ECLI:NL:RBGEL:2017:3005

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
05/880474-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en afpersing van taxichauffeur onder bedreiging met vuurwapen

Op 6 juni 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft op 19 en 20 november 2015 een taxichauffeur, hierna aangeduid als aangever, meermalen van zijn vrijheid beroofd en onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen om geld en zijn werkportemonnee af te geven. De verdachte, die zich in een coffeeshop bevond, heeft de taxichauffeur in zijn taxi laten rijden naar verschillende locaties, waarbij hij de taxichauffeur op meerdere momenten bedreigde en opsloot in de kofferbak van de taxi. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en dat hij geen verantwoording heeft afgelegd voor zijn daden tijdens de terechtzittingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de aangever, die door de bedreigingen en het geweld ernstige angst heeft ervaren. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding hebben geëist, toegewezen, met uitzondering van enkele posten die niet onderbouwd waren. De rechtbank heeft daarnaast een vuurwapen, dat in beslag was genomen, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880474-16
Datum uitspraak : 6 juni 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen.
Raadsvrouw: mr. G.P. Lückens - van der Laan, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 december 2016, 28 februari 2017 en 23 mei 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode (de nacht) van 19 november 2015 (op) tot en met 20 november 2015 te Apeldoorn en/of Zutphen en/of Lichtenvoorde en/of Winterswijk en/of elders in Nederland, op of aan de openbare wegen tussen voornoemde plaatsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en/of (een) contant(e) geldbedrag(en) (te weten een geldbedrag totaal groot 145 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een/zijn portemonnee (met inhoud, te weten: een geldbedrag totaal groot 145 euro, althans een geldbedrag) en/of zijn pinpas en/of pincode en/of geld (te weten een geldbedrag groot 250 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-bij die [slachtoffer 1] in de taxi is gestapt en/of
-(vervolgens) een (gas)revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft
getoond en/of getoond gehouden en/of heeft gericht en/of gericht gehouden op/aan die
[slachtoffer 1] en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen om een/zijn portemonnee af te geven en/of
-(daar) (een) contant(e) geldbedrag(en) uit heeft gehaald en/of
-die [slachtoffer 1] heeft opgedragen om hem zijn pinpas en pincode te geven en/of
-die [slachtoffer 1] heeft gedwongen om een maximaal geldbedrag te pinnen met zijn pinpas en/of
-die [slachtoffer 1] (meermalen) (te weten: 3 maal) heeft gedwongen om in de kofferbak van de/zijn
(eigen) taxi te gaan liggen
(waarbij hij telkens de (gas)revolver gericht hield op die [slachtoffer 1] ))
en/of
waarbij hij die [slachtoffer 1] (meermalen) dreigende woorden heeft toegevoegd als: 'Niet liegen, anders ga ik knallen' en/of 'er staan mensen bij je huis' en/of 'we weten waar je ouders wonen' en/of 'we pakken je hele familie als je niet meewerkt', althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2015 te Winterswijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), te weten:
-(1 maal) een bedrag van 150 euro en/of
-(1 maal) een bedrag van 400 euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de pinpas en pincode (welke hij, verdachte, even tevoren door middel van afpersing had verkregen) van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 november 2015 tot en met 20 november 2015 te Apeldoorn en/of Zutphen en/of Lichtenvoorde en/of Winterswijk en/of elders in Nederland opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte:
-die [slachtoffer 1] onder bedreiging van een (gas)revolver en/of met woordelijke bedreigingen
gedwongen om (gedurende lange tijd) rond te rijden in een/zijn (eigen) taxi en/of
-die [slachtoffer 1] (meermalen, te weten 3 maal) gedwongen om in de kofferbak van een/zijn
(eigen) taxi te gaan liggen,
(onder bedreiging van een (gas)revolver en/of met woordelijke bedreigingen)) (waarbij) hij, verdachte, die kofferbak (telkens) heeft afgesloten en/of (vervolgens) achter het stuur is gaan zitten en het gas heeft ingetrapt en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] (al die tijd) (voor kortere en langere periodes) in de kofferbak heeft laten liggen;
4.
hij op of omstreeks 23 augustus 2016 te Apeldoorn een wapen van categorie III, te weten een (gas)revolver, voorhanden heeft gehad.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat
verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
aangevoerd dat dit feit, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich de telefoon van aangever wederrechtelijk heeft toegeëigend, dat niet bewezen kan worden verdachte aangever heeft bedreigd met de bewoordingen zoals deze zijn ten laste gelegd en voorts dat niet bewezen kan worden dat verdachte aangever gedwongen heeft tot de afgifte van 250 euro.
Ten aanzien van de overige feiten heeft zij zich gerefereerd.
