ECLI:NL:RBGEL:2017:3114

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
281117 / HA ZA 15-193 / 17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor wateroverlast door gemeente; onrechtmatigheid en schadebegroting

In deze zaak vorderden eisers, wonende te [woonplaats], schadevergoeding van de Gemeente Maasdriel wegens wateroverlast die hun woning heeft aangetast. De rechtbank Gelderland oordeelde dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld door geen adequate regeling te treffen om de woning van eisers aan te passen aan de gevolgen van wateroverlast. De rechtbank verwees naar eerdere vonnissen waarin was vastgesteld dat de Gemeente aansprakelijk was voor de geleden schade. De eisers vorderden onder andere kosten voor herstel van bouwkundige schade, verhuis- en verblijfskosten, schade door waardevermindering van de woning, en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente aansprakelijk was voor de schade, maar dat de hoogte van de schadevergoeding moest worden vastgesteld door deskundigen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar de rol voor uitlating door partijen over de te benoemen deskundigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 281117 / HA ZA 15-193 / 17
Vonnis van 17 mei 2017
in de zaak van
[eiser 1]en
[eiser 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
advocaat: mr. R. Aboukir te Tilburg
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MAASDRIEL
zetelend te Kerkdriel
gedaagde
advocaat: mr. P.E. Bloemendal te Arnhem
Eisers zullen hierna [eisers] en gedaagde de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 juli 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 14 oktober 2015
- de conclusie van repliek van 7 september 2016
- de conclusie van dupliek van 16 november 2016
- de pleidooien van 3 februari 2017; beide advocaten hebben een pleitnota voorgedragen, die zich bij de stukken bevindt; [eisers] hebben bij die gelegenheid een akte inbreng stukken en een akte eiswijziging genomen; abusievelijk is geen (verkort) proces-verbaal van de zitting opgemaakt; wel heeft de griffier aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is voorgevallen.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Voor een weergave van de vastgestelde feiten in het hoofdgeding verwijst de rechtbank naar het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Oost-Nederland van 13 maart 2013 in de zaak met zaak-/rolnummer C/05/215588 / HA ZA 11-709, zoals weergegeven onder 2.1 tot en met 2.10 van dat vonnis.
2.2
In het in die zaak gewezen eindvonnis van de rechtbank Gelderland van 11 september 2013 heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de Gemeente onrechtmatig handelt jegens [eisers] en dat de Gemeente daarom verplicht is de schade die [eisers] lijden, nader op te maken bij staat, te vergoeden.
2.3
Bij arrest van 21 juni 2016 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beide genoemde vonnissen van 13 maart en 11 september 2013 bekrachtigd en de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure, teneinde de schade van [eisers] nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

3.De vordering

3.1
Na wijziging van eis vorderen [eisers] dat de rechtbank de Gemeente zal veroordelen tot betaling aan [eisers] van:
a. € 116.166,05 ter zake de kosten van herstel van de bouwkundige schade aan de woning van [eisers] , alsmede € 5.892,- ter zake de verhuis- en verblijfskosten voor de duur van de herstelwerkzaamheden;
b. € 152.757,- althans € 149.000,- ter zake de schade als gevolg van de waardevermindering van de woning van [eisers] ;
c. € 119.550,-, althans € 54.000,-, althans € 62.500,-, althans € 28.500,-, althans een zodanig bedrag als de rechtbank billijk en redelijk acht, alsmede € 475,-, althans een zodanig bedrag als de rechtbank billijk en redelijk acht, voor elke maand dat [eisers] woongenot derven na het te wijzen eindvonnis zolang het risico op instroming van rioolwater op het perceel en in de woning van [eisers] niet is opgelost;
d. € 34.390,- ter zake vervanging van beschadigde goederen en aangeschafte materialen, alsmede € 63.000,- ter zake verrichte arbeid ter beperking van schade;
e. € 90.000,- ter zake ander nadeel, althans een zodanig bedrag als de rechtbank billijk en redelijk acht;
f. € 907,50, € 750,- en € 1.452,- ter zake de buitengerechtelijke kosten, alsmede € 12.947,- ter zake de advocaatkosten;
g. € 1.533,- ter zake het verhoogd griffierecht, voor zover de Gemeente in de kosten van de procedure wordt veroordeeld;
h. de wettelijke rente over de bedragen genoemd onder a tot en met g, met ingang van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2
De Gemeente voert gemotiveerd verweer. De stellingen van partijen komen hierna verder aan de orde.

