ECLI:NL:RBGEL:2017:3250

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
05/880052-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot overval op supermarkt in Zutphen

Op 22 juni 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 41-jarige man, die werd verdacht van een poging tot overval op de Spar supermarkt aan het Stationsplein in Zutphen op 7 januari 2017. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot afpersing. Echter, de verdediging betwistte de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen die de verdachte op camerabeelden herkenden. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als onbetrouwbaar beoordeeld, omdat zij geen specifieke kenmerken konden noemen die de verdachte identificeerden. Bovendien was er onvoldoende ondersteunend bewijs om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval te bevestigen. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen op zichzelf niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare getuigenverklaringen en de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880052-17
Datum uitspraak : 22 juni 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] .
Raadsvrouw: mr. S.C. Sassen, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 april 2017 en 8 juni 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 januari 2017 te Zutphen, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] en/of Supermarkt [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk een mes, althans een scherp puntig voorwerp, heeft getoond aan die [slachtoffer] en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: 'ik steek je neer, ik steek je neer, geef me je geld', althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) met voornoemd mes in de hand (dreigend) op die [slachtoffer] af is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij, op of omstreeks 7 januari 2017 te Zutphen, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] en/of Supermarkt [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met voormeld oogmerk een mes, althans een scherp puntig voorwerp, heeft getoond aan die [slachtoffer] en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: 'ik steek je neer, ik steek je neer, geef me je geld', althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) met voornoemd mes in de hand (dreigend) op die [slachtoffer] af is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Inleiding
Op 7 januari 2017 is geprobeerd [naam] supermarkt aan [straatnaam] in Zutphen te overvallen. Verdachte is in verband met dit feit aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de twee herkenningen van verdachte onvoldoende betrouwbaar zijn om daaraan enige bewijswaarde toe te kennen. Uit jurisprudentie volgt dat er behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen van camerabeelden/stills. Getuige [getuige 1] noemt geen enkel specifiek kenmerk en heeft verdachte ruim 5 jaar niet gezien. De verklaringen van getuige [getuige 2] zijn onbetrouwbaar en daarom ook niet bruikbaar voor het bewijs. Van consequente verklaringen over het tijdstip waarop verdachte bij haar thuis kwam en van een zeer stellige herkenning van haar kant is geen sprake. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken nu ondersteunend ander bewijs ontbreekt en er zelfs contra-indicaties zijn voor betrokkenheid van verdachte bij de poging tot overval.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is om te komen tot het oordeel dat verdachte de dader is geweest van de overval op [naam] supermarkt op 7 januari 2017. Daarbij is het volgende van belang.
De supermarkt heeft de camerabeelden van het incident aan de politie ter beschikking gesteld en meerdere mensen hebben verklaard verdachte op deze beelden te herkennen. Maar naar het oordeel van de rechtbank is iedere herkenning op zichzelf bezien onvoldoende betrouwbaar dan wel onvoldoende concreet om als bewijs te kunnen dienen. Daarom kunnen de herkenningen ook in onderlinge samenhang niet leiden tot bruikbaar bewijs. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van getuige [getuige 2] , niet alleen over de herkenning van verdachte op de camerabeelden maar met name ook over het tijdstip waarop verdachte de bewuste avond weer bij haar in de woning in Utrecht zou zijn geweest, wisselend en vaag. Daarom kunnen deze verklaringen wegens hun onbetrouwbaarheid niet worden gebruikt; niet in belastende en ook niet in ontlastende zin.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij de man op de beelden herkende als een man die zij kende uit Oldenkotte in Rekken. Zij was daar als beveiliger werkzaam en had veel contact met deze persoon. Uit navraag bleek verdachte de persoon te zijn die zij in gedachten had. De rechtbank overweegt dat [getuige 1] geen specifieke kenmerken van bijvoorbeeld gezicht, postuur, gedrag of houding noemt, die maken dat zij juist deze verdachte op de beelden herkent. Nu uit haar verklaring bovendien volgt dat haar contacten met de door haar bedoelde man van enkele jaren geleden dateren, is de rechtbank van oordeel dat een intensief contact destijds onvoldoende is om aan deze herkenning nu heel grote betekenis toe te kennen. [getuige 1] heeft verder verklaard dat ook anderen tegen haar hebben gezegd verdachte te herkennen op de beelden. Zij noemt enkele namen, maar verdere informatie daarover ontbreekt.
Nadere informatie ontbreekt ook over de verklaring van een behandelaar van GGNet, die tegenover de wijkagent heeft verklaard verdachte te herkennen van de beelden.
Verbalisant [verbalisant] heeft de foto die kort na de aanhouding van verdachte is gemaakt vergeleken met een foto van de dader zoals die op de camerabeelden te zien is. Hij heeft verklaard dat er overeenkomsten zijn in de gelaatstrekken, namelijk in de wenkbrauwen, de neus, het kuiltje in de kin en de wangplooi. De rechtbank stelt vast dat de verbalisant het laat bij deze constatering en hij geen verdere conclusie trekt.
Aangever [aangever] heeft na de zitting van 24 april 2017, waarbij hij aanwezig was, bij de politie verklaard dat hij verdachte tijdens de zitting heeft herkend aan zijn blik, de contouren van zijn gezicht en zijn stem. De rechtbank overweegt dat [aangever] de overvaller tijdens het incident hooguit enkele seconden heeft gezien en gehoord. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de setting waarin deze herkenning heeft plaatsgevonden, maakt dat dit geen objectieve en met de benodigde waarborgen omklede herkenning is. Aangever zag de verdachte tijdens de zitting, waarbij verdachte door de parketpolitie werd binnengebracht en waar verdachte vervolgens werd ondervraagd over de onderhavige poging overval.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel ook dat een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut heeft verklaard dat kan worden bevestigd noch uitgesloten dat het gezicht op de referentiefoto (te weten de foto op de identiteitsstaat van verdachte) van dezelfde persoon is als het gezicht op de geselecteerde afbeeldingen (te weten shots van de camerabeelden).
Ten slotte is voor de rechtbank relevant dat uit onderzoek naar de gegevens van de telefoon, bankrekening en OV-chipkaart van verdachte en het bekijken van beelden van camera’s op station Arnhem geen informatie naar voren is gekomen die verdachte vlak vóór, tijdens en/of vlak ná de overval in Zutphen zou kunnen plaatsen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bovenstaande, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken.
3. De beslissing
De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. E.M. Vermeulen en
mr. T.C. Henniphof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2017.
mr. Vermeulen is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.