Beoordeling door de rechtbank [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] ; [2]
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] ; [3]
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie; [4]
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris; [5]
- de verklaring van getuige [getuige] , pag. 710-712 en 742
- het proces-verbaal van bevindingen inzake de pintransacties; [6]
- het proces-verbaal van bevindingen inzake het onderzoek naar het wapen. [7]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt daarbij nog, dat zij, anders dan de raadsvrouw, voor de diefstal van de telefoon wel voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig acht. De rechtbank overweegt daarover dat verdachte, door de telefoon van aangever uit het middenconsole te pakken en de telefoon een tijd onder zich te houden, de telefoon aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken. De rechtbank leidt uit die handeling van verdachte af dat hij het oogmerk heeft gehad om als heer en meester te beschikken over dat goed, zodat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van die telefoon. Verdachte heeft bekend dat hij een telefoon van aangever heeft afgepakt.
Ook voor het gedwongen afgeven van € 250,00 acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Verdachte heeft verklaard dat hij meer geld vroeg aan aangever nadat verdachte de portemonnee van aangever had ontvangen. Verdachte heeft verder daarover verklaard dat aangever toen bij ABN/AMRO in Winterswijk € 200,- à
€ 300,- in Winterswijk heeft gepind. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ook voor deze delen van de tenlastelegging sprake is van een bekennende verdachte.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode (de nacht) van 19 november 2015 (op) tot en met 20 november 2015 te Apeldoorn en
/ofZutphen en
/ofLichtenvoorde en
/ofWinterswijk en/of elders in Nederland, op of aan de openbare wegen tussen voornoemde plaatsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en
/of (een
)contant
(e)geldbedrag
(en) (te weten een geldbedrag totaal groot 145 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
/of
met het oogmerk om zich
en/of anderenwederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een/
zijnportemonnee (met inhoud, te weten:
een geldbedrag totaal groot 145 euro, althanseen geldbedrag) en
/ofzijn pinpas en
/ofpincode en
/ofgeld (te weten een geldbedrag groot 250 euro),
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
-bij die [slachtoffer 1] in de taxi is gestapt en
/of
-
(vervolgens
)een
(gas
)revolver,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpheeft
getoond en
/ofgetoond gehouden en
/ofheeft gericht en
/ofgericht gehouden op
/aandie
[slachtoffer 1] en
/of
-
(vervolgens
)die [slachtoffer 1] heeft gedwongen om een
/zijnportemonnee af te geven en
/of
-
(daar
) (een
)contant
(e)geldbedrag
(en)uit heeft gehaald en
/of
-die [slachtoffer 1] heeft opgedragen om hem zijn pinpas en pincode te geven en
/of
-die [slachtoffer 1] heeft gedwongen om een maximaal geldbedrag te pinnen met zijn pinpas en
/of
-die [slachtoffer 1]
(meermalen
) (te weten: 3 maal
)heeft gedwongen om in de kofferbak van
de/zijn
(eigen
)taxi te gaan liggen
(waarbij hij telkens de
(gas
)revolver gericht hield op die [slachtoffer 1]
))en
/of
waarbij hij die [slachtoffer 1]
(meermalen
)dreigende woorden heeft toegevoegd als: 'Niet liegen, anders ga ik knallen' en
/of'er staan mensen bij je huis' en
/of'we weten waar je ouders wonen' en
/of'we pakken je hele familie als je niet meewerkt',
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks 20 november 2015 te Winterswijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een)geldbedrag
(en
), te weten:
-
(1 maal
)een bedrag van 150 euro en
/of
-
(1 maal
)een bedrag van 400 euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte die
/datweg te nemen geldbedrag
(en
)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de pinpas en pincode (welke hij, verdachte, even tevoren door middel van afpersing had verkregen) van die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 19 november 2015 tot en met 20 november 2015 te Apeldoorn en
/ofZutphen en
/ofLichtenvoorde en
/ofWinterswijk en/of elders in Nederland opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers heeft hij, verdachte:
-die [slachtoffer 1] onder bedreiging van een
(gas
)revolver en
/ofmet woordelijke bedreigingen
gedwongen om
(gedurende lange tijd
)rond te rijden in
een/zijn
(eigen
)taxi en
/of
-die [slachtoffer 1]
(meermalen, te weten 3 maal
)gedwongen om in de kofferbak van
een/zijn
(eigen
)taxi te gaan liggen,
(onder bedreiging van een
(gas
)revolver en
/ofmet woordelijke bedreigingen
)) (waarbij
)hij, verdachte, die kofferbak
(telkens
)heeft afgesloten en
/of (vervolgens
)achter het stuur is gaan zitten en het gas heeft ingetrapt en
/of (daarbij
)die [slachtoffer 1]
(al die tijd
) (voor kortere en langere periodes
)in de kofferbak heeft laten liggen;
4.
