ECLI:NL:RBGEL:2017:3376

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
05/740123-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens overval en poging tot overval met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 28 juni 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 42-jarige man uit Almere, die werd beschuldigd van een overval en een poging tot overval. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en hem verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De feiten vonden plaats op 9 maart 2017 in Ede en op 11 maart 2017 in Arnhem. De verdachte heeft geprobeerd een handtas van een vrouw af te nemen en heeft een overval gepleegd op een kapsalon, waarbij hij geweld heeft gebruikt en dreigende woorden heeft geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet in aanmerking komt voor een voorwaardelijke straf, gezien zijn verleden en het risico op recidive. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en de verdachte verplicht om de schade te vergoeden, met wettelijke rente vanaf de datum van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/740123-17 en 05/720101-17
Datum uitspraak : 28 juni 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
raadsman: mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer: 05/740123-17:
hij op of omstreeks 11 maart 2017 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen handtas, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [benadeelde 1] onverhoeds heeft benaderd en/of
- ( de handvatten van) die handtas van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt (terwijl die [benadeelde 1] genoemde handtas vasthield) en/of
- ( vervolgens) (met kracht) (aan) de handvatten van die handtas (eraf) heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 1] genoemde handtas vasthield),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer: 05/720101-17:
hij op of omstreeks 09 maart 2017 te Ede, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen - geld (ongeveer 300 euro) en/of - een telefoon (vast toestel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- zijn hand in zijn jaszak hield en/of daarbij een (puntig) voorwerp vasthield en/of
- aan die [benadeelde 3] de volgende woorden heeft toegevoegd "Dit is een overval. Ik wil het geld uit de kassa", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een kniptang aan die [benadeelde 3] heeft getoond en/of
- ( vervolgens) briefgeld uit de kassalade heeft gepakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer: 05/740123-17 [1] :
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , PL0600-2017111361-1;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, PL0600-2017111361-13.
Ten aanzien van parketnummer: 05/720101-17 [2] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat verdachte de overval ontkent te hebben gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Door [benadeelde 3] is namens [benadeelde 2] , [adres 2] , aangifte gedaan. Daar staat in dat op 9 maart 2017 omstreeks 10:45 uur een man de kapsalon binnen komt. De man had een oranje jas, winter gevoerd, aan. Aangeefster dacht in eerste instantie dat het een postbezorger van PostNL was, omdat de jas overeenkwam met een jas van een PostNL bezorger. [3] Over de mouw liep een witte strook van boven tot beneden. De jas was voorzien van een capuchon, die de man had dichtgetrokken tot aan zijn wenkbrauwen. [4] De man stond bij de servicebalie en hield zijn rechterhand in zijn rechterjaszak. Aangeefster zag dat de man een puntig voorwerp vasthield. De man zei: ‘Dit is een overval. Ik wil het geld uit de kassa’. De collega van aangeefster, [getuige 1] , heeft de kassalade geopend. De man haalde zijn rechterhand uit zijn jaszak en aangeefster zag dat de man een kniptang vasthield. De man pakte al het briefgeld uit de kassalade en deed het briefgeld in zijn rechterjaszak. Met zijn linkerhand pakte de man vrijwel al het muntgeld uit de kassalade en stopte dit in zijn linker jaszak. [5] De man heeft ongeveer driehonderd euro uit de kassa meegenomen. [6] Aangeefster zag dat de man met grote stappen en versnelde pas naar de uitgang liep. Toen de man bij de uitgang was, deed de man een stap terug en pakte de huistelefoon van de servicebalie. [7]
De aangifte wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 2] . [8]
Bij de noodtrap naast perceelnummer [adres 3] zag verbalisant Wouters omstreeks 11:55 uur een oranje met lichtgrijze jas op de grond liggen. De jas was droog en de grond en de begroeiing erom heen was nat/vochtig. De jas was van het merk Helly Hansen en had een capuchon. De jas is veiliggesteld voor onderzoek door de Forensische Opsporing. [9] In de zak van de oranje/beige Helly Hansen jas zat een brief afkomstig van het Leger des Heils. De inhoud van deze brief had betrekking op de aanmelding van [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1974, op 7 maart 2017. De binnenzijde van de rechtermanchet en de binnenzijde van de kraag en de capuchon zijn bemonsterd. [10] Het DNA van verdachte matcht hiermee. De kans dat het DNA van een willekeurige andere persoon hiermee matcht is kleiner dan één op één miljard. [11]
Door de raadsman is namens verdachte een alternatief scenario naar voren gebracht, inhoudende dat de aangetroffen oranje Helly Hansen jas inderdaad van verdachte was, maar dat verdachte op 9 maart 2017 niet in het bezit was van die jas. Verdachte heeft bij het Leger des Heils zijn jas ingeruild voor een donkere, warmere jas. Verdachte weet niet meer wanneer dit heeft plaatsgevonden, maar in ieder geval voor 9 maart 2017.
