ECLI:NL:RBGEL:2017:3094

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
285046
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verhoging voorschot deskundige in civiele procedure

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een vonnis gewezen in de gevoegde zaken met de zaak-/rolnummers C/05/285046 / HA ZA 15-350 en C/05/285340 / HA ZA 15-364. De eisers, waaronder F.A.V. HOLDING B.V. en een aantal publiekrechtelijke rechtspersonen, hebben een verzoek ingediend tot verhoging van het voorschot op de kosten van het deskundigenbericht. Dit verzoek volgde op een eerder vonnis van 7 september 2016, waarin een deskundigenonderzoek was bevolen en partijen waren veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 4.840,- inclusief BTW. De deskundige H.Ch. Pullen heeft in zijn conceptrapport aangegeven dat het eerder vastgestelde voorschot niet toereikend is en heeft verzocht om een verhoging naar € 6.000,- exclusief BTW per persoon, wat neerkomt op € 7.260,- inclusief BTW.

De rechtbank heeft het verzoek van de deskundige om het voorschot te verhogen, onder aanhouding van verdere beslissingen, inwilligd. In de beslissing is bepaald dat de eisers sub 1 t/m 8 een aanvullend bedrag van € 2.420,- ter griffie moeten storten, evenals de [overledene] in de andere zaak. De rechtbank heeft ook bepaald dat de deskundige zijn definitieve rapport uiterlijk op 26 juni 2017 moet indienen en dat de zaak daarna zal worden verwezen naar de rolzitting voor het nemen van conclusies na het deskundigenbericht.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters S.J. Peerdeman, R.J.J. van Acht en K. van Vlimmeren-van Ommen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis van 26 april 2017
in de gevoegde zaken met zaak-/rolnummer C/05/285046 / HA ZA 15-350 / 592 / 823fh
van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats]
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F.A.V. HOLDING B.V.,
gevestigd te Wassenaar,
eisers,
advocaat mr. A.A. Boot te Amsterdam,
procesadvocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN, MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (VOORHEEN DIENST LANDELIJK GEBIED),
zetelend te ’s-Gravenhage;
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN,
zetelend te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. F. Sepmeijer te ’s-Gravenhage
en met zaak-/rolnummer C/05/285340 / HA ZA 15-364 / 592 / 823fh van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ;
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ;
3.
FRANS ANTON WILLEM JURGENS,
wonende te [woonplaats] ;
4.
[eiser sub 4],
wonende te [woonplaats] ;
5.
[eiser sub 5],
wonende te [woonplaats] ;
6.
[eiser sub 6],
wonende te [woonplaats] ;
7.
[eiser sub 7],
wonende te [woonplaats] ;
8.
[eiser sub 8],
wonende te [woonplaats] ;
allen in hun hoedanigheid van deelgenoot in de onverdeelde nalatenschap van wijlen de heer [overledene] ,
eisers,
advocaat eerst mr. J.P. Hoegee te Nijmegen, nu mr. A.A. Boot te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN, MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (VOORHEEN DIENST LANDELIJK GEBIED),
zetelend te ’s-Gravenhage;
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN,
zetelend te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. F. Sepmeijer te ’s-Gravenhage
Partijen zullen ook hierna weer [eisers sub 1 t/m 8] , de Staat, BBL en de [overledene] genoemd worden.

1.Procedure in beide zaken

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 september 2016 en de daarin genoemde gedingstukken;
  • het conceptrapport van de deskundige H.Ch. Pullen;
  • de reacties van partijen op het conceptrapport;
  • het e-mailbericht van de deskundige van 7 maart 2017 met bijlage;
  • het e-mailbericht van mr. Sepmeijer voornoemd van 8 maart 2017;
  • het faxbericht van mr. Boot voornoemd van 14 maart 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Verdere beoordeling in beide zaken

2.1.
De rechtbank blijft bij wat in het vonnis van 7 september 2017 is overwogen en beslist.
2.2.
Bij dat vonnis is een onderzoek door een deskundige bevolen en zijn partijen [eisers sub 1 t/m 8] en de [overledene] ieder veroordeeld tot betaling van een voorschot ad € 4.840,- inclusief BTW op de kosten van het deskundigenbericht.
2.3.
Naar aanleiding van het commentaar van partijen op het concept-deskundigenrapport heeft de deskundige, teneinde adequaat te reageren en te antwoorden op de vragen/commentaren verzocht het voorschot opwaarts bij te stellen naar 2 x € 6.000,- exclusief BTW (2 x € 7.260,- inclusief BTW).
2.4.
Het verzoek is voldoende gemotiveerd, zodat de rechtbank het - onder aanhouding van iedere verdere beslissing - zal inwilligen.
2.5.
Bij de uiteindelijke begroting van de kosten van het deskundigenbericht zal de deskundige worden gevraagd zijn uren te specificeren.

3.Beslissing

De rechtbank
3.1.
in de zaak met nummer C/05/285046 / HA ZA 15-350:
bepaalt dat [eisers sub 1 t/m 8] ter aanvulling op het voorschot op de kosten van het deskundigenbericht € 2.420,- ter griffie zal storten aan de hand van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen;
3.2.
in de zaak met nummer C/05/285340 / HA ZA 15-364:
bepaalt dat de [overledene] ter aanvulling op het voorschot op de kosten van het deskundigenbericht € 2.420,- ter griffie zullen storten aan de hand van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen;
3.3.
in beide zaken voorts:
3.3.1.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden;
3.3.2.
bepaalt dat de deskundige niet met de behandeling van de commentaren behoeft te
beginnen dan nadat hij door de griffier in kennis is gesteld van de ontvangst van de hiervoor onder 3.1 en 3.2 bedoelde betalingen;
3.3.3.
bepaalt dat de deskundige uiterlijk op 26 juni 2017 zijn definitieve rapport ter griffie zal indienen;
3.3.4.
verwijst de zaak naar de vierde rolzitting na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van conclusies na deskundigenbericht aan de zijde van [eisers sub 1 t/m 8] en de [overledene] of voor bepaling vonnis;
3.3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.J. Peerdeman, R.J.J. van Acht en K. van Vlimmeren-
van Ommen, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.