 2013, te Hoogvliet Rotterdam, althans in
Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 4,7 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 21 zogenaamde XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA en/of MDA en of 2-CB en/of
- ongeveer 1,6 gram (3 pillen) amfetamine (speed), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevatende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of MDA en/of 2-CB en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 14 december 2013, althans in de periode gelegen van 11 december 2013 tot en met 14 december 2013, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een technisch hulpmiddel, te weten
een draagbare GPS L1 Signal Jammer (Working Band: 1500-1600MHz),
dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het opzettelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken, veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van een geautomatiseerd werd of enig werk voor telecommunicatie,
heeft vervaardigd, verworven, ingevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 161sexies Wetboek van strafrecht wordt gepleegd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p.35-36;
- het proces-verbaal, p.145-146;
- het proces-verbaal, p.151-152;
- het proces-verbaal, p.158-159;
- het proces-verbaal, p.166-167;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2017.
Uit het proces-verbaal van categorisering (p. 158-159) maakt de militaire kamer op dat er twee voorwerpen gecategoriseerd worden als magazijnen behorend bij een vuurwapen Glock. Derhalve acht de militaire kamer voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor twee in plaats van vier magazijnen.
Feit 2
Op 14 december 2013 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden aan de woning gelegen aan de [adres 2] . In deze woning is pepperspray aangetroffen. [2] Deze is aangetroffen in het dressoir. [3] Naar aanleiding van een onderzoek naar deze pepperspray is vastgesteld dat de pepperspray, waar Walther pro secur op staat, is strafbaar gesteld in de Wet Wapens en Munitie in artikel 2 onder 6. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn vriendin op het adres aan de [adres 2] wonen. [5] [getuige] heeft verklaard dat hij ingeschreven staat op de [adres 2] maar dat hij daar alleen nog komt voor zijn post. [verdachte] en [naam] wonen op dit adres. [6]
De militaire kamer overweegt dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van dat wapen. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren of hij zich bewust was van het wapen. Het is een algemene ervaringsregel dat de bewoner van een huis weet wat zich in zijn huis bevindt. Nu verdachte met zijn vriendin de woning bewoonde en de pepperspray in een lade van het dressoir in de woonkamer voor het grijpen lag, is de rechtbank van oordeel dat hieruit volgt dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de pepperspray die in de woning is aangetroffen. De bewustheid van verdachte is daarnaast niet gemotiveerd weersproken. De militaire kamer is aldus van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de pepperspray Walther pro secur voorhanden heeft gehad.
Voor de pepperspray anti attack pepper super fog is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p.35-36;
- het proces-verbaal van bevindingen, p.60;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2017.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p.99-101;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2017.
Feit 4 [7]
Met de officier van justitie en de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het voorhanden hebben van ongeveer 4,7 gram cocaïne. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze cocaïne niet van hem maar van zijn toenmalige partner was.
Voor het overige is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p.28-29;
- het proces-verbaal sporenonderzoek, p.56-60;
- rapport douane Laboratorium, p.411-412;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juli 2017.
Uit de bewijsmiddelen in samenhang bezien, maakt de militaire kamer op dat er sprake is van 16 pillen en 6 fragmenten van zogenaamde XTC-pillen. Derhalve acht de militaire kamer voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor 16 in plaats van 21 pillen.
