ECLI:NL:RBGEL:2017:3523

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
05/760042-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

Op 3 juli 2017 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 28-jarige militair, die werd beschuldigd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 november 2015 in Lexmond, waar de verdachte het slachtoffer met een gebalde vuist in het gezicht sloeg, wat resulteerde in een gebroken oogkas, gebroken neus en schade aan het gebit van het slachtoffer. De officier van justitie stelde dat het letsel wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat het letsel mogelijk door een andere persoon was veroorzaakt. De militaire kamer oordeelde dat het letsel door de vuistslag van de verdachte was veroorzaakt en dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die bestond uit materiële en immateriële schade, in totaal € 2.641,55, vermeerderd met wettelijke rente. De militaire kamer hield rekening met de omstandigheden waaronder het geweld was gepleegd, de emotionele toestand van de verdachte en de gevolgen van het incident voor zowel de verdachte als het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760042-16
Datum uitspraak : 3 juli 2017
Tegenspraak
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsvrouw: mr. E.I.E. Heuvelman, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2016 en 19 juni 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2015 te Lexmond [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) met gebalde vuist tegen het hoofd en/of gezicht, in iedergeval tegen het lichaam te slaan en/of te stompen waardoor die [slachtoffer] (met het gelaat naar beneden gericht) ten val is gekomen, terwijl het feit pijn en/of (zwaar lichamelijk) letsel, te weten
een gebroken oogkas en/of een gebroken neus en/of (een)(af)gebroken tand(en)
en/of een afgebroken kies ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 22 november 2015 in Lexmond [slachtoffer] met de vuist in het gezicht geslagen. [slachtoffer] is na deze klap op de grond gevallen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge. De officier van justitie heeft daarbij gesteld dat het niet aannemelijk is dat een ander [slachtoffer] nog in het gezicht heeft getrapt en dat er in ieder geval op het moment dat [slachtoffer] op de grond viel al letsel was waardoor het verdachte is geweest die al het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer] zelf niets meer weet van het incident en dat hij ook niet weet of hij door de vuistslag van verdachte pijn of letsel heeft opgelopen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat – nadat verdachte [slachtoffer] had geslagen – [slachtoffer] op de grond lag en door een onbekend gebleven persoon in het gezicht is getrapt. Hierdoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld of de vuistslag van verdachte het letsel heeft veroorzaakt en of daardoor pijn is toegebracht. De vuistslag van verdachte is gegeven op het jukbeen en niet op de mond waardoor het meest waarschijnlijk is dat het letsel aan gebit door de trap in het gezicht is veroorzaakt. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het veroorzaakte letsel is niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de militaire kamer
Na medisch onderzoek is het volgende letsel bij [slachtoffer] geconstateerd:
  • breuk links aan de schedel, doorlopend in het gelaat en de oogkas;
  • gebroken neus;
  • bloeduitstorting linker oogkas;
  • zwelling linkerzijde van het gelaat;
  • bloedneus;
  • diverse tanden en kiezen gebroken;
  • barsten in elementen.
Oorzaak letsel
De vraag die de militaire kamer dient te beantwoorden is of de verdachte al het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel heeft veroorzaakt of dat (een deel van het) letsel door een ander door een trap in het gezicht is veroorzaakt.
Trap in gezicht
[slachtoffer] heeft verklaard zich van die avond als laatste te herinneren dat hij naar buiten liep en zich pas daarna weer iets te herinneren vanaf het moment dat een scan werd gemaakt in het ziekenhuis. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat toen hij wegliep bij [slachtoffer] om 112 te bellen hij vanuit zijn ooghoek zag dat een persoon [slachtoffer] een schop gaf in zijn gezicht. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] nog verklaard dat er op dat moment ongeveer twintig personen rondom [slachtoffer] stonden toen het gebeurde. Geen van de gehoorde getuigen heeft echter verklaard over het zien van een trap in het gezicht, hetgeen wel voor de hand had gelegen nu zoveel mensen om [slachtoffer] heen stonden. Nu de verklaring van [getuige 1] geen steun vindt in het dossier, acht de militaire kamer het niet aannemelijk dat [slachtoffer] – nadat hij door de verdachte is geslagen en op de grond is gevallen – door een andere persoon in het zicht is getrapt.
