ECLI:NL:RBGEL:2017:3765

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
05/012529-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een taxichauffeur voor mishandeling na conflict over sticker

Op 17 juli 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 62-jarige man, die als taxichauffeur werkzaam was. De man werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, maar werd hiervan vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan de benadeelde partij, die op 21 juli 2015 een sticker van de voorruit van de taxi van de verdachte wilde verwijderen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling, omdat hij met zijn taxi wegreed terwijl de benadeelde zich nog deels over de motorkap bevond. Hierdoor raakte de benadeelde gewond. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf van 80 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 40 dagen. Daarnaast moest de verdachte een schadevergoeding van € 607,- betalen aan de benadeelde partij, die ook immateriële schade had geleden. De rechtbank overwoog dat de verdachte zijn conflict op een onredelijke manier had opgelost en dat hij geen rekening had gehouden met de gevolgen voor de benadeelde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/012529-16
Datum uitspraak : 17 juli 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsvrouw: mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 03 juli 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 21 juli 2015 te Nijmegen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen immers is hij, verdachte, met dat door hem, verdachte,
bestuurde voertuig weggereden terwijl die [benadeelde] deels/gedeeltelijk met
zijn lichaam (nog) over de motorkap hing van dat door verdachte bestuurde
voertuig (teneinde een sticker te verwijderen van de voorruit van het
voertuig van verdachte) en/of (vervolgens) is die [benadeelde] op de motorkap
van dat door verdachte bestuurde voertuig terecht gekomen/beland en/of
(vervolgens) een aantal meters meegesleurd en/of meegesleept en/of vervolgens
op de grond gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 juli 2015 te Nijmegen [benadeelde] heeft mishandeld door
met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig weg te rijden terwijl die [benadeelde]
deels/gedeeltelijk met zijn lichaam (nog) over de motorkap hing van
dat door verdachte bestuurde voertuig (teneinde een sticker te verwijderen
van de voorruit van het voertuig van verdachte) en/of (vervolgens) is die [benadeelde]
op de motorkap van dat door verdachte bestuurde voertuig
terechtgekomen/beland en/of een aantal meters meegesleurd en/of meegesleept
en/of (vervolgens) op de grond gevallen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 juli 2015 stond verdachte met zijn taxi op de taxistandplaats van het station te Nijmegen. [2] [benadeelde] is naar de taxi van verdachte gelopen om een sticker van de ruit van de taxi te halen. Hij is hierop naast de taxi gaan staan, aan de passagierszijde. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat er een aanmerkelijke kans was op zwaar lichamelijk letsel, nu aangever onder het wiel van de auto terecht had kunnen komen of zijn hoofd ernstig had kunnen bezeren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde. Hiertoe heeft zij onder meer gesteld dat de verklaringen van de getuigen niet geloofwaardig zijn. Verdachte heeft verklaard dat het ongeval zoals beschreven door aangever technisch niet mogelijk is.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat hij voor de spiegel stond aan de bijrijderszijde van de taxi. Hij maakte oogcontact met [verdachte] (
de rechtbank begrijpt verdachte) en wilde de sticker er af halen. Op dat moment hoorde hij dat [verdachte] de motor van de auto startte en weg reed. [4] Aangever hing toen deels over de motorkap van de auto omdat hij de sticker van de voorruit aan het weghalen was. Omdat hij voor de spiegel stond werd hij geraakt tegen zijn linkerzij. Hij voelde dat hij een aantal meter werd meegesleurd door de auto. Tijdens het wegrijden kwam het wiel van de auto tegen zijn been aan. Hierdoor liep hij letsel op. [5]
De geneeskundige verklaring opgemaakt op 22 en 30 juli 2015 vermeldt dat aangever drukpijn over zijn onderbeen en drukpijn onder zijn schouderblad heeft. [6]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij als verkeersregelaar bij het centraal station Nijmegen stond. Hij zag een man die werkzaam is bij de taxicentrale, naar een donkergekleurde taxi toe lopen. Deze man en de taxichauffeur hadden een onenigheid. [7] Hij zag dat de man aan de passagierszijde een sticker van de voorruit eraf wilde trekken. Hij zag en hoorde toen dat de taxichauffeur de motor van de auto startte en uit de parkeerpositie wegreed en naar links stuurde. [8] Hij zag dat [benadeelde] zich vastgreep aan de zijspiegel en met zijn andere hand aan, waarschijnlijk, de ruitenwisser. [9] Hij hoorde toen een klap en zag dat de taxi de man van de taxicentrale ongeveer 10 tot 15 meter meesleurde op de motorkap van de auto. [10] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij voor de inrit stond van het [naam] te Nijmegen, als verkeersregelaar. Hij zag dat een man van de organisatie naar een taxi toe liep. Toen de man een sticker van de ruit van de taxi wilde halen, begon de taxi te rijden waardoor de man op de motorkap kwam te liggen terwijl de auto nog zeker tien meter doorreed. [11]
Betrouwbaarheid getuigen
Door de verdediging is de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen ter discussie gesteld. De verdediging heeft aan dit verweer echter geen duidelijke conclusie verbonden. Voor zover de verdediging naar voren heeft willen brengen dat het bewijs slechts afkomstig is vanuit één bron, volgt de rechtbank deze stelling niet, nu er naast de aangifte ook twee getuigenverklaringen zijn.
