3.1.[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. primair [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal veroordelen tot betaling van de vorderingen van eisers, op grond van artikel 4:184 lid 2 en/of 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW):
[eiser sub 2] : € 162.980,00;
[eiser sub 1] : € 165.707,00.
dan wel een ander door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag;
2. subsidiair zal vernietigen op grond van artikel 3:45 BW de geldleningen, de hypotheek en de betaling van € 98.062,00 ten behoeve van de inkeerregeling ten bate van gedaagden en gedaagden zal veroordelen tot betaling aan eisers, al dan niet via de nalatenschaps-gemeenschap van de door eisers te vorderen bedragen:
[eiser sub 2] : € 162.980,00;
[eiser sub 1] : € 165.707,00.
althans door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedragen.
3. meer subsidiair:
I voor recht zal verklaren dat:
a. het door vader van gedaagden geleende geldbedrag van € 350.000,00, en de besteding van
€ 98.062,00 hebben plaatsgevonden ten behoeve van de inkeringsregeling van gedaagden en voornoemd bedrag in werkelijkheid niet als geldlening kan worden aangemerkt zodat daarom het accessoire recht van hypotheek rechtsgeldigheid mist;
b. eisers middels geldige vernietigingsverklaringen op grond van de artikelen 3:50 jo 3:44 BW de geldlening, de hypotheek en/of het testament hebben vernietigd;
c. dat gedaagden geen recht hebben op de nalatenschap omdat zij kunnen worden aangemerkt als getuigen in de zin van artikel 4:61 BW en/of omdat zij activa van de
nalatenschap hebben doen verdwijnen als bedoeld in artikel 3:194 lid 2 BW, althans dat
zij overbedeeld zijn op grond van artikel 3:195 lid 2 BW.
II gedaagden zal veroordelen de vorderingen van eisers op de gemeenschap, uit hoofde van
hun vorderingen en/of uit hoofde van hun rechten in de nalatenschapsgemeenschap en/of
uit hoofde van schadevergoeding aan eiser te voldoen, ter hoogte van
[eiser sub 2] : € 111.576,00 + 51.404,00;
[eiser sub 1] : € 114.303,00 + 51.404,00;
dan wel in andere, door de rechtbank in goede justitie te noemen bedragen.
4. nog meer subsidiair gedaagden zal veroordelen tot vergoeding van de door eisers geleden
schade als gevolg van onrechtmatige daad en/of ongerechtvaardigde verrijking (conform
artikel 6:162 en of artikel 6:212 BW) ter hoogte van:
[eiser sub 2] : € 162.980,00-/- 34.979,76 (Productie 19) = € 128.000,24;
[eiser sub 1] : € 165.707,00;
dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
5. uiterst subsidiair gedaagden zal veroordelen tot betaling aan eisers van door de rechtbank
in goede justitie te bepalen bedragen op grond van een of meer combinaties van de hiervoor
sub 1 tot en met 4 genoemde vorderingen en/of gronden, bijvoorbeeld (maar niet beperkt
tot);
a. artikel 3:184 lid 3 BW [bedoeld zal zijn 4:184, rb] in combinatie met vernietiging van de geld en hypotheekleningen;
b. artikel 3:45 BW in combinatie met vernietiging van het testament ex artikel 3:44 BW;
c. artikel 4:61, 3:194 lid 2 en/of 2:195 lid 2 [bedoeld zal zijn 3:195, rb] BW in combinatie met vernietiging van het testament.
d. etc.
6. de door gedaagden aan eiseres verschuldigde bedragen zal verhogen met de wettelijke
rente, te berekenen vanaf veertien dagen na 29 september 2011 (toen eisers voor het eerst
aanspraak hebben gemaakt op betaling van hun vorderingen en erfenis) dan wel de datum
van het vonnis, dan wel een door de rechtbank te bepalen datum, tot de dag der algehele
voldoening;
7. gedaagden zal veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten van € 131,-- en € 98,-- ingeval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest [bedoeld zal zijn: vonnis, rb] en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.