Ten aanzien van het naar voren gebrachte alternatieve scenario overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om een verklaring af te leggen. Hij heeft er echter voor gekozen om zich bij de politie op zijn zwijgrecht te beroepen en niet ter terechtzitting te verschijnen. Via zijn raadsman heeft hij ter zitting zijn verklaring/het alternatieve scenario naar voren laten brengen, in plaats van dit zelf te doen. De rechtbank is hierdoor niet in de gelegenheid geweest om nadere vragen te stellen aan verdachte, met name over de omstandigheid dat verdachte op 9 maart 2017 niet in het bezit zou zijn geweest van zijn oranje jas. Hetgeen door de raadsman, als zijnde de verklaring van verdachte, naar voren is gebracht, is verder op geen enkele wijze onderbouwd dan wel aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die op 9 maart 2017 in het bezit was van de oranje Helly Hansen jas en dus de persoon is geweest die de overval op de [benadeelde 2] heeft gepleegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer: 05/740123-17:
hij op
of omstreeks11 maart 2017 te Arnhem,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een handtas,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan,
te doen vergezellen en/of te doen volgenvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [benadeelde 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken en
/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [benadeelde 1] onverhoeds heeft benaderd en
/of
- ( de handvatten van) die handtas van die [benadeelde 1] heeft vastgepakt (terwijl die [benadeelde 1] genoemde handtas vasthield) en
/of
- ( vervolgens) (met kracht) (aan) de handvatten van die handtas (eraf) heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 1] genoemde handtas vasthield),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer: 05/720101-17:
hij op
of omstreeks09 maart 2017 te Ede,
althans in Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- geld (ongeveer 300 euro) en
/of
- een telefoon (vast toestel),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken en
/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- zijn hand in zijn jaszak hield en
/ofdaarbij een (puntig) voorwerp vasthield en
/of
- aan die [benadeelde 3] de volgende woorden heeft toegevoegd "Dit is een overval. Ik wil het geld uit de kassa",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- een kniptang aan die [benadeelde 3] heeft getoond en
/of
- ( vervolgens) briefgeld uit de kassalade heeft gepakt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer: 05/740123-17:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren
Ten aanzien van parketnummer: 05/720101-17:
diefstal, voorafgaand en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis disproportioneel is. Mocht de rechtbank toch tot een veroordeling komen van beide feiten, dan zou verdachte maximaal moeten worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Verdachte wenst hulp te ontvangen en volgens de reclassering is het een haalbare kaart. Daarnaast zou hij direct terecht kunnen in de forensische verslavingskliniek in Almere.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 mei 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Novadic Kentron, gedateerd 15 mei 2017.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot overval, door met geweld te proberen een tas van een vrouw af te nemen. Daarnaast heeft verdachte een overval op een kapsalon gepleegd. Verdachte is uitgegaan van financieel gewin en heeft niet stilgestaan bij de gevolgen die dergelijke daden voor anderen hebben. Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen nog lange tijd last hebben van angstgevoelens en dat komt onder andere ook naar voren uit de toelichting die is gegeven op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] . Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet anders gereageerd kan worden dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat verdachte al meerdere malen is veroordeeld. De opgelegde straffen hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het rapport van Novadic Kentron komt naar voren dat verdachte zich de afgelopen jaren in de criminaliteit begaf. Hij heeft zich vooral bezig gehouden met druggerelateerde delicten, waaronder het smokkelen van drugs. Ondanks veroordelingen en lange perioden van detentie in Aruba en Spanje bleef verdachte deze manier van zijn inkomen vergaren verkiezen boven het hebben van een legaal inkomen door werk. In 2006 heeft verdachte voor de laatste keer inkomen uit legaal werk gehad. De huisvestiging van verdachte is de laatste jaren niet stabiel geweest en bestond uit kamerhuur, detenties en nachtopvang. Er is sprake van cocaïne- en heroïnegebruik sinds ruim 20 jaar. De interventies die in het verleden zijn ingezet hebben niet kunnen voorkomen dat verdachte terugviel in middelengebruik en delictgedrag. Dat lag grotendeels aan verdachte zelf, omdat hij voortijdig afhaakte bij de hulpverlening. Verdachte zegt zijn leven beu te zijn en gemotiveerd te zijn om het een andere wending te geven zonder middelen en criminaliteit. Dit heeft hij in het verleden ook geprobeerd, maar hij wist het niet voor langere tijd vast te houden en hield nazorg af. Het lijkt erop dat verdachte nu alles kwijt is en door het bereiken van deze ‘bodem’ de motivatie voor verandering heeft gevonden. Het ontbreken van stabiliteit en steunende factoren kunnen een positieve motivatie zijn voor verandering, daar verdachte er achter is gekomen dat zijn huidige manier van leven hem meer negatiefs heeft gebracht dan positiefs. Het nastreven en vasthouden van abstinentie is wenselijk om het patroon te kunnen doorbreken. Zowel het recidiverisico als de kans op het onttrekken aan voorwaarden worden hoog ingeschat.