Vuistslag in gezicht
Uit het forensisch geneeskundig rapport volgt onder andere dat al het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel kan worden verklaard door de plaatselijke inwerking van botsend uitwendig mechanisch geweld op de linkerzijde van het hoofd en/of gelaat en op de neus (bijvoorbeeld het stoten met vuisten). De beschadiging aan het gebit past eveneens bij botsend geweld door een ander gebitselement, zoals het op elkaar stoten van de gebitselementen boven- en onderkaak bij een vuistslag. [4]
Daarnaast is door getuige [getuige 2] verklaard dat hij zag dat verdachte [slachtoffer] met de vuist sloeg en dat [slachtoffer] achterover op de grond viel. De getuige zag dat er bloed uit de neus en de mond van [slachtoffer] liep. Daaruit kan worden geconcludeerd dat dat deel van het letsel is ontstaan door de klap die verdachte gaf. [5]
Gelet op het forensisch rapport waaruit volgt dat het mogelijk is dat het letsel door één vuistslag is veroorzaakt en de verklaring van [getuige 2] dat hij zag dat na de vuistslag ook al bloed uit de neus en mond van [slachtoffer] kwam, is de militaire kamer van oordeel dat de verdachte door de vuistslag het letsel aan het gezicht en aan het gebit heeft veroorzaakt. De militaire kamer is tevens van oordeel dat verdachte – gelet op het letsel – met kracht heeft geslagen.
Zwaar lichamelijk letsel
Het letsel van [slachtoffer] betreft meerdere breuken in het gezicht en daarnaast schade aan het gebit. Als gevolg van de gebitsschade is [slachtoffer] nog altijd onder tandheelkundige behandeling. Het is onzeker hoe lang dit nog zal voortduren en hoeveel restschade er zal zijn. [6] Gelet hierop is de militaire kamer van oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Fotoconfrontatie
Door de verdediging is nog verzocht de uitkomst van de fotoconfrontatie van het bewijs uit te sluiten nu op voorhand al duidelijk was dat de uitkomst onbetrouwbaar zou zijn door tijdsverloop en door het feit dat de getuigen al op sociale media informatie over verdachte hadden opgezocht. De militaire kamer komt niet toe aan de bespreking van dit verweer nu zij reeds op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen het feit wettig en overtuigend bewezen acht en de fotoconfrontatie niet als bewijs heeft gebezigd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 november 2015 te Lexmond [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) met gebalde vuist tegen het hoofd
en/of gezicht, in ieder geval tegen het lichaam te slaan en/ofte stompen waardoor die [slachtoffer] (
met het gelaat naar beneden gericht) ten val is gekomen, terwijl het feit pijn en
/of (zwaar lichamelijk
)letsel, te weten
een gebroken oogkas en
/ofeen gebroken neus en
/of (een)(af
)gebroken tand
(en
)
en
/ofeen afgebroken kies ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen. hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte de dag na het incident direct naar het slachtoffer is gegaan om zijn excuses aan te bieden. Net voor het incident had hij te horen gekregen dat zijn vader kanker heeft. Het slachtoffer bleef schelden en gebruikte daarbij het woord kanker. Dit heeft zoveel emoties bij verdachte opgeroepen dat hij heeft geslagen. Het incident heeft voor verdachte ook veel gevolgen gehad. Verdachte is ontslagen door defensie. Daarnaast heeft het lang geduurd voordat de zaak op zitting is behandeld.
Beoordeling door de rechtbank
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 mei 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 5 juli 2016.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft tijdens een avond uitgaan een man op het gezicht geslagen. Het letsel dat door deze vuistslag is veroorzaakt, is groot. Het slachtoffer heeft zijn oogkas, neus en meerdere gebitselementen gebroken. Zelfs meer dan twee jaar na het incident heeft het slachtoffer nog steeds medische behandeling voor zijn gebit nodig als gevolg van de klap. De militaire kamer neemt het verdachte kwalijk dat hij als militair geweld heeft gebruikt, terwijl juist van een militair zelfbeheersing ten aanzien van het gebruik van geweld mag worden verwacht. Daarnaast heeft het geweld ook nog plaatsgevonden tijdens een uitgaansavond, een plek waar men juist heen gaat om een leuke, zorgeloze avond te hebben.