4.De beoordeling

4.1
In het onder 2.3 genoemde arrest in het hoofdgeding heeft het hof geoordeeld dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] door de aanpassingen aan het rioolstelsel uit te (laten) voeren zonder daarbij met [eisers] een regeling te treffen die het hen financieel mogelijk maakte hun woning en/of hun perceel hierop op een doeltreffende manier aan te passen, of als dat onmogelijk zou blijken, hen op andere wijze in hun financiële belangen tegemoet te komen (ro. 5.10). Onder 5.11 heeft het daaraan toegevoegd dat de Gemeente derhalve gehouden is de door [eisers] geleden (en nog te lijden) schade te vergoeden. In de onderhavige procedure is de begroting van die schade aan de orde.
4.2
Het niet treffen door de Gemeente van, kort gezegd, een adequate regeling ter preventie van wateroverlast was dus onrechtmatig. De schade als gevolg van deze onrechtmatige daad komt voor rekening van de Gemeente. Die schade is, anders dan de Gemeente betoogt, niet beperkt tot de kosten van de genoemde adequate regeling anno 1997, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente. Als gevolg van het niet treffen van zo’n regeling kan immers ook andere schade dan vertragingsschade zijn ontstaan. In dit verband - hierna, onder 4.10 en 4.12 is dat anders - kan daarom in het midden blijven welke regeling adequaat was en wat de kosten daarvan waren. Wel is juist, zoals de Gemeente het formuleert (conclusie van dupliek, 8), dat het gaat om de schade die [eisers] hebben geleden doordat de Gemeente hen bij het (laten) uitvoeren van de aanpassingen in 1997 geen nadeelcompensatie - in de zin van adequate regeling als hierboven bedoeld - heeft aangeboden. Ook gaat de rechtbank er vanuit dat het indertijd technisch mogelijk was om de gebleken immissie van water te verhoeden, ook al is een desbetreffend aanbod volgens de Gemeente pas in 2013 gedaan.
4.3
In het genoemde arrest heeft het hof vastgesteld dat er sprake is van causaal verband tussen de wateroverlast bij [eisers] vanaf 1998 en de aanleg van de persleiding in 1997 (ro. 5.7), dat [eisers] ook reeds bij intensieve regenbuien en niet alleen bij extreme weersomstandigheden last hebben van de door hen gestelde wateroverlast (ro. 5.8), dat de sinds 2006 door de Gemeente getroffen maatregelen om “water-op-straat-situaties” tegen te gaan niet het beoogde effect hebben gehad (ro. 5.9), dat de vijfde overstroming die op 6 en 7 augustus 2008 plaatsvond [eisers] noodzaakte hun woning te verlaten en elders (in een caravan) te gaan wonen (ro. 5.9), dat de inboedel- en opstalverzekeraar van [eisers] in april 2009 heeft gemeld dat hij de kosten van het instromend water en de schade ten gevolge van de verstopping van het riool niet meer zou vergoeden, terwijl hij die voorheen wel voor zijn rekening had genomen (ro. 5.9) en dat [eisers] vóór de aanleg van de persleiding geen last hadden van wateroverlast zoals later door hen ondervonden (ro. 5.10). Verweren in de onderhavige procedure, die deze vaststellingen betwisten, worden daarom buiten beschouwing gelaten. De Gemeente wijst er bij herhaling op dat er geen causaal verband bestaat tussen, wat zij noemt, het niet aanbieden van nadeelcompensatie en de gestelde schade. De rechtbank kan de Gemeente daarin niet volgen, voor zover de gestelde schade het gevolg is geweest van de door de persleiding ondervonden wateroverlast. Het door het hof aangenomen causale verband tussen de wateroverlast en de aanleg van de persleiding, gecombineerd met de hierboven gedane vaststelling dat het in 1997 technisch mogelijk was om de gebleken immissie van water te verhoeden en er dus een regeling had kunnen worden getroffen die het [eisers] financieel mogelijk zou hebben gemaakt hun woning en/of hun perceel hierop op een doeltreffende manier aan te passen, doet het door de Gemeente genegeerde causale verband immers ook vaststaan.