Ondanks het advies van Novadic Kentron en hetgeen de officier van justitie en de raadsman van verdachte ter terechtzitting naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank niet een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. De rechtbank weegt in haar oordeel mee, dat de in het verleden ingezette interventies geen resultaat hebben gehad en dat de kans dat verdachte zich aan de voorwaarden zal onttrekken hoog wordt ingeschat. Verdachte heeft middels zijn advocaat laten weten dat hij hulp wenst te ontvangen. Ook bij de reclassering heeft verdachte dit aangegeven. Naar aanleiding van het advies van Novadic Kentron heeft de rechtbank echter twijfels over de daadwerkelijke motivatie van verdachte en de achterliggende redenen daarvoor. Daarnaast is verdachte niet naar de terechtzitting gekomen om de rechtbank te overtuigen van zijn motivatie tot verandering en het aanvaarden van hulpverlening. Om die reden ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid - mede gelet op het strafblad van verdachte - dan verdachte af te straffen voor de overval en de poging overval die verdachte heeft gepleegd. De rechtbank acht de hierna te noemen gevangenisstraf dan ook passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit met parketnummer 05/740123-17.
Door de benadeelde partij [benadeelde 1] wordt een bedrag gevorderd van € 199,17 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag bedraagt € 1.199,17, met daarbij de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit met parketnummer 05/720101-17. Door de benadeelde partij [benadeelde 2] wordt een bedrag gevorderd van € 200,- aan materiële schade, met daarbij de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is de officier van justitie van mening dat de kosten voor de bloemen en de telefoonkosten niet kunnen worden toegewezen en niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De overige schadeposten dienen te worden toegewezen, met de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente vanaf 11 maart 2017.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] dient in haar geheel te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is de raadsman primair van mening dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd en het bepalen van de hoogte van de geleden schade een onevenredige belasting van het strafgeding op zou leveren. Subsidiair verzoekt de raadsman van verdachte de vordering ten aanzien van de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 500,-.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de raadsman zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. Subsidiair is de vordering niet deugdelijk onderbouwd. Nu het gevorderde bedrag niet kan worden getoetst, vormt de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De reiskosten, opgenomen vrije dag, benzinekosten voor naar de politie en behandelaar en de parkeerbonnen zijn niet onderbouwd en worden om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
De benzinekosten partner, parkeergeld ophalen slachtoffer en kosten voor bloemen zijn geen rechtstreekse schade die [benadeelde 1] als gevolg van de poging overval heeft geleden. De rechtbank acht deze kosten dan ook niet toewijsbaar en zal deze kosten niet-ontvankelijk verklaren.
Het gevorderde bedrag ten aanzien van de tas, € 75,-, betreft naar het oordeel van de rechtbank schade die als gevolg van de poging overval is ontstaan, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Het gevorderde bedrag voor immateriële schade is op geen enkele wijze onderbouwd en zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] voor een bedrag van € 75,- toe en verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 11 maart 2017.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 05/720101-17 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 200,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 maart 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit met parketnummer 05/740123-17 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 1], van een bedrag van
€ 75,-(vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde 1], een bedrag
te betalen van € 75,- (vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
veroordeelt verdachte ten aanzien van het feit met parketnummer 05/740123-17 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 2] ,van een bedrag van
€ 200,-(tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [benadeelde 2], een bedrag
te betalen van € 200,- (tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 4 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.C. Henniphof (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. M.A. Jansen- van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, Overvallenteam, locatie Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2017111361, gesloten op 13 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, Overvallenteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2017108162, onderzoek ON4R01735, gesloten op 25 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] namens [benadeelde 2] , PL060022017108162-1, p. 16 en 17.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] namens [benadeelde 2] , PL060022017108162-1, p. 18.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] namens [benadeelde 2] , PL060022017108162-1, p. 17.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] namens [benadeelde 2] , PL060022017108162-1, p. 18.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] namens [benadeelde 2] , PL060022017108162-1, p. 17.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , PL0600-2017108162-6, p. 23-25.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2017108162-3, p. 40.
10.Het proces-verbaal biologisch vooronderzoek, PL0600-2017108162-16, p. 48-49.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een onderzoek naar biologische sporen en DNA-sporen naar aanleiding van een gewapende overval in Ede op 9 maart 2017 van het NFI, d.d. 23 maart 2017, p. 52 en 53.