In deze zaak gaat het om een geschil over de eigendom van een perceel grond dat in 1988 is verkocht door de inmiddels ontbonden vennootschap [naam BV] aan eiseres, maar waarbij de levering nooit heeft plaatsgevonden. Eiseres, de kopende partij, vordert erkenning van haar eigendom of schadevergoeding van gedaagde, die het perceel in 2014 aan zichzelf heeft laten uitkeren in het kader van de vereffening van [naam BV]. De rechtbank Gelderland heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in deze zaak.
De procedure begon met een tussenvonnis van 23 november 2016 en een comparitie op 3 januari 2017. Eiseres stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door het perceel aan zichzelf uit te keren, terwijl hij erkende dat het perceel aan eiseres was verkocht maar niet geleverd. Gedaagde betwist de ondertekening van een relevante akte en stelt dat de vordering tot levering teniet is gegaan.
De rechtbank oordeelt dat de koopovereenkomst uit 1988 niet heeft geleid tot eigendomsoverdracht, omdat de levering nooit heeft plaatsgevonden. De akte van 2 september 2014 is onvoldoende om de eigendom te vestigen. De rechtbank concludeert dat gedaagde eigenaar is geworden van het perceel door de vereffening van [naam BV] en dat eiseres geen recht heeft op schadevergoeding. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.