ECLI:NL:RBGEL:2017:307

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
05/880995-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in strafzaak met wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingediend door de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland. De vordering was gericht tegen de veroordeelde, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor verduistering. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat voorlopig werd geschat op € 124.545,-. Tijdens de zittingen op 5 juli 2016, 20 december 2016 en 3 januari 2017 is de zaak behandeld, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.J.M. van Roy.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten, gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. In een eerder vonnis van dezelfde rechtbank was bewezen verklaard dat de veroordeelde een bedrag van € 123.544,- had verduisterd, toebehorende aan een benadeelde partij. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot dit bedrag en heeft de ontnemingsvordering afgewezen, omdat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil werd geschat na in mindering brengen van de vordering van de benadeelde partij.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ontnemingsvordering niet aanhouding behoeft en heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters C.H.M. Pastoors (voorzitter), D.R. Sonneveldt en M.W. Stoet, in aanwezigheid van griffier mr. M. Langstraat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/880995-15
Datum zitting : 5 juli 2016, 20 december 2016 en 3 januari 2017
Datum uitspraak: 17 januari 2017
tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats] ,
raadsman : mr. A.J.M. van Roy, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 124.545,-.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 5 juli 2016 zitting heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 20 december 2016 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. A.J.M. van Roy, advocaat te Amsterdam.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. De raadsman heeft verzocht de behandeling van de ontnemingsprocedure aan te houden in afwachting van het vonnis.
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft zich verzet tegen aanhouding van de ontnemingsprocedure.

4.De beoordeling van de vordering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de vordering van benadeelde partij [naam] in de hoofdzaak toe te wijzen en de ontnemingsvordering af te wijzen. Subsidiair, indien de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de ontnemingsvordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van benadeelde partij [naam] gelijkluidend is aan de vordering tot ontneming.
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden beoordeeld en zal de ontnemingszaak niet aanhouden.
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 17 januari 2017 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
In voornoemd, op 17 januari 2017 uitgesproken vonnis heeft de rechtbank – samengevat – bewezen verklaard dat verdachte in totaal een bedrag van € 123.544,- heeft verduisterd, toebehorende aan [naam] . De vordering van benadeelde partij [naam] is toegewezen tot een bedrag van € 123.544,-.
De rechtbank brengt de vordering van de benadeelde partij in mindering op het wederrechtelijk verkregen voordeel en zal, gelet op het vorenstaande, vaststellen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op nihil.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op
nihilen wijst de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Aldus gegeven door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015239375, gesloten op 28 oktober 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.