ECLI:NL:RBGEL:2017:3009

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
05/740334-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door een 27-jarige man

Op 6 juni 2017 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland te Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man uit Heerde. De man werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes, die destijds 12 en 15 jaar oud waren. De rechtbank sprak de man vrij van de beschuldiging met betrekking tot het tweede slachtoffer, maar achtte het eerste feit bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met het eerste slachtoffer, dat in de periode van 5 augustus 2014 tot oktober 2014 meerdere keren seksueel contact met de verdachte had gehad. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ongelijkwaardige verhouding tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij het leeftijdsverschil en de omstandigheden van de relatie een belangrijke rol speelden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals aanbevolen door de reclassering. Daarnaast werd de verdachte verplicht tot het ondergaan van een ambulante behandeling voor zijn psychische stoornissen. De rechtbank kende ook schadevergoeding toe aan het slachtoffer voor de geleden immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740334-14
Datum uitspraak : 6 juni 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsman: mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2015, 10 januari 2017 en 23 mei 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014
tot en met 30 september 2014 te Heerde, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] 1999, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of
- het likken van haar vagina en/of
- het zich door die [slachtoffer 1] laten pijpen,
terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 te Heerde, met [slachtoffer 2] , geboortedatum [geboortedatum 3] 1998, buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of
- het tongzoenen met die [slachtoffer 2] ,
terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van feit 1: [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 5 augustus 2014 tot oktober 2014 heeft verdachte met [slachtoffer 1] (hierna te noemen: aangeefster), geboren op [geboortedatum 2] 1999 meerdere malen seks gehad, bestaande uit vaginale en orale seks [2] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft daartoe betoogd dat sprake is van seksueel contact met een ontuchtig karakter, gelet op het leeftijdsverschil en de ongelijkwaardige verhouding tussen verdachte en aangeefster.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Er is volgens de raadsman geen sprake van ontuchtige handelingen. Verdachte en aangeefster hadden immers een affectieve relatie en hebben op vrijwillige basis seks met elkaar gehad.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het seksueel contact tussen aangeefster en verdachte in de gegeven omstandigheden ontuchtig van karakter was, als bedoeld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de reikwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Zoals uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis blijkt, heeft de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
Gelet op bovenstaand toetsingskader voor de vraag of sprake is van ontucht als bedoeld in artikel 245 Sr is, stelt de rechtbank allereerst vast dat het leeftijdsverschil tussen aangeefster en verdachte, die ten tijde van de tenlastelegging respectievelijk 15 jaar en 24 jaar oud zijn, groot is. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich hiervan bewust was, aangezien hij zijn werkelijke leeftijd heeft verzwegen en niet alleen tegen aangeefster, maar ook tegen getuige [getuige 1] , een vriend van aangeefster, heeft gezegd dat hij 19 jaar oud was [3] .
Daarnaast heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte “een soort van depressief was” en dat hij tegen haar had gezegd dat hij zich, als hij bij haar was, beter voelde en dat hij zich ongelukkiger voelde als hij niet meer bij haar was [4] . In de GSM van aangeefster zijn onder andere berichten aangetroffen waarin verdachte aangeefster vraagt of ze nog één ding voor hem kan doen, te weten nog één keer met hem naar bed gaan en een bericht waarin hij schrijft “Ik voel me leeg en emotieloos van binnen, elke waarde van het leven is compleet weg doordat jij mij liet genieten (..)” [5] en in een ander bericht van verdachte is geschreven “Sinds hij met jou praatte was hij serieus weer gelukkig” [6] . Deze berichten ondersteunen de overtuiging van de rechtbank dat verdachte actief inspeelde op het gevoel van aangeefster.
Daarbij komt uit de aangifte, de verklaringen van haar moeder en getuigen alsmede de vele WhatsApp-berichten naar voren dat wanneer aangeefster het contact met verdachte afhoudt, hij haar blijft benaderen door berichten te sturen [7] , te dreigen met verspreiding van (een) foto(’s) van haar in ondergoed als zij geen contact met hem opneemt [8] , cadeautjes bij haar ouderlijk huis neer te leggen [9] , via vrienden uit te zoeken waar aangeefster is of haar contact met hem te laten opnemen [10] en bij haar ouderlijk huis te posten en te eisen dat zij hem geld zal terugbetalen [11] .