4.4
De door de rechtbank en het hof in de hoofdprocedure gevolgde constructie is gebaseerd op de vaststelling dat de door [eisers] ondervonden wateroverlast niet behoort tot het normale maatschappelijk risico en dat de Gemeente, door in zo’n geval geen adequate regeling te treffen als hierboven bedoeld, onrechtmatig nalaat jegens [eisers] Die constructie is in het onderhavige geval zodanig dat pas achteraf kan worden vastgesteld of het normale maatschappelijk risico is overschreden. Het is dus niet zo dat die overschrijding (en de onrechtmatigheid) pas na een bepaald moment plaatsvindt. Daarnaast is, zoals gezegd, vastgesteld dát het normaal maatschappelijk risico is overschreden. Met die vaststelling, gecombineerd met het niet treffen van een adequate regeling, is de onrechtmatigheid gegeven. Daarmee verdraagt zich naar het oordeel van de rechtbank niet dat bij de begroting van de schade een percentuele aftrek wegens “normaal maatschappelijk risico” wordt toegepast, zoals de Gemeente heeft betoogd (conclusie van antwoord, 54 e.v.). De aansprakelijkheid is immers niet gegrond op overschrijding van een bepaalde mate van maatschappelijk risico maar, gegeven de overschrijding daarvan, op het niet treffen van een adequate regeling. In het onderhavige geval zou het bepalen van de hoogte van een dergelijke aftrek overigens tamelijk willekeurig zijn. Een substantieel deel van de schade kan immers al ten gevolge van één water-op-straat-situatie zijn geleden.
4.5
De Gemeente heeft aangevoerd dat zij bij brief van 21 januari 2013 aan [eisers] een zogenaamde riooltechnische isolatie van hun perceel heeft voorgesteld en daarvoor € 25.000,- heeft aangeboden. Dit betrof de kosten voor een pompgemaalaansluiting, een afscheidingsmuur en een verhoogde oprit. [eisers] hebben betwist deze brief te hebben ontvangen. Of dat zo is, kan in het midden blijven. Hetzelfde geldt in dit verband (zie echter hierna, onder 4.10 en 4.12) voor de vraag of deze maatregelen alle schade voor de toekomst zouden hebben voorkomen. De Gemeente heeft de kosten voor deze maatregelen immers begroot op € 40.000,-, zodat [eisers] zelf een bedrag van € 15.000,- zouden hebben moeten bijleggen, hetgeen niet van hen kon worden verlangd. Zoals hiervoor reeds is weergegeven is de grondslag van de aansprakelijkheid van de Gemeente nu juist dat zij, gegeven de (achteraf vastgestelde) ernst van de overlast, geen afdoende regeling met [eisers] heeft getroffen. Door te eisen dat [eisers] zelf een substantieel bedrag ter vermijding van schade voor hun rekening nemen, zou aan die grondslag afbreuk worden gedaan. In het midden kan dus ook blijven of [eisers] eventuele schade vanaf 2013 in zoverre aan henzelf hebben te wijten (nog daargelaten dat dát verweer in het kader van artikel 6:101 BW niet is gevoerd).
4.6
Om dezelfde reden kan [eisers] niet worden verweten hun woning of erf niet te hebben opgehoogd. Vóór 1997 hadden zij daar overigens geen enkele aanleiding toe. Los hiervan ontbreekt iedere indicatie omtrent de effectiviteit van een dergelijke maatregel en omtrent de kosten daarvan.
4.7
De genoemde grondslag van de aansprakelijkheid van de Gemeente brengt verder mee dat het er niet toe doet of de Gemeente slechts invloed had op de ligging van de persleiding en niet op de aanleg van de persleiding als zodanig en op de capaciteit van de zuiveringsinstallatie van het waterschap, zoals de Gemeente heeft aangevoerd. Ook los daarvan is de aanwezigheid van mogelijke ‘mededaders’ in de regel niet relevant, als al een beslissing is genomen over de aansprakelijkheid van de desbetreffende persoon, zoals hier de Gemeente, en causaal verband tussen het nalaten van de Gemeente en de opgetreden wateroverlast een gegeven is (zie onder 4.3).
4.8
De Gemeente voert daarnaast aan dat ook de hoogteverschillen ten opzichte van de percelen van de buren aan de wateroverlast van [eisers] hebben bijgedragen. De Gemeente onderbouwt dat echter niet. Los hiervan heeft het hof vastgesteld dat er sprake is van causaal verband tussen de wateroverlast bij [eisers] vanaf 1998 en de aanleg van de persleiding in 1997 en dat [eisers] vóór de aanleg van de persleiding geen last hadden van wateroverlast zoals later door hen ondervonden. Zonder verdere toelichting - die ontbreekt - komt aan de eventuele waterafloop vanaf naburige erven in dit verband derhalve geen betekenis toe.