Feit 5
Met de officier van justitie en de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit aanwezig is. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet meer goed kan herinneren waarom hij deze jammer voorhanden had. Mede hierdoor is onvoldoende bewijs aanwezig om vast te stellen dat verdachte met dit voorwerp het oogmerk had om een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 161sexies Wetboek van Strafrecht te plegen, zoals is omschreven in de tenlastelegging. De militaire kamer zal verdachte dus van dit feit vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks11 december 2013, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente
Rotterdam,
een ofmeer wapens van categorie III, te weten
- één vuurwapen, merk: Glock, type: 17 (kaliber: 9mm) en
/of
- één vuurwapen, merk: Zoraki, type: M906 (kaliber: 9mm) en
/of
- twee patroonmagazijnen
(specifiek bestemd voor vuurwapens van het merk Glock
)en
/ofmunitie van categorie III, te weten 33 (scherpe) patronen (kaliber: 9mm, zogenaamde "hollow point" munitie), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij in de periode gelegen van 11 december 2013 tot en met 14 december 2013, te
Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, voorhanden heeft gehad
- een busje pepperspray (anti attack Pepper, Super Fog)
- een busje pepperspray (Walther, pro secur high performance pfeffer spray)
zijnde
(een
)voorwerp
(en)bestemd voor het treffen van personen met
(een)giftige en
/ofverstikkende en
/ofweerloosmakende en
/oftraanverwekkende
stof
(fen
)van de categorie II, onder 6°;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij
op of omstreeks 15 december 2013, althansin de periode gelegen van 11
december 2013 tot en met 15 december 2013, te Hoogvliet Rotterdam, gemeente
Rotterdam, een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op
of omstreeks11 december 2013, te Hoogvliet Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 4,7 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 16 zogenaamde XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA en
/ofMDA en
of2-CB en
/of
- ongeveer 1,6 gram (3 pillen) amfetamine (speed), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde
cocaïne en/ofMDMA en
/ofMDA en
/of2-CB en
/ofamfetamine
(telkens
) (een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
En
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 t/m 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om gelet op de oudheid van het feit en de omstandigheden rondom het feit, te volstaan met een voorwaardelijke werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, gedateerd 29 mei 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 27 februari 2017.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van twee vuurwapens met munitie, patroonmagazijnen, twee busjes pepperspray en een boksbeugel. Dit zijn ernstige feiten. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Met deze wapens kan veel schade worden aangericht. Het voorhanden hebben van wapens met bijbehorende magazijnen en scherpe hollowpoint munitie leidt dan ook tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verder heeft verdachte een hoeveelheid harddrugs in zijn bezit gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. De militaire kamer neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij al deze feiten heeft gepleegd. De militaire kamer houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte al eerder een boete opgelegd heeft gekregen voor het handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie.
De militaire kamer neemt echter ook de omstandigheden waaronder verdachte voor deze feiten is aangehouden in aanmerking, namelijk de dood van zijn vriendin waarvoor hij in eerste instantie verantwoordelijk werd gehouden door justitie. De militaire kamer kan zich indenken dat dit een traumatische ervaring voor verdachte is geweest. Ook houdt de militaire kamer rekening met het feit dat verdachte als gevolg van onderhavige feiten inmiddels ontslagen is door Defensie en dat hij zijn leven na alle gebeurtenissen toch weer positief heeft opgepakt. Daarnaast houdt de militaire kamer bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak dient te worden behandeld is overschreden. Op 12 december 2013 is verdachte in verzekering gesteld. Gelet op de datum van het vonnis (17 juli 2017) is de redelijke termijn met 19 maanden overschreden.
Gelet op al deze omstandigheden zal de rechtbank ondanks de ernst van de feiten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De militaire kamer zal in plaats daarvan een werkstraf opleggen voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
7a. Overwegingen ten aanzien van het beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave aan de beslagene worden gelast van het notitieboek en het gele boek. Het identiteitsbewijs en het kogelvrije vest dienen te worden teruggeven aan de rechthebbende.
De inbeslaggenomen wapens en munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b, 36c, 36d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3 en 13 van de Opiumwet en de artikelen 2, 13, 26, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 5 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig uren), met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- het Atlanta notitieboekje (volgnummer 2 beslaglijst d.d. 7 juni 2017);
- het gele boek (volgnummer 3 beslaglijst d.d. 7 juni 2017);
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten:
- het Italiaanse identiteitsbewijs (volgnummer 1 beslaglijst d.d. 7 juni 2017);
- het kogelvrije vest (volgnummer 7 beslaglijst d.d. 7 juni 2017);
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- het zwarte wapen (volgnummer 4 beslaglijst d.d. 7 juni 2017);
- 33 stuks koperen munitie (volgnummer 6 beslaglijst d.d. 7 juni 2017);
- het zwarte wapen van het merk Glock (volgnummer 8 beslaglijst d.d. 7 juni 2017).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Barrau (voorzitter) en mr. H.P.M. Kester-Bik, rechters, alsmede kolonel mr. H.C.M. Snellen als militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs voor feit 1 t/m 3 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door Opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district Landelijke en Buitenlandse Eenheden, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 28-165478, gesloten op 3 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p.64-65.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p.67.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p.77.
5.Proces-verbaal van 3e verhoor verdachte d.d. 18 december 2013, p.100 van het in de wettelijke vorm door Opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district Landelijke en Buitenlandse Eenheden, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 28-134789, gesloten op 7 oktober 2014.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p.115.
7.Het bewijs voor dit feit is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door Opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district Landelijke en Buitenlandse Eenheden, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 28-166837, gesloten op 5 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.