Gelet op het grote leeftijdsverschil in samenhang met de bovengenoemde omstandigheden oordeelt de rechtbank dat verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op aangeefster en dat er dus geen sprake was van een evenwichtige affectieve relatie tussen verdachte en aangeefster. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan seksuele handelingen die sociaal-ethisch niet aanvaard zijn en derhalve een ontuchtig karakter hebben.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtig handelen met de destijds 15-jarige aangeefster, bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Ten aanzien van feit 2:
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte seksueel is binnengedrongen in het lichaam van [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ). Verdachte heeft steeds ontkend dat hij geslachtsgemeenschap met [slachtoffer 2] heeft gehad en de aangifte van [slachtoffer 2] vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Ook uit de WhatsApp-berichten van verdachte, die door [naam 1] zijn overgelegd, kan niet worden afgeleid dat dit chatgesprek tussen verdachte en [naam 1] over [slachtoffer 2] gaat.
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (26 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1431) vormt enkel het geven van een tongzoen onvoldoende grond voor een bewezenverklaring op grond van artikel 245 Sr.
Nu verdachte de seksuele handelingen ontkent en ander concreet bewijs niet voorhanden is, dient verdachte te worden vrijgesproken van dit feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
(op meerdere tijdstippen
)in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2014
tot en met 30 september 2014 te Heerde, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] 1999, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en
/of
- het likken van haar vagina en
/of
- het zich door die [slachtoffer 1] laten pijpen,
terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Hij vordert verder dat de in beslag genomen I-phone 6 verbeurd wordt verklaard dan wel onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hij heeft hierbij verwezen naar de conclusies van de psychiater in het Pro Justitia rapport. Voorts heeft raadsman naar voren gebracht dat de ten laste gelegde feiten zeer oud zijn, verdachte zijn lesje heeft geleerd en zich bewust onthoudt van contact met jongere meisjes. Er is daarom voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen plaats meer.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan.Ook heeft de rechtbank gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 april 2017;
- vier reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland, gedateerd 24 december 2014, 21 oktober 2015, 4 januari 2017 en 22 mei 2017;
- een Pro-Justitia rapport van [naam 2] , psychiater, gedateerd 9 maart 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een nog jong meisje. Hij heeft met het meisje dat toen nog geen zestien jaar was, meerdere malen seks gehad, bestaande uit vaginale en orale seks. Verdachte heeft bewust zijn werkelijke leeftijd verzwegen en misbruik gemaakt van zijn overwicht door het meisje, al dan niet via vrienden, actief te blijven benaderen en in te spelen op haar gevoel. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Blijkens haar slachtofferverklaring heeft het handelen van verdachte een grote impact op haar leven gehad en heeft dat nog steeds.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat het een oud feit betreft.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de reclasseringsadviezen en voornoemd Pro Justitia rapport. Daaruit komt naar voren dat verdachte lijdt aan parafilie en kenmerken heeft van een autistiforme stoornis als PDD NOS en enige kenmerken van een antisociale persoonlijkheid, alsmede een milde vorm van ADHD. Verdachte heeft een voorkeur voor meisjes jonger dan 16 en ouder dan 12 jaar en door zijn aandoeningen heeft hij onvoldoende remming op zijn pedoseksuele impulsen. Het ten laste gelegde is hem daarom in verminderde mate toe te rekenen. Door de genoemde stoornis is het inlevingsvermogen van verdachte beperkt en heeft hij zeer rigide en starre opvattingen over seks met jonge meisjes. Er is sprake van een hoog recidive risico.
De aanbeveling in het psychiatrisch rapport luidt:
“ Er dient goed toezicht op betrokkene gehouden te worden door de Reclassering. Voorts is
een ambulante behandeling nodig waarin betrokkene meer inzicht verwerft in de schade van
het plegen van ontucht en meer inzicht krijgt in zijn eigen functioneren.
(..) De rapporteur beveelt in dit geval een (deels) voorwaardelijke straf aan met een ambulante
behandeling bij een forensische polikliniek als de Tender of Kairos als voorwaarde en een
toezicht door de Reclassering.”
