ECLI:NL:RBGEL:2017:3799

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
05/720311-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 25 januari 2015 te Velp, waar de verdachte en een mededader de aangeefster benaderden met de eis om geld af te geven. De officier van justitie stelde dat de omstandigheden, waaronder het vastpakken van de arm van de aangeefster en de eis om geld, voldoende waren om te spreken van een bedreiging met geweld. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van geweld of een bedreiging die de vrees voor geweld rechtvaardigde.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de omstandigheden van het incident zorgvuldig gewogen. De aangeefster verklaarde dat zij niet was mishandeld of bedreigd, en dat het vastpakken van haar arm niet leidde tot de conclusie dat er sprake was van geweld. De rechtbank oordeelde dat het enkele vastpakken van de arm en het zeggen van 'geef me je geld' onvoldoende waren om te spreken van een poging tot afpersing of een poging tot diefstal met geweld. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720311-15
Datum uitspraak : 18 juli 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 04 juli 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te Velp, gemeente Rheden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de
afgifte van een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), die [slachtoffer] omstreeks middernacht nabij een afstortkluis van de [naam bank] onverhoeds en/of rennend heeft/hebben benaderd, waarbij verdachte en/of zijn mededader geheel, althans gedeeltelijk, in het donker was/waren gekleed en/of een (zogenaamde) hoodie over het hoofd droegen en/of die [slachtoffer] door verdachte of zijn
mededader bij haar linkerarm is vastgepakt/vastgehouden en/of die [slachtoffer] is
toegevoegd "Geef me je geld" althans woorden van die strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te Velp, gemeente Rheden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, weg te nemen een geldbedrag
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen, die [slachtoffer] omstreeks middernacht nabij een afstortkluis van de [naam bank] onverhoeds en/of rennend heeft/hebben benaderd, waarbij verdachte en/of zijn mededader geheel, althans gedeeltelijk, in het donker was/waren gekleed en/of een (zogenaamde) hoodie over het hoofd droegen en/of die [slachtoffer] door verdachte of zijn mededader(s) bij haar linkerarm is vastgepakt/vastgehouden en/of die [slachtoffer] is toegevoegd "Geef me je geld" althans woorden van die strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster beroepsmatig geld heeft vervoerd. Het was midden in de nacht en de vrouw was alleen. Op dat moment kwamen twee mannen – in het donker gekleed – op haar afgerend en werd zij vastgepakt. Er werd meteen tegen haar gezegd ‘geef je geld’. Dit is gelet op alle omstandigheden objectief gezien een bedreiging met geweld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij rond 23.50 uur de zaak [naam bedrijf] heeft afgesloten en dat zij daarna naar de [naam bank] is gereden om het geld in een kluis te deponeren. Op het moment dat aangeefster na het storten van het geld weer in de auto wilde stappen, stond er een man naast haar en ongeveer drie meter verderop nog een man. De man naast aangeefster sprak haar aan met ‘Hee’ en pakte haar bij haar linkerarm. Hierbij kneep de man niet. De man zei vervolgens ‘geef me je geld’. Aangeefster heeft gezegd dat zij het geld al gestort had. De man liet haar vervolgens los en beide mannen zijn vertrokken. Aangeefster heeft verklaard dat de mannen rustig zijn weggelopen. Hierbij merkt de rechtbank op dat uit het dossier niet is gebleken dat de mannen op aangeefster af zijn gerend, zoals de officier van justitie heeft gesteld.
De rechtbank maakt uit de aangifte op dat de man/mannen geld wilde(n) van aangeefster. Voor een poging tot afpersing (primair) of een poging tot diefstal met geweld (subsidiair) moet sprake zijn van het gebruik van geweld of van een bedreiging met geweld. Een bedreiging met geweld moet van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat geweld zou worden uitgeoefend. Aangeefster heeft verklaard niet te zijn mishandeld of te zijn bedreigd. Naar het oordeel van de rechtbank is het enkele vastpakken van de arm en daarbij zeggen ‘geef mij je geld’ onvoldoende om te spreken van geweld of een bedreiging met geweld. De rechtbank acht dan ook de poging tot afpersing en de poging tot diefstal met geweld niet bewezen. De rechtbank acht eveneens niet bewezen dat door het zeggen ‘geef mij je geld’ sprake is van een poging tot diefstal nu daarmee wordt gevraagd om afgifte van het goed en er geen sprake is van het zelfstandig wegnemen van het goed. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

3.De beslissing

De rechtbank:
Spreektverdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. T.N. Ritzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2017.