4.9
[eisers] vorderen een bedrag van € 116.166,05 wegens herstelkosten ten behoeve van hun woning. Daarnaast vorderen zij € 152.757,- (althans € 149.000,-) wegens waardevermindering van de woning. Over beide aspecten heeft de door [eisers] ingeschakelde taxateur-deskundige J.A.A.M. van Erp (hierna: Van Erp) van Heideweg Vastgoed en Advies opgemerkt in zijn rapport van 19 april 2014 (peildatum maart 2014):
De woning (..) voldoet aan de huidige eisen en is in goede staat van onderhoud met uitzondering van de laagste delen van de muren die schade hebben als gevolg van de overstromingen.
Naar aanleiding van de regelmatige overstromingen van het riool heeft de eigenaar enkele jaren geleden de vloeren en keuken vernieuwd. Hierbij zijn de vloeren verhoogd waardoor de verhoudingen in de woning niet meer kloppen: de deuren zijn erg laag geworden (1.91 m1 hoog), klinken zitten te laag etc..
(..)
Directe bouwkundige schade
Dit is de schade door de kosten voor aanpassing van de woning die opdrachtgever heeft om bewoning van het pand weer goed mogelijk te maken en om de beschadigde fundering, vloeren, muren te herstellen. Ook is een post opgenomen voor herstelwerkzaamheden aan de muren die nog moeten plaatsvinden, met name metselwerk en voegwerk is als gevolg van vocht beschadigd. In de fotobijlage is dit goed zichtbaar gemaakt aan de hand van foto’s.
Waardedaling van de woning
Deze waardedaling is het gevolg van het minder courant worden van de woning door de aanpassingen die gedaan zijn om de schade te herstellen als gevolg van de overstromingen. Het verhogen van de vloeren heeft geleid tot een erg lage woonruimte, lage deuren, vensterbanken etc.
Taxateur merkt op dat de WOZ waarde van de onderhavige woning in 2009 fors daalde ten opzichte van 2008, een daling van € 378.500,-- naar € 272.000,-- in procenten een daling van 28,2%. Kennelijk hebben de WOZ taxateurs ook ingezien dat de woning incourant was geworden door de overlast (..)
De huidige WOZ waarde is vastgesteld op € 244.000,--, in de berekening is er echter gerekend met een marktwaarde van € 224.000,-- waarmee ondergetekende de WOZ waarde wat aan de hoge kant beoordeelt.
De hoogte van schade door waardedaling is dus naar de mening van ondergetekende ook afhankelijk van de markt op dat moment. Wil men echter voor eens en voor altijd de verminderde courantheid van deze woning oplossen dan is er slechts 1 oplossing mogelijk en dat is de bestaande bebouwing slopen en compleets nieuw bouwen. Dan zijn de posten als reparatie ook niet meer van toepassing. Als bijlage is een berekening toegevoegd van de kosten van nieuwbouw, hierin is rekening gehouden met een correctiefactor voor “oud voor nieuw”.
Van Erp komt tot een taxatie van de schade “bij reparatie van de bestaande woning” wat betreft “Directe bouwkundige schade” op € 36.100,- (exclusief btw volgens [eisers] ) en wat betreft “Waardedaling van de woning” op € 152.757,- althans € 149.000,-.
4.1
Volgens Van Erp is de waardedaling het gevolg van het minder courant worden van de woning door de door [eisers] aangebrachte aanpassingen daarvan. [eisers] verbinden de waardedaling echter ook aan het zijn van “risico-adres” van de woning: “Er vindt immers geen verhoging van het bouwpeil plaats terwijl de werking van het riool op en rondom hun perceel niet verbetert”. De rechtbank constateert dat dit nadelige aspect ook wordt opgeheven als maatregelen als hiervóór onder 4.5 bedoeld worden genomen. De effectiviteit van die maatregelen en de daarmee gemoeide kosten
(€ 40.000,-) zijn door [eisers] niet dan wel onvoldoende (gemotiveerd) weersproken.