hij op
of omstreeks23 augustus 2016 te Apeldoorn een wapen van categorie III, te weten een
(gas
)revolver, voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
afpersing
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk iemand van zijn vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 april 2017;
- een Pro Justitia rapport van P.K.J. Ronhaar, psychiater, en J. Heerschop, GZ-psycholoog, gedateerd 18 mei 2017;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 23 november 2016 en 22 mei 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich die avond en nacht schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit door [slachtoffer 1]
, taxichauffeur, meermalen van zijn vrijheid te beroven en beroofd te houden. Ook heeft
hij aangever, onder bedreiging van een vuurwapen, zijn werkportemonnee en geld afhandig
gemaakt. Verdachte was die avond bij Coffeeshop De Waterpijp en zag, toen hij naar buiten
liep, aangever, zijnde taxichauffeur, in zijn taxi zitten. Hij heeft gewacht tot aangever als eerste
in de rij stond en is toen ingestapt met het plan om aangever, naar aanleiding van – naar zeggen
van verdachte – een eerder akkevietje, terug te pakken. Verdachte heeft aangever vervolgens via
Zutphen en Lichtenvoorde naar Winterswijk laten rijden. Onderweg heeft hij aangever, naast de
bedreiging met het vuurwapen, op meerdere momenten ook woordelijk bedreigd en heeft hij
aangever tot drie maal toe opgesloten in de kofferbak van zijn taxi. Vervolgens heeft verdachte
zich de inhoud van de werkportemonnee van aangever wederrechtelijk toegeëigend, heeft hij
aangever geld laten pinnen van zijn bankrekening en heeft hij later zelf ook twee keer geld
gepind van de rekening van aangever.
Verdachte heeft, zo blijkt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring, door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijke bewegingsvrijheid van aangever. Daarnaast is aangever veel angst aangejaagd en kan niet worden uitgesloten dat aangever hiervan ook op de langere termijn psychologische schade van zal ondervinden . Zo staat in de schriftelijke slachtofferverklaring onder meer dat aangever de situatie vanaf het begin als erg bedreigend heeft ervaren en dat hij, hoe verder hij tijdens de taxirit van Apeldoorn af reed op weg naar Winterswijk, zich steeds angstiger voelde. Vooral de bedreigingen die verdachte uitte maakte hem steeds banger en ook de momenten waarop hij in
de kofferbak van zijn taxi werd opgesloten en de bedreigingen die daarbij werden geuit, waren bijzonder angstaanjagend. In de verklaring van aangever zegt hij ook: “Ik heb inderdaad een
sigaret opgestoken. Ik heb kort gedacht dat het mijn laatste sigaret wel eens kon zijn.”
Een en ander rekent de rechtbank verdachte dan ook in ernstige mate aan.
Ten nadele van verdachte spreekt voorts het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat verdachte al meerdere malen met politie en justitie in aanraking is gekomen voor vermogens- en geweldsdelicten en daarvoor ook is veroordeeld. Die veroordelingen alsmede de daarin begrepen waarschuwingen weerhouden verdachte kennelijk niet van het opnieuw plegen van strafbare feiten. Integendeel, verdachte heeft met dit strafbare laten zien dat hij er niet voor terugdeinst geweld aan meer ernstige aard te gebruiken dan hij in het verleden heeft gedaan.
Uit het Pro Justitia rapport – opgesteld naar aanleiding van de observatie van verdachte in het
Pieter Baan Centrum blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling
van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische en
ook antisociale trekken. Krenkbaarheid en enige zelfingenomenheid, externaliseren, matige
gewetensfuncties en beperkte empathische vermogens staan hierbij op de voorgrond. De
deskundigen zien geen aanwijzingen voor verdergaande intellectuele beperkingen en ook voor
een stoornis op het gebied van middelengebruik worden geen aanwijzingen gezien. Vanwege
het tijdsbeloop van de ten laste gelegde feiten en verdachtes controle daarbij, zien de
deskundigen geen beperkende doorwerking van de bij verdachte vastgestelde
persoonlijkheidsstoornis, zodat zij geen aanleiding zien voor een advies deze feiten in
verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Omdat de deskundigen niet kunnen onderbouwen dat verdachtes persoonlijkheidsstoornis zijn
vermogen tot het maken van keuzes en afwegingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten heeft
beperkt en zij in het verlengde daarvan evenmin een pathologisch bepaald recidivegevaar
kunnen onderbouwen, zien de deskundigen geen aanleiding tot het geven van een advies tot
behandeling in een gedwongen kader.
