Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juni 2017
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
€ 3.000 die hij heeft opgeschreven. Dat bedrag moet verzoeker wel aan [naam vriend] terugbetalen. Verzoeker kreeg het geld contant. Soms € 20 soms € 30 per keer. Dat was om boodschappen te kunnen doen. Van dat geld heeft verzoeker twee jaar geleefd. [naam vriend] is operator van beroep en werkt in een auto- machinebedrijf in [plaats] . Verzoeker stelt dat hij niet als een normaal persoon heeft geleefd. Hij kon van € 20 per week rondkomen. Verzoeker zag geen aanleiding om eerder bijstand aan te vragen. Verzoeker heeft wel pogingen gedaan om aan het werk te komen, maar na een sollicitatie werd hij altijd afgewezen. Verzoeker stelt dat hij in de war is en niet redelijk na kan denken. Daardoor is hij in een isolement geraakt. Verzoeker heeft in [plaats 2] een opleiding tot stukadoor genoten en heeft deze opleiding afgerond met een diploma. Verzoeker heeft geen rijbewijs. Verzoeker heeft wat problemen gehad met mensen in zijn omgeving. Hij was niet zo goed in zijn werk waardoor hij een slechte naam kreeg. Verzoeker wil graag deelnemen aan de maatschappij. Hij vroeg om hulp maar dat werd afgewezen en hij moest het zelf maar uitzoeken. Verzoekers vriend helpt hem nog steeds. [naam vriend] kan leven van de opbrengsten van zijn werk in ploegendienst. Anders dan verzoeker had [naam vriend] wel een ‘kruiwagen’ om aan de slag te komen.
€ 20 of 30 per week zoals verzoeker ter zitting stelt. Dat verzoeker gratis zou wonen is evenmin door hem aannemelijk gemaakt. Wat moet verzoeker daarvoor dan terug doen? Feit is dat in verzoekers kamer een eigen bed werd aangetroffen en enige spullen. Verzoeker kan de herkomst van het geld voor zijn boodschappen niet verklaren.
Het verzoek om voorlopige voorziening
Bovenvermelde omstandigheden zijn voor de voorzieningenrechter mede aanleiding om verzoeker het voordeel van de twijfel te geven en hem met bijstand op korte termijn in staat te stellen op reguliere wijze te participeren in de maatschappij. Om die reden zal de voorzieningenrechter het bestreden besluit schorsen en bepalen dat aan verzoeker, bij wijze van voorschot, bijstand zal worden toegekend naar de norm van een alleenstaande vanaf de dag van indiening van verzoekers verzoek om voorlopige voorziening (19 mei 2017) tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar.
Daarnaast lijkt het raadzaam dat verzoekers bewindvoerder nauwkeurig toe ziet op de besteding van verzoekers (tijdelijke) uitkering en hem in staat stelt een kamer te huren op de reguliere markt en vervolgens zorg draagt voor adequate voldoening van verzoekers vaste lasten.
Beslissing
- schorst het primaire besluit tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat aan verzoeker vanaf 19 mei 2017, bij wijze van voorschot, bijstand wordt toegekend naar de norm van alleenstaande;
- gelast dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht groot € 46, - aan hem vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 990, -.