Op basis van de bevindingen van het onderzoek door Pro Justitia adviseert de reclassering in haar recente advies een ambulante forensische behandeling op te leggen in combinatie met verplicht reclasseringscontact. De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de deskundige en maakt die tot de hare. Verdachte zal in verminderde mate toerekeningsvatbaar worden verklaard.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande en alle feiten en omstandigheden, waaronder de ouderdom van het feit, redenen om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank vindt wel een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Met de deskundige is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een (ambulante) behandeling zal ondergaan om herhaling te voorkomen. De rechtbank zal daarom van de gevangenisstraf een groot deel in voorwaardelijke vorm opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde tot het ondergaan van een ambulante behandeling. Dit fors voorwaardelijk deel dient er dan ook toe om verdachte ertoe te bewegen deze behandeling te voltooien.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven Iphone (s), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is/zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is voorbereid.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schade en € 177,57 aan materiële schade.
Tevens heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] een contactverbod op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 6.177,57 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het gevorderde bedrag te hoog is gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen en verzoekt het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsman betoogd dat het gevorderde bedrag bovenmatig en niet onderbouwd is.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank acht met betrekking tot de immateriële schade een bedrag van € 2.000,00 redelijk en toewijsbaar.
Nu ook verweer is gevoerd met betrekking tot de materiële schade en de vordering voor wat betreft de telefoon- en portokosten niet is onderbouwd, zal enkel het gevorderd bedrag voor de reiskosten, te weten € 152,57 worden toegewezen.
De vordering dient tot het totaalbedrag van € 2.152,57 te worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 30 september 2014.
De rechtbank ziet geen aanleiding aan verdachte een contactverbod op te leggen, nu niet is gebleken dat verdachte na aanvang van zijn vervolging [slachtoffer 1] nog heeft benaderd of lastig gevallen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde onder 2. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.000,00 aan immateriële schade en € 713,18 aan materiële schade.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 7 dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis, tussen 13:00 en 15:00 dient te melden bij Reclassering Nederland, Advies en Toezichtunit 5 Oost, De Dobbe 70-74, 8032 JX Zwolle en zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich voor zijn stoornissen (AD(H)D, PDD-NOS, en/of parafilie) onder behandeling zal stellen bij forensische psychiatrische polikliniek De Waag, De Pompestichting locatie Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp(en), te weten: Iphone (s);

De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 2.152,57 (tweeduizendeenhonderdtweeënvijftig euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. J.B.J. Driessen en mr. W.J. Koops, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noordwest Veluwe opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015048006, gesloten op 18 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal informatie gesprek zeden met [slachtoffer 1] p. 36; het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] p. 46-48; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2017; het proces-verbaal van verhoor p. 250; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 166.
3.Het proces verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 44; een schriftelijke bescheid inhoudende een uitdraai van WhatsApp berichten uit de telefoon van [slachtoffer 1] p. 54 bovenaan en p. 98;
4.Het proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 16 februari 2016.
5.een schriftelijke bescheid inhoudende een uitdraai van WhatsApp berichten uit de telefoon van [slachtoffer 1] p. 104
6.Een schriftelijke bescheid inhoudende een uitdraai van WhatsApp berichten uit de telefoon van [slachtoffer 1] p. 154
7.een schriftelijke bescheid inhoudende uitdraaien van WhatsApp berichten d.d. 5 oktober en 11 oktober, uit de telefoon van [slachtoffer 1] p. 95, 105, 106.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 45; een schriftelijke bescheid inhoudende print-screen van WhatsApp bericht d.d. 12 oktober uit de telefoon van [naam 1] p. 192; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] p. 264; een schriftelijke bescheid inhoudende een uitdraai van WhatsApp berichten uit de telefoon van [slachtoffer 1] p. 142.
9.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 45; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 166.
10.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 45; het proces-verbaal van bevindingen p. 176; een schriftelijke bescheid inhoudende print-screen van WhatsApp bericht d.d. 12 oktober uit de telefoon van [naam 1] p. 192; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] p. 250; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] met bijlagen p. 258, 260, 261.
11.Het proces-verbaal verhoor aangeefster p. 74; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] p. 264; een mutatie rapport incident 8 december 2014 p. 168; een schriftelijke bescheid inhoudende een uitdraai van WhatsApp berichten uit de telefoon van [slachtoffer 1] p. 56.