ECLI:NL:RBGEL:2017:3357

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
27 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2628
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering jeugdhulp in de vorm van persoonsgebonden budget; beoordeling van noodzakelijkheid en zelfstandigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) aan eiseres, een minderjarig meisje met een blaasaandoening en een licht verstandelijke beperking. Eiseres had een aanvraag ingediend voor jeugdhulp, maar het college van burgemeester en wethouders van Barneveld weigerde deze aanvraag, omdat zij van mening was dat de gevraagde hulp niet noodzakelijk was. In plaats daarvan bood het college hulp in natura aan, waarbij eiseres begeleiding zou krijgen van een professionele instantie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college terecht heeft geoordeeld dat de door eiseres gevraagde jeugdhulp niet meer noodzakelijk was, omdat zij in staat was om zelfstandig te katheteriseren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aangeboden training bij Arta, in samenwerking met het Wilhelmina Kinderziekenhuis, de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van eiseres bevorderde. Eiseres en haar vader hebben de aangeboden hulp echter afgewezen, omdat zij de voorkeur gaven aan een pgb.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de ouders niet konden volstaan met hun voorkeur voor een pgb zonder de noodzaak van de hulp te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet voldoende had aangetoond dat de door het college aangeboden hulp niet adequaat was. De uitspraak benadrukt het belang van zelfstandigheid en zelfredzaamheid in de beoordeling van jeugdhulp aanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 16/2628

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juni 2017

in de zaak tussen

[eiseres] , te Barneveld, eiseres, (wettelijk vertegenwoordigd door [naam] )

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveldte Barneveld, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op de aanvraag om jeugdhulp van eiseres op grond van de Jeugdwet (Jw).
Bij besluit van 24 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2017. Namens eiseres is verschenen [naam] , vader van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door I.A.W. Tilanus.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres, geboren [geboortedatum] 2001, is bekend met een interne aandoening, waardoor de blaas zich niet voldoende ledigt bij het plassen. Daarom moet zij vijf tot zes maal per dag katheteriseren. Zij kent voorts een licht verstandelijke beperking. Namens eiseres is op 6 juni 2015 een aanvraag gedaan voor jeugdhulp vanwege haar blaasaandoening. In overleg met verweerder is de aanvraag om jeugdhulp, voor wat de blaasaandoening betreft, aangepast en heeft de aanvraag betrekking op begeleiding en persoonlijke verzorging voor 18 tot 22 uur per week.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de door eiseres gevraagde jeugdhulp niet (meer) noodzakelijk is. Anders dan uit het pgb-plan van eiseres volgt, is het niet nodig de zorgactiviteiten met betrekking tot het katheteriseren van eiseres geheel over te nemen. Verweerder heeft in dat verband verwezen naar het contact met de behandelend urotherapeute A. Nieuwhof van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Hieruit is naar voren gekomen dat eiseres succesvol heeft geleerd volledig zelfstandig te katheteriseren.
Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat eiseres nog wel begeleiding (aansporen, toezicht) nodig heeft bij het katheteriseren en de daarmee samenhangende activiteiten. Verweerder heeft eiseres daarom de mogelijkheid geboden zich te trainen in zelfstandigheid bij Arta, welke organisatie tezamen met het Wilhelmina Kinderziekenhuis, de kennis en kunde heeft om eiseres te helpen. Arta heeft ervaring met het helpen van jongeren met een verstandelijke beperking en het Wilhelmina Kinderziekenhuis heeft de medische kennis bij het helpen van jongeren. Dit aanbod is door de vader afgewezen. Hij heeft aangegeven de hulp zelf te willen blijven leveren, waarbij de werkzaamheden vergoed worden uit een persoonsgebonden budget (pgb).
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij vanwege de problemen die zij ondervindt bij het katheteriseren jeugdhulp nodig heeft.
4. Op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Jw treft het college, indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
5 Ter zitting is gebleken dat de medische situatie van eiseres rond de zomer van 2016 is gewijzigd. Tijdens de vakantie in Frankrijk verergerde de blaasaandoening en moest zij in Nederland worden geopereerd. Vervolgens is aan eiseres door de zorgverzekeraar op grond van de Zorgverzekeringswet vanaf 29 juni 2016 een indicatie en een pgb voor verpleging en persoonlijke verzorging toegekend.
De rechtbank overweegt dat in beroep ter beoordeling voorligt of verweerder op 24 maart 2016, datum van het besluit op bezwaar, een juist besluit heeft genomen. De rechtbank moet daarbij de feiten en omstandigheden in acht nemen zoals die in de periode tot 24 maart 2016 een rol hebben gespeeld. Ontwikkelingen van na die datum, zoals de verslechtering van de medische situatie bij eiseres, worden niet meegenomen in de beoordeling.
6. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan verweerders vaststelling dat eiseres ten tijde in geding in staat was de handelingen bij het katheteriseren zelf uit te voeren. Voorts heeft verweerder genoegzaam gemotiveerd dat de aangeboden training bij Arta voorziet in de benodigde aanvullende begeleiding. Dat er meer hulp nodig is bij het katheteriseren dan verweerder heeft aangenomen en dat de training bij Arta, in samenwerking met het Wilhelmina Kinderziekenhuis, niet passend is heeft eiseres niet onderbouwd.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de training bij Arta de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van eiseres bevordert, hetgeen, gelet op artikel 2.3, eerste lid, van de Jw, uitgangspunten zijn van de Jw. Ook in zoverre heeft verweerder in overeenstemming met de Jw gehandeld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit bijna 15 jaar oud was en - beter dan voordien - in staat moest zijn om voordeel te trekken uit de aangeboden training. Dat de ouders geen prijs stellen op de training bij Arta en de voorkeur geven aan een pgb, maakt niet dat het besluit onjuist is.
7. Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat zij ook huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een pgb heeft aangevraagd. De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep (en in bezwaar) niet heeft aangevoerd dat verweerder onvolledig heeft beslist op haar aanvraag. Door eerst ter zitting deze grond aan te voeren, terwijl zij daartoe wel eerder in staat was, handelt eiseres in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing laten. De rechtbank gaat, mede gelet op het verhandelde ter zitting, ervan uit dat verweerder alsnog een besluit neemt op dit deel van de aanvraag. In het Gespreksverslag Jeugdhulp Gemeente Barneveld staat immers uitdrukkelijk dat de ouders (tevens) huishoudelijke hulp aanvragen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, voorzitter, mr. G.W. Brands-Bottema, (kinder)rechter en mr. E.C.E. Marechal, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Litjens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 28 juni 2017
Griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.