Uit de inhoud van dit rapport maakt de rechtbank op dat verdachte ten aanzien van het ten laste
gelegde volledig toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank volgt deze
conclusie en maakte deze tot de hare.
Naar aanleiding van de conclusies die gesteld zijn in het hiervoor genoemde Pro Justitia rapport
ziet Reclassering Nederland in hun aanvullend rapport van 22 mei 2017 geen reden van het
eerder gegeven advies af te wijken en geadviseerd wordt dan ook geen bijzondere voorwaarden
op te leggen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en dat hij over deze feiten geen enkele verantwoording heeft afgelegd op de terechtzitting(en).
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat oplegging van een
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
De rechtbank acht derhalve, alles afwegende, de vrijheidsbenemende straf die door de officier van justitie is geëist, passend en geboden. Derhalve zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven vuurwapen, met welk het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

9. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van

de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.735,-, waarvan € 935,- voor materiële schade en € 2.800,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.515,83,- voor materiële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van zowel de materiële- als de immateriële schade van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]op het standpunt gesteld dat deze schade toegewezen kan worden met uitzondering van de post ‘contant geld uit portemonnee van benadeelde’ voor een bedrag van € 135,- aangezien dit bedrag aan het taxibedrijf toebehoort. De officier van justitie vordert daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede toewijzing van de wettelijke rente.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de kostenpost ‘kasgeld en omzet’ voor een bedrag van € 145,-, de kostenpost ‘kabel/afdekkap’ voor een bedrag van € 15,- en de kostenpost ‘taxirit Apeldoorn-Winterswijk’ voor een bedrag van € 232,39, allen toegewezen kunnen worden. De officier van justitie vordert daarbij tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede toewijzing van de wettelijke rente. Ten aanzien van de kostenpost ‘kosten extra personeel’ refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van deze benadeelden op het standpunt gesteld dat de door zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] gevorderde inhoud van de werkportemonnee, te weten respectievelijk € 135,- en € 145,- niet tweemaal opgevoerd kan worden en dat dit bedrag maar één keer toegewezen kan worden. Ten aanzien van de kostenpost ‘kosten extra personeel’ stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat deze onvoldoende onderbouwd is.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht ten aanzien van beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. De raadsvrouw voert daarbij aan dat de dreiging met gevangenisstraf in redelijkheid moet kunnen leiden tot betaling door verdachte en dat dat in casus niet het geval is, gezien de financiële positie van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]als gevolg van bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering dient tot het navolgende bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2016, te worden toegewezen.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • Opname geld € 250,00
  • Opname geld € 150,00
  • Opname geld € 400,00
  • Immateriële schade
Totaal € 3.300,00
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de opgevoerde kosten inzake de inhoud van de werkportemonnee, te weten € 135,-, te worden afgewezen, nu uit het dossier is gebleken dat de werkportemonnee met inhoud aan zijn werkgever [slachtoffer 2] toebehoorde.
De rechtbank overweegt voorts dat zij voor de immateriële schade een bedrag naar redelijkheid en billijkheid heeft geschat, waarbij zij mede in acht heeft genomen wat in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding pleegt te worden toegekend.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd, geen aanleiding om hier van af te zien.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]als gevolg van bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering dient tot het navolgende bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2016, te worden toegewezen.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • Kasgeld + omzet € 145,00
  • Kabel/afdekkap € 15,00
  • Taxirit Apeldoorn - Winterswijk
Totaal € 392,39
Wat betreft het meer of anders gevorderde, te weten de kostenpost ‘Kosten extra personeel’ zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, aangezien deze vordering onvoldoende onderbouwd is.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd, geen aanleiding om hier van af te zien.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 91, 282, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens munitie.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaar;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 3.300,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

wijst af de vordering tot schadevergoedingten bedrage van € 135,-, ingediend door de
benadeelde partij [slachtoffer 1];
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 3.300,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 43 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 392,39, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag
te betalen van € 392,39vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een vuurwapen (gasmiddel), ME 38 compact, zilverkleurig, wapennummer 058225,
kaliber 9 mm.
Dit vonnis is gegeven door mr. J.B.J. Driessen, voorzitter, mr. S.H. Keijzer en mr. W.J. Koops, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2017.
Mr. W.J. Koops en mr. S.H. Keijzer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van politie Eenheid
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pag. 531-545
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pag. 554-560
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 451-457
5.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 26 augustus 2016
6.Proces-verbaal van bevindingen inzake de pintransacties, pag. 593
7.Proces-verbaal van bevindingen inzake het onderzoek naar het wapen, pag. 795-796