De militaire kamer houdt ook rekening met het feit dat verdachte uit emotie heeft gehandeld toen het slachtoffer bleef schelden met het woord ‘kanker’ en verdachte net te horen had gekregen dat zijn vader kanker had. Verdachte is direct na het incident bij het slachtoffer langs gegaan om zijn excuses aan te bieden. De militaire kamer houdt er tevens rekening mee dat het meer dan twee jaar heeft geduurd voordat de zaak op zitting is behandeld. Bovendien is verdachte naar aanleiding van het incident ontslagen bij defensie en is daarmee zijn baan kwijt geraakt. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 40 uren, zoals is geëist door de officier van justitie, passend en geboden is. Een geheel voorwaardelijk werkstraf zoals verzocht door de raadsvrouw doet naar het oordeel van de militaire kamer geen recht aan de ernst van het feit.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.154,81, waarvan € 3.000 immateriële schade betreft, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering ten aanzien van de materiële schade tot een bedrag van € 1.641,55 toe te wijzen. De officier van justitie heeft ten aanzien van de immateriële schade verzocht de vordering tot een bedrag van € 1000,- toe te wijzen, mede gelet op de eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij bij het ontstaan van het incident. De officier van justitie heeft hierbij verzocht tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaring nu niet kan worden vastgesteld of het letsel het rechtstreekse gevolg is van het geweld dat verdachte heeft toegepast. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de kosten van eigen risico niet zijn onderbouwd. Daarnaast is de schadepost die ziet op toekomstige tandartskosten te ingewikkeld en daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding. De verdediging heeft dan ook verzocht dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de militaire kamer
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Tandartskosten
Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij tandartskosten gemaakt. De reeds gemaakte tandartskosten betreffen een bedrag van € 865,05 en € 156,89 (eigen risico). Nu deze schadeposten naar het oordeel van de militaire kamer voldoende zijn onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadeposten, te weten
€ 1.021,94, kan worden toegewezen.
Toekomstige tandheelkundige kosten
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd voor toekomstige tandartskosten. De hoogte van deze kosten is onderbouwd door middel van een nota. Hierbij is echter geen rekening gehouden met een vergoeding van kosten door de zorgverzekering. De militaire kamer heeft geen informatie over eventueel te vergoeden kosten. Bovendien staat onvoldoende vast of deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in dit deel van zijn vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de militaire kamer een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Medicijnen, ambulancevervoer, reis- en parkeerkosten, kledingschade
Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij medicijnen gebruikt, is hij met de ambulance vervoerd, is zijn kleding kapot gegaan en heeft hij reis- en parkeerkosten gemaakt. Deze kostenposten zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadepost naar het oordeel van de militaire kamer voldoende is onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost, te weten € 619,61, kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door het geweld – waarbij de benadeelde partij meerdere breuken in het gezicht heeft opgelopen en meerdere tanden en een kies zijn afgebroken – heeft benadeelde partij lichamelijk letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Anderzijds houdt de rechtbank ook rekening met het gegeven dat aangever klaarblijkelijk het incident heeft uitgelokt door zich provocerend en beledigend uit te laten. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal een smartengeld van € 1.000,- worden toegekend. De benadeelde partij zal voor het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
Nu de voor vergoeding in aanmerking komende schadeposten ieder op een ander moment zijn ontstaan, zal de rechtbank een ingangsdatum van de wettelijke rente kiezen die gelegen is in het midden van de gehele periode waarin de schadeposten zijn ontstaan. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 februari 2016.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de militaire kamer tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
werkstrafgedurende
40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] , te betalen € 2.641,55 (tweeduizend zeshonderdeenenveertig euro en vijfenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer aan [slachtoffer] , te betalen € 2.641,55 (tweeduizend zeshonderdeenenveertig euro en vijfenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 36 met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaaltdaarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Barrau (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens, rechter, en kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juli 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Kabinet/Cluster integriteit, sectie interne onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27AZ/15-000333, gesloten op 26 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 15; verklaring verdachte ter terechtzitting van 19 juni 2017.
3.Aanvraagformulier medische informatie, p. 22, 26; NFI forensisch geneeskundig onderzoek d.d. 25 november 2016, achtste pagina.
4.NFI forensisch geneeskundig onderzoek d.d. 25 november 2016, achtste pagina.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 46.
6.Aanvraagformulier medische informatie, p. 22 en tandheelkundige onderbouwing bij de aanvullende vordering benadeelde partij.