ECLI:NL:RBGEL:2017:3256
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling in het belang van de minderjarige
Op 11 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, zittende te Zutphen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Gelderland. De zaak betreft een minderjarige, geboren op een onbekende datum, wiens ouders het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van 11 januari 2017 bekrachtigd, die betrekking heeft op de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De gecertificeerde instelling verzocht om bekrachtiging op grond van artikel 1:263, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat de moeder niet voldoende medewerking verleende aan de uitvoering van de aanwijzing.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder sinds december 2016 nauwelijks contact heeft gehad met de gecertificeerde instelling en afspraken niet is nagekomen. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij zich voortaan zal houden aan de aanwijzing, maar de kinderrechter oordeelde dat dit niet voldoende was om het belang van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, omdat de inhoud ervan in het belang van de minderjarige is en de moeder niet vrijwillig heeft ingestemd met de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel.
Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek om een dwangsom bij niet-nakoming van de aanwijzing afgewezen, omdat de moeder heeft aangegeven een coöperatieve houding aan te nemen en een nieuwe start te willen maken met het hulpverleningstraject. De zelfstandige verzoeken van de vader zijn niet ontvankelijk verklaard, omdat de procedure op grond van artikel 1:263 van het BW geen ruimte biedt voor dergelijke verzoeken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open, waardoor de moeder verplicht is de schriftelijke aanwijzing na te leven.