4.11
Volgens Van Erp bedraagt de bouwkundige schade € 36.100,-, bestaande uit
€ 22.000,- voor herstel vloeren en fundering, € 2.400,- voor schilderwerk, € 3.800,- voor stucwerk, € 6.500,- voor het vervangen van de inbouwkeuken en € 1.400,- voor gevelreparaties (productie 10). In hun Akte eiswijziging hebben [eisers] de bouwkundige schade van hun woning echter op een veel hoger bedrag begroot. Deze bedraagt volgens hen € 116.166,05 inclusief btw. Deze begroting is gebaseerd op een in opdracht van [eisers] door Vergnes Expertise B.V. (hierna: Vergnes) vervaardigd rapport van 18 januari 2017 met als inspectiedatum 21 november 2016 In dit rapport worden de volgende schade-onderdelen benoemd:
Wij constateerden ten tijde van onze inspectie dat het pand van claimant diverse beschadigingen/gebreken had.
(..)
Buitenzijde
Scheurvorming voorgevel:
woning Het betreft diverse scheurvorming in het gevelmetselwerk rondom de gevelopeningen in de voorgevel van de woning. (..) De schade is scherp, vers, niet verontreinigd en is duidelijk recentelijk ontstaan. Claimant geeft aan dat de schade voordat de rioolwater problematiek aan het licht kwam, niet aanwezig was.
(..)
Scheurvorming linker zijgevel:
Het betreft trapsgewijze scheurvorming in het gevelmetselwerk rondom de gevelopening in de linker zijgevel van de woning. (..) De schade is scherp, vers, niet verontreinigd en is duidelijk recentelijk ontstaan. Claimant geeft aan dat de schade voordat de rioolwater problematiek aan het licht kwam, niet aanwezig was.
(..)
Scheurvorming achtergevel:
Het betreft diverse scheurvorming in het gevelmetselwerk rondom de gevelopeningen in de achtergevel van de woning. (..) De schade is scherp, vers, niet verontreinigd en is duidelijk recentelijk ontstaan. Claimant geeft aan dat de schade voordat de rioolwater problematiek aan het licht kwam, niet aanwezig was.
(..)
Scheurvorming rechter zijgevel:
Het betreft diverse scheurvorming in het gevelmetselwerk rondom de gevelopening in de rechter zijgevel van de woning. (..) De schade is scherp, vers, niet verontreinigd en is duidelijk recentelijk ontstaan. Claimant geeft aan dat de schade voordat de rioolwater problematiek aan het licht kwam, niet aanwezig was.
(..)
Uitgespoeld voegwerk:
Als gevolg van de hoge waterstanden door de riooloverstromingen is het voegwerk in het buiten metselwerk uitgespoeld. Dit zorgt waarschijnlijk voor vochtdoorslag naar binnen toe.
(..)
Aantasting deurkozijn:
Als gevolg van de diverse hoge waterstanden door het rioolwater is het kozijn in de achtergevel aangetast.
(..)
Deformatie kozijn:
(..)
Binnenzijde
Scheurvorming steenachtige binnenblad:
woning Het betreft diverse scheurvorming in het steenachtige binnenblad rondom de wandopeningen. (..) De schade is scherp, vers, niet verontreinigd en is duidelijk recentelijk ontstaan. Claimant geeft aan dat de schade voordat de rioolwater problematiek aan het licht kwam, niet aanwezig was.
(..)
Scheurvorming in travatin vensterbank:
(..)
Ophoging van de begane grondvloer:
Claimant heeft zelfstandig en met beperkte eigen middelen de woning bewoonbaar gemaakt, door de begane grondvloer doormiddel van schuimbeton te verhogen met ca. 20 cm. (..) als gevolg van de verhoging van de begane grondvloer zijn er te lage doorloophoogtes van de deuropeningen ontstaan, alsmede een te lage 1e trede van de steektrap naar de 1e verdieping. Daarnaast is er een te lage borstwering ontstaan van de raamkozijnen/buitendeuren op de begane grond.
(..)
Buitenzijde
Scheurvorming gevelmetselwerk garage:
garage Het betreft diverse scheurvorming in het gevelmetselwerk rondom de gevelopening van de garage. (..) De schade is scherp, vers, niet verontreinigd en is duidelijk recentelijk ontstaan. Claimant geeft aan dat de schade voordat de rioolwater problematiek aan het licht kwam, niet aanwezig was.
(..)
Aantasting deurkozijn:
Als gevolg van de diverse hoge waterstanden door het rioolwater is het kozijn in de achtergevel aangetast.
(..)
Binnenzijde
Scheurvorming binnen metselwerk garage:
garage Het betreft diverse scheurvorming in het binnen metselwerk rondom de gevelopening van de garage. (..) De schade is scherp, vers, niet verontreinigd en is duidelijk recentelijk ontstaan. Claimant geeft aan dat de schade voordat de rioolwater problematiek aan het licht kwam, niet aanwezig was.
