ECLI:NL:RBGEL:2017:300

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
05/862682-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van uitkeringsfraude en heling na onvoldoende bewijs van opzet

Op 17 januari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van uitkeringsfraude en heling. De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere zittingen op 18 juli 2016, 20 december 2016 en 10 januari 2017. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met een medeverdachte, die een bijstandsuitkering ontving, opzettelijk de inlichtingenverplichting had geschonden door belangrijke financiële informatie niet te verstrekken aan de gemeente Apeldoorn. Dit zou hebben geleid tot onterecht voordeel uit de bijstandsuitkering.

De verdediging pleitte voor algehele vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de onrechtmatigheid van de bijstandsuitkering van de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte en de medeverdachte een gezamenlijke huishouding voerden, er niet bewezen kon worden dat de verdachte wist dat de medeverdachte in strijd met de inlichtingenverplichting handelde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J.B.J. Driessen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. C. Aalders.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/862682-13
Datum uitspraak : 17 januari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] ,
raadsman: mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 18 juli 2016, 20 december 2016 en 10 januari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 3 november 2014 in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de
benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte en/of zijn mededader wist/wisten, althans redelijkerwijze moest/moesten vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten het recht van [naam] op een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader (telkens) aan de gemeente Apeldoorn niet opgegeven/gemeld: - alle inkomsten en/of vermogen (geld en/of auto's) en/of - bankrekeningen met nummers ING [bankrekeningnummer 1] (tnv [naam] ) en/of ING [bankrekeningnummer 2] (tnv [naam] en [verdachte] ) en/of - dat genoemde [naam] pasgemachtigde is van bankrekeningnummer ING [bankrekeningnummer 2] en/of - vakanties (Oostenrijk en/of Dominicaanse Republiek) - de samenwoning met genoemde [naam] en/of de feitelijke woonsituatie
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 3 november 2014, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning [adres 2] , althans een woning en/of van de in die woning aanwezige voorzieningen, zoals gas en/of water en/of elektriciteit en/of eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, wetende dat die voorzieningen en/of die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, welke door [naam] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrifte of door oplichting of door verduistering, in elk geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van
enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde. Daarbij heeft de officier van justitie opgemerkt dat verdachte een gezamenlijke huishouding voerde met zijn medeverdachte [naam] . Gelet op de financiële verstrengeling tussen hen, moet verdachte hebben geweten dat [naam] ten onrechte een (volledige) bijstandsuitkering had en had hij opzet op het voordeel trekken van uit misdrijf verkregen opbrengsten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor algehele vrijspraak gepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [naam] heeft gehandeld in strijd met de op haar rustende inlichtingenverplichting.
Met de betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. In de strafzaak van medeverdachte [naam] heeft de rechtbank geoordeeld dat verdachte en [naam] in de ten laste gelegde periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Daarmee kan er vanuit worden gegaan dat verdachte heeft genoten van in de woning van [naam] aanwezige voorzieningen.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier kan echter niet volgen dat verdachte zonder meer wist dat [naam] handelde in strijd met de op haar rustende inlichtingen verplichting en daarmee ten onrechte een (volledige) bijstandsuitkering ontving.
Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

3.De beslissing

De rechtbank spreekt van verdachte vrij van het hem tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2017.