De rechtbank stelt op basis van voorgaande bewijsmiddelen het volgende vast. Op het moment dat [benadeelde] aan de passagierskant van de auto stond en de sticker van de ruit af probeerde te halen, is verdachte weggereden. Doordat [benadeelde] voor de zijspiegel stond en deels over de motorkap van de auto hing, kwam de spiegel tegen hem aan en is hij hierdoor op de motorkap beland en een aantal meter met de auto meegesleurd. [benadeelde] heeft hierdoor letsel opgelopen. De rechtbank volgt de stelling van verdachte dat deze gebeurtenis technisch onmogelijk is niet.
Mishandeling
Voorgaande handelingen leveren volgens de rechtbank geen poging tot zware mishandeling op. Vol opzet op zware mishandeling is niet komen vast te staan. Voor voorwaardelijk opzet op zware mishandeling moet eerst komen vast te staan dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven zou roepen. De rechtbank heeft onvoldoende informatie om dat te kunnen vast stellen. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat er wel voldoende bewijs aanwezig is voor mishandeling. Door met zijn taxi weg te rijden terwijl [benadeelde] voor de zijspiegel stond en deels over de auto hing, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [benadeelde] letsel zou toebrengen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 juli 2015 te Nijmegen [benadeelde] heeft mishandeld door
met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig weg te rijden terwijl die [benadeelde]
deels/gedeeltelijk met zijn lichaam (nog) over de motorkap hing van
dat door verdachte bestuurde voertuig
(teneinde een sticker te verwijderen
van de voorruit van het voertuig van verdachte
)en
/of (vervolgens
)is die [benadeelde]
op de motorkap van dat door verdachte bestuurde voertuig
terechtgekomen/beland en
/ofeen aantal meters meegesleurd
en/of meegesleept
en/of (vervolgens) op de grond gevallen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer/noodweerexces. De rechtbank oordeelt dat voor zover er al sprake zou zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, de reactie hierop door verdachte niet subsidiair en niet proportioneel was. De rechtbank verwerpt dus het beroep op noodweer/noodweerexces.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat een veroordeling voor verdachte gevolgen kan hebben voor de Verklaring Omtrent Gedrag die hij voor zijn beroep als taxichauffeur (opnieuw) dient aan te vragen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 29 mei 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte en aangever hadden een conflict over de sticker op de voorruit van de taxi van verdachte. Aangever wilde deze eraf trekken en verdachte is toen met zijn taxi weggereden op zo’n manier dat aangever hierdoor op de motorkap is beland en met de auto werd meegesleurd. De rechtbank neemt het verdachte ernstig kwalijk dat hij zijn conflict op deze manier heeft proberen op te lossen in plaats van hierover met aangever te praten. Verdachte heeft hierbij geen rekening gehouden met de eventuele gevolgen voor aangever. Aangever heeft door het feit letsel opgelopen en heeft momenteel nog steeds last van zijn schouders.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte nauwelijks documentatie heeft. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat het om een oud feit gaat. Alle omstandigheden bezien acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.662,74.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 1.682,- waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard om reden dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Hiertoe heeft zij ten aanzien van de kosten voor de fysiotherapie, het gederfde inkomen en de kosten voor de iPhone gesteld dat het causaal verband tussen het tenlastegelegde en de schade niet kan worden vastgesteld. Ten aanzien van het eigen risico heeft zij onder meer gesteld dat uit de stukken niet duidelijk blijkt of de benadeelde partij door het tenlastegelegde zijn hele eigen risico heeft gebruikt. Daarnaast heeft zij naar voren gebracht dat het onduidelijk is of de benadeelde partij schade vordert voor een jas of voor een broek. Wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat de aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met deze zaak.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 207,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dit betreft de kosten die de benadeelde partij voor zijn fysiotherapie heeft gemaakt. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft de meer of anders gevorderde materiële schadevergoeding zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. De rechtbank overweegt ten aanzien van de jeans en de iPhone dat onvoldoende is komen vast te staan dat de schade is veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van verdachte. Ten aanzien van het eigen risico overweegt de rechtbank dat dit onvoldoende onderbouwd is. Enerzijds omdat uit de bijgevoegde stukken niet blijkt voor welk jaar het eigen risico wordt gevorderd. Anderzijds is niet komen vast te staan dat de schade is geleden met betrekking tot het eigen risico door medisch handelen als gevolg van de mishandeling. Met betrekking tot de gederfde inkomsten overweegt de rechtbank dat de behandeling van dit deel van de vordering bij gebrek aan informatie een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door het strafbare feit ook immateriële schade heeft geleden, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal het gevorderde bedrag ter vergoeding van die schade matigen tot een bedrag van € 400,-, gelet op de hoogte van schadevergoedingen die worden toegekend in soortgelijke zaken. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal hierbij eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de gevorderde wettelijke rente toewijzen. Wat betreft de immateriële schade zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 21 juli 2015. De rekeningen van de fysiotherapeut zijn gedateerd op diverse data in oktober 2015. De wettelijke rente over het totaal bedrag van € 207,00 zal worden toegewezen vanaf 1 november 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
€ 607,-(zeshonderdzeven euro), vermeerderd met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 21 juli 2015 en over € 207 vanaf 1 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag
te betalen van € 607,-(zeshonderdzeven euro), vermeerderd met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 21 juli 2015 en over € 207 vanaf 1 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 12 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.W. van de Sande (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. J. Barrau, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015357560, gesloten op 25 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] , p.06 en proces-verbaal 1e verhoor verdachte [verdachte] , p.28.
3.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] , p.06 en verklaring verdachte ter terechtzitting 3 juli 2017.
4.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] , p.06.
5.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] , p.07.
6.Geneeskundige verklaring [benadeelde] , p.09.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.13.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.14.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.15.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p.14.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p.17.