(..)
Wij achten het aanbevelenswaardig de schades aan de vrijstaande woning van claimant duurzaam te laten herstellen (..) Hierbij dient rekening gehouden te worden met het aanpassen van de doorloophoogtes van de binnen- en buitendeuren, het vernieuwen van de steektrap naar de eerste verdieping, nieuwe wandafwerkingen aan de binnenzijde van de woning en het herstellen van de schades aan de buitenzijde van de woning.
(..)
Claimant heeft een offerte opgevraagd voor de herstelwerkzaamheden aan en in de woning bij [Ondernemer] te Geldermalsen. Op basis van deze offerte stellen wij de schade als volgt vast:
- Het aanpassen van de doorloophoogtes van de binnen- en buitendeuren;
- Het vernieuwen van de steektrap naar de eerste verdieping;
- Nieuwe wandafwerkingen aan de binnenzijde van de woning;
- Het herstellen van de schade aan de buitenzijde van de woning.
De ontvangen offerte á
€ 116.166,05incl. BTW vindt u in bijlage 2 van dit rapport.
(..)
Offerte aanpassing woning & renovatie naar waterschade
(..)
1. Binnendeurkozijnen vernieuwen ivm te lage doorloophoogte
(..)
Materiaal-/loonkosten: € 10.580,- excl. BTW

2.Raamkozijnen/buitendeuren vernieuwen ivm te lage borstwering

(..)
Materiaal-/loonkosten: € 42.725,- excl. BTW

3.Vernieuwen steektrap naar 1e verdieping ivm te lage 1e trede

(..)
Materiaal-/loonkosten: € 3.890,- excl. BTW

4.Afwerking woning binnenzijde

a. Demonteren wcd/schakelmateriaal ivm stukadoors-/schilderwerk
b. Wanden begane grond plus trappengat voorprimeren en stukadoren
c. Plaatsen sierkoplatten tbv deurkozijnen en afwerking
d. Aflakken raam- & deurkozijnen, deuren en sausen van de wanden
e. Demonteren sanitair badkamer/toilet
f. De badkamer/toilet tegels verwijderen (ivm schade kozijnen verplaatsen)
g. Wanden glad stukadoren ivm nieuw tegelwerk
h. Wanden badkamer/toilet tegelen, voegen en afkitten
i. Monteren sanitair badkamer/toilet
j. Wcd en schakelmateriaal monteren
k. Opruimen en afvoer vuil
(..)
Materiaal-/loonkosten € 29.910,- excl. BTW

5.Buitenzijde woning scheuren in schoonmetselwerk repareren

(..)
Materiaal-/loonkosten € 8.900,- excl. BTW
4.12
De gestelde waardedaling van de woning is volgens Van Erp het gevolg van het minder courant worden ervan door de door [eisers] aangebrachte aanpassingen daarvan. Het ongedaan maken van die aanpassingen komt echter ook in het rapport van Vergnes over de bouwkundige schade en de daarbij betrokken offerte van [Ondernemer] aan de orde. Die aanpassingen kunnen, bij toekenning van een vergoeding ten behoeve van het ongedaan maken ervan, voor de toekomst redelijkerwijs geen waardedaling meer bewerkstelligen. Voor zover [eisers] aan de waardedaling ook het zijn van risico-adres ten grondslag leggen, kan die waardedaling worden geneutraliseerd door hun het bedrag van € 40.000,- ter beschikking te stellen, dat volgens de Gemeente voldoende is om toekomstige waterimmissie vanuit het riool onder de openbare weg tegen te gaan. Voor toewijzing van een groter bedrag wegens waardedaling is geen aanleiding. Van [eisers] kan immers worden gevergd dat zij hun schade zoveel mogelijk beperken en het genoemde bedrag effectief aanwenden teneinde waterschade voor de toekomst te voorkomen. Ter zake van waardevermindering van de woning zal dus € 40.000,- worden toegewezen. Dit bedrag valt ruimschoots binnen de marges van het verschil tussen de door [eisers] genoemde (en niet betwiste) WOZ-waardes. Daarmee hebben [eisers] overigens geen belang meer bij hun vordering dat de rechtbank bepaalt dat de begroting van toekomstige schade wordt uitgesteld (een vordering die overigens niet in het petitum is opgenomen en wat er verder van zij). Toewijzing van het genoemde bedrag van
€ 40.000,- heeft verder als neveneffect dat de Gemeente voor de toekomst niet geacht kan worden nog onrechtmatig na te laten als in de hoofdprocedure geoordeeld.
