In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen de vennootschap Ontad Gida Insaat San. Ve Ltd.Sti, gevestigd in Turkije, en de besloten vennootschap Oliva B.V., gevestigd in Nederland. De kern van het geschil draait om een koopovereenkomst die in 2014 zou zijn gesloten tussen Ontad en Oliva met betrekking tot de verkoop van machines en verpakkingsmateriaal voor de productie van theesticks. Ontad vordert betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 141.863,12, vermeerderd met rente en kosten, terwijl Oliva betwist dat er een overeenkomst is gesloten en stelt dat de betaling van € 28.000,00 slechts een aanbetaling was voor een lening aan een nog op te richten vennootschap.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de EEX-verordening, aangezien Oliva in Nederland is gevestigd. De partijen zijn het niet eens over wie de wederpartij is bij de overeenkomst en wat de inhoud daarvan is. Oliva stelt dat [persoon B] als gevolmachtigde van de nog op te richten vennootschap [bedrijf A] heeft gehandeld, terwijl Ontad dit betwist. De rechtbank heeft aangegeven dat het recht van toepassing is dat wordt bepaald door het Haags Vertegenwoordigingsverdrag, en dat Turkse recht van toepassing kan zijn op de beoordeling van de vertegenwoordiging.
De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wijze waarop het Turkse recht moet worden toegepast in deze zaak. Tevens is vastgesteld dat het Weens Koopverdrag van toepassing is op de overeenkomst, aangezien beide landen partij zijn bij dit verdrag. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering, afhankelijk van de uitkomst van de beoordeling van de vertegenwoordiging en de inhoud van de overeenkomst.