4.13
Wat de bouwkundige schade betreft voert de Gemeente terecht aan dat Vergnes slechts - en ook nog op aanwijzen van [eiser 1] - heeft vastgesteld welke bouwkundige schade de woning en garage op 21 november 2016 hadden. De Gemeente betwist dat de geconstateerde schade door de wateroverlast is ontstaan. Zij benadrukt dat de woning al uit de jaren ’30 van de vorige eeuw stamt. Dat rechtvaardigt volgens haar, anders dan [eisers] in hun laatste optelling van de bouwkundige schade hebben gedaan, in ieder geval een aftrek nieuw-voor-oud.
4.14
Dat laatste acht de rechtbank juist. En het eerstgenoemde verweer leidt tot benoeming door de rechtbank van een of meer deskundigen die zal/zullen moeten adviseren omtrent de vraag welke van de gevorderde bouwkundige schadeposten aangemerkt kunnen worden als gevolg van de wateroverlast sinds 1997. Daarbij zal die deskundige(n) dus ook worden opgedragen te bepalen welke aftrek nieuw-voor-oud op de relevante posten moet worden toegepast. Anders dan de Gemeente aanvoert, volgt uit de offerte van [Ondernemer] niet dat [eisers] hun sanitair laten vervangen. Wel moet het blijkens die offerte tijdelijk worden weggehaald om de binnenmuren te kunnen repareren.
4.15
De rechtbank volgt de Gemeente niet in haar visie dat de door [eisers] uitgevoerde noodaanpassingen (verhoging vloer enz.) niet als bouwkundige schade als gevolg van de onrechtmatige daad van de Gemeente aan haar kunnen worden toegerekend dan wel op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eisers] dienen te blijven. Vaststaat immers dat [eisers] die aanpassingen hebben uitgevoerd om hun woning weer enigszins bewoonbaar te maken en dat die aanpassingen dat effect ook hebben gehad. [eisers] hoefden dus niet in de door de Gemeente ter beschikking gestelde caravan te blijven. Voorts staat vast dat de genoemde aanpassingen een waardedrukkend effect op de woning hebben. Van [eisers] kan niet worden gevergd dat zij die aanpassingen voor altijd in stand houden. De met het ongedaan maken van de aanpassingen gemoeide kosten zijn dus in beginsel als schadevergoeding toewijsbaar.
4.16
Dat brengt de rechtbank op de schadepost van het gederfde woongenot. Van gederfd woongenot is stellig sprake geweest maar niet is gebleken van concrete daardoor in het vermogen van [eisers] geleden schade. Met de Gemeente is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende gesteld of gebleken is dat [eisers] wegens het gederfd woongenot kosten hebben gemaakt en/of winst hebben gederfd. [eisers] knopen aan bij de huurwaarde van de woning, doch niet blijkt dat zij die huurwaarde zonder de wateroverlast op enigerlei wijze te gelde zouden hebben gemaakt en/of dat zij kosten hebben gemaakt ter zake van vervangende woonruimte. [eisers] stellen dat zij na 1 februari 2013 voor zes maanden een caravan hebben moeten huren, maar dat wordt niet onderbouwd of toegelicht. Voor zover [eisers] ook immateriële schade onder gederfd woongenot willen laten vallen, wordt daarop hierna nog ingegaan.
4.17
Strikt genomen vallen onder de bouwkundige schade dan wel de vermogensschade wegens gederfd woongenot ook de kosten van de noodaanpassingen die [eisers] in 2013 aan de woning hebben aangebracht. [eisers] vorderen de vergoeding van die kosten echter als een afzonderlijke schadepost. Volgens [eisers] waren de vloeren, de muren, de inbouwkeuken en de douche door de wateroverlast zodanig beschadigd dat deze niet meer functioneerden en enkel nog compleet waren te vernieuwen. Dat wordt op zichzelf niet door de Gemeente betwist. De daarmee gemoeide materiaalkosten (begrepen in het door [eisers] ter zake gevorderde bedrag van € 34.390,-) worden, behalve door het overleggen van een handgeschreven lijst met deels sterk afgeronde bedragen, door [eisers] echter niet onderbouwd. De Gemeente betwist dat [eisers] die kosten hebben gemaakt. Die betwisting hebben [eisers] in hun conclusie van repliek en bij pleidooi niet weersproken, zodat de rechtbank die kosten niet voor vergoeding in aanmerking zal laten komen. Buiten beschouwing kan dan worden gelaten in hoeverre die kosten al vergoed geacht kunnen worden door de uitkering van € 29.000,- die [eisers] naar hun zeggen (akte eiswijziging, 20) van hun verzekeraar hebben ontvangen.
4.18
Ook de door [eisers] gevorderde vergoeding van eigen arbeidsuren
(€ 63.000,-) komt niet voor toewijzing in aanmerking. De Gemeente voert terecht aan dat het gaat om eigen tijd van [eisers] , dat [eisers] gepensioneerd zijn en dat het daarom niet aannemelijk is dat zij de uren anders zouden hebben aangewend voor het verrichten van betaalde arbeid.
4.19
Dan rest in dit stadium nog de gevorderde immateriële schadevergoeding. Met de Gemeente gaat de rechtbank ervan uit dat [eisers] hiermee bedoelen aan te geven dat zij door de ondervonden wateroverlast en de vrees voor herhaling daarvan in hun persoon zijn aangetast als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW. Zij gaan hierbij uit van een duurzame derving van woongenot en van psychische stress. Zij begroten die schade over een periode van achttien jaar aan wateroverlast op € 5.000,- per jaar. Hun stellingen worden ondersteund door een als bijlage 7 bij de dagvaarding gevoegde verklaring van hun huisarts, die onder meer inhoudt:
[eisers] (..) zijn vanaf 1996 in de problemen geraakt vanwege hun zeer beperkte huisvesting. Vanaf 2008 bivakeren deze mensen in de caravan. Met emotioneel een forse last. Veel last van slapeloosheid (..)
4.2
De Gemeente heeft zich er in de eerste plaats op beroepen dat deze vordering gedeeltelijk is verjaard. Zij stelt dat [eisers] de Gemeente voor het eerst op 26 september 2008 aansprakelijk hebben gesteld, zodat ingevolge artikel 3:310 lid 1 BW enkel schade die geleden is na 26 september 2003 voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen. [eisers] hebben daarop niet gereageerd. Naar het oordeel van de rechtbank moet dan inderdaad worden aangenomen dat de vordering wegens deze schade is verjaard, voor zover zij betrekking heeft op de periode vóór 26 september 2003.
4.21
Overlast als door [eisers] ondervonden kan een aantasting in hun persoon opleveren als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW, als die overlast zodanig is dat sprake is van een ernstige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier het geval. Mede gelet op de hiervoor onder 4.3 al weergegeven vaststellingen door het hof dat [eisers] ook reeds bij intensieve regenbuien en niet alleen bij extreme weersomstandigheden last hebben van de door hen gestelde wateroverlast, dat de sinds 2006 door de Gemeente getroffen maatregelen om “water-op-straat-situaties” tegen te gaan niet het beoogde effect hebben gehad, dat de vijfde overstroming die op 6 en 7 augustus 2008 plaatsvond [eisers] noodzaakte hun woning te verlaten en elders (in een caravan) te gaan wonen, alsmede het hierboven weergegeven bericht van de huisarts, acht de rechtbank termen aanwezig [eisers] een vergoeding toe te kennen van € 10.000,-. Daarbij wordt rekening gehouden met de aard van de aansprakelijkheid, de aard van de overlast en ook het incidentele karakter ervan, alsmede met het feit dat [eisers] , zoals zij stellen, in 2013 besloten hebben om een aantal noodreparaties aan de woning aan te brengen, zodat de woning weer enigszins bewoonbaar werd.
4.22
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de naam/namen van de te benoemen deskundige(n) als bedoeld onder 4.14 en over de aan deze(n) te stellen vragen betreffende de ten gevolge van de wateroverlast door [eisers] geleden bouwkundige schade inclusief de aftrek nieuw-voor-oud. Partijen zullen zich gelijktijdig moeten uitlaten. De rechtbank geeft hun in overweging het tevoren eens te worden over de persoon van de deskundige(n) en de aan deze(n) voor te leggen vragen.
4.23
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verwijst de zaak naar de rol van 14 juni 2017 voor gelijktijdige uitlating door partijen als onder 4.22 bedoeld, waarna de zaak weer voor vonnis zal